13 JUNI 2006. - Koninklijk besluit betreffende de na te leven procedure bij uitzendarbeid in het kader van een erkend tewerkstellingstraject.
HOOFDSTUK I. - Voorafgaande kennisgeving van de uitzendarbeid in het kader van een erkend tewerkstellingstraject.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Verlenging van de uitzendarbeid in het kader van een erkend tewerkstellingstraject.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Algemene bepalingen.
Art. 4-5
HOOFDSTUK I. - Voorafgaande kennisgeving van de uitzendarbeid in het kader van een erkend tewerkstellingstraject.
Artikel 1. § 1. Uitzendarbeid in het kader van een erkend tewerkstellingstraject is slechts toegelaten mits voorafgaande kennisgeving daarvan aan de vakbondsafvaardiging van het personeel in de onderneming van de gebruiker.
Deze kennisgeving dient schriftelijk te gebeuren en dient de naam te vermelden van de betrokken uitzendkracht, de periode gedurende dewelke de uitzendarbeid zal worden uitgeoefend, evenals de identificatie van het betrokken tewerkstellingstraject.
§ 2. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging in de onderneming van de gebruiker dient de in § 1 bedoelde voorafgaande kennisgeving te worden gedaan aan het Sociaal Fonds voor de Uitzendkrachten.
In dit geval vermeldt de kennisgeving tevens de naam en het adres van de gebruiker, alsook het nummer van het paritair comité waaronder deze laatste ressorteert.
Art.2. Een afschrift van de in artikel 1 bedoelde kennisgeving moet, binnen drie werkdagen na de aanvang van de uitzendarbeid in het kader van een erkend tewerkstellingstraject, worden toegezonden aan de bevoegde inspecteur-districtshoofd van de Algemene Directie van het Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
HOOFDSTUK II. - Verlenging van de uitzendarbeid in het kader van een erkend tewerkstellingstraject.
Art.3. De verlenging van de periode van uitzendarbeid in het kader van een erkend tewerkstellingstraject is slechts toegelaten voor zover met betrekking tot die verlenging opnieuw de procedure als bedoeld in hoofdstuk I van dit besluit wordt toegepast.
HOOFDSTUK III. - Algemene bepalingen.
Art.4. Op 1 augustus 2006 treden in werking :
1° artikel 56 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;
2° dit besluit.
Art. 5. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 juni 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
P. VANVELTHOVEN.