Details





Titel:

15 SEPTEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering voor de financiering van toegepast biomedisch onderzoek met een primair maatschappelijke finaliteit.. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-11-2006 en tekstbijwerking tot 18-03-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1, 1/1
HOOFDSTUK II. - Karakteristieken van het financieringskanaal voor het onderzoek.
Afdeling 1. - Definitie en doelstellingen.
Art. 2-3
Afdeling 2. - Kenmerken van projectvoorstellen en projectaanvragers.
Art. 4-5
HOOFDSTUK III. - Maximaal steunpercentage en cumulatie met andere steun.
Afdeling 1. - Maximaal steunpercentage.
Art. 6
Afdeling 2. - Cumulatie met andere steun.
Art. 7
HOOFDSTUK IV. - Procedure voor het behandelen van projectvoorstellen.
Art. 8-13
HOOFDSTUK V. - Beslissingsbepalingen en -criteria.
Art. 14-19
HOOFDSTUK VI. - Eigendomsrechten en valorisatie.
Art. 20-21
HOOFDSTUK VII. - Toezicht.
Art. 22-26
HOOFDSTUK VIII. - Geheimhouding.
Art. 27
HOOFDSTUK IX. - Verzoek tot herziening.
Art. 28
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art. 29-30
BIJLAGE.<
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2007035504  2015036628 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [1 ...]1
  2° [1 ...]1
  3° [1 wet op de ziekenhuizen: gecoördineerde wet van 10 juli 2008;]1
  4° [1 FWO: het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, vermeld in artikel 15, § 2, van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid, en opgericht bij de notariële akte van 21 juni 2005 in de vorm van de privaatrechtelijke stichting van openbaar nut Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen;"]1
  5° [1 raad van bestuur: de raad van bestuur van het FWO, vermeld in artikel 17, § 2, van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid;]1
  6° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het wetenschaps- en innovatiebeleid;
  7° O&O actor : rechtspersoon met activiteiten in het domein van onderzoek en innovatie;
  8° [2 social profit]2 actor : een rechtspersoon met een doelstelling van niet-industriële of niet-commerciële aard;
  9° [1 Vlaamse universiteit: de instellingen vermeld in artikel II.2 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;]1
  10° [1 Vlaamse hogeschool: de instellingen vermeld in artikel II.3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;]1
  11° Vlaamse [2 social profit]2 O&O actor : een in het Vlaamse Gewest gevestigde non-profit O&O actor evenals een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigde Vlaamse universiteit of Vlaamse hogeschool;
  12° Vlaams universitair ziekenhuis : de ziekenhuisinstellingen die in uitvoering van de wet op de ziekenhuizen aangewezen zijn als universitair ziekenhuis, en of in het Vlaamse Gewest, of als deel van een Vlaamse universiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd zijn;
  13° Vlaams ziekenhuis : ziekenhuisinstellingen met de hoedanigheid van [2 social profit]2 actor gevestigd in het Vlaamse Gewest, waarop de wet op de ziekenhuizen van toepassing is zonder tezelfdertijd een Vlaams universitair ziekenhuis te zijn;
  14° coördinator : lid van een consortium dat ten overstaan van het [1 FWO]1 instaat als vertegenwoordiger van de aanvragers en daarnaast ook instaat voor de coördinatie van de activiteiten van de toegekende projectsteun;
  15° medeaanvrager : aanvrager-lid van een consortium van aanvragers dat niet de coördinator is;
  16° onderaannemer : derde door de aanvragers voorzien om in hun opdracht specifieke uitvoerende projectactiviteiten te realiseren, en die niet de hoedanigheid heeft van aanvrager;
  17° begunstigde : aanvrager van een projectvoorstel aan wie het [1 FWO]1 als contractant de projectsteun toekent;
  (18° het Instituut voor Tropische Geneeskunde : het Prins Leopold Instituut voor Tropische Geneeskunde, gelegen te Antwerpen.) <BVR 2007-02-16/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 42, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2022-01-21/15, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2022>

Art.1/1. [1 De raad van bestuur kent onderzoeksprojecten en onderzoekskredieten toe om de wetenschappelijke excellentie van het toegepast biomedisch onderzoek te stimuleren. De raad van bestuur legt de interne procedures van technische en praktische aard vast voor de aanvraag, behandeling, evaluatie, selectie en toekenning van de onderzoeksprojecten. Het FWO maakt de interne procedures openbaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-01-21/15, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2022>


HOOFDSTUK II. - Karakteristieken van het financieringskanaal voor het onderzoek.
Afdeling 1. - Definitie en doelstellingen.
Art.2. Biomedisch onderzoek is onderzoek met een sterke focus op het verwerven van inzicht in de basis van ziekte en gezondheid bij de mens. Toegepast biomedisch onderzoek is toepassingsgedreven biomedisch onderzoek waarbij wetenschappelijke bevindingen uitgewerkt en vertaald worden naar klinische toepassingen. Onderzoek met een primair maatschappelijke finaliteit is onderzoek met een maatschappelijke toepasbaarheid waarvoor op het ogenblik van indiening de industriële interesse beperkt is.

Art.3. Voor het verlenen van steun aan op projectmatige basis uitgevoerd toegepast biomedisch onderzoek met een primair maatschappelijke finaliteit, wordt een financieringskanaal ingesteld. Binnen de perken van de begrotingskredieten worden hiervoor middelen voorzien.

Afdeling 2. - Kenmerken van projectvoorstellen en projectaanvragers.
Art.4.(Een projectvoorstel kan worden ingediend door een Vlaams universitair ziekenhuis, een Vlaams ziekenhuis of door het Instituut voor Tropische Geneeskunde.) <BVR 2007-02-16/39, art. 2, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (Daarnaast kan een projectvoorstel eveneens worden ingediend door een consortium van aanvrager dat minstens een Vlaams universitair ziekenhuis, een Vlaams ziekenhuis of het Instituut voor Tropische Geneeskunde bevat. Diverse Vlaamse [1 social profit]1 O&O actoren kunnen optreden als aanvrager in zo'n consortium. De Vlaamse universitaire ziekenhuizen, Vlaamse ziekenhuizen en het Instituut voor Tropische Geneeskunde dienen een relevante bijdrage te leveren. Dit wordt gedefinieerd als een minimale participatie in het voorstel van begroting volgens de bepalingen van artikel 5 en een relevante inhoudelijke bijdrage, wat zal vastgesteld worden in de projectevaluatie, uitgevoerd zoals toegelicht in de artikelen 9 tot en met 18 van dit besluit.) <BVR 2007-02-16/39, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Niet Vlaamse [1 social profit]1 O&O actoren kunnen optreden als medeaanvrager binnen de perken van artikel 5.
  ----------
  (1)<BVR 2022-01-21/15, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2022>

Art.5.Een projectvoorstel bevat een voorstel van begroting met een overzicht van de kosten verbonden aan de uitvoering van het project. In geval van een voorstel door een consortium van aanvragers omvat het voor elke projectaanvrager een voorstel van deelbegroting.
  [2 Het FWO stelt werkings-, uitrustings-, en personeelskredieten ter beschikking aan onderzoeksploegen. De kredieten van het FWO worden in een overeenkomst omschreven. Het FWO en de betrokken instelling staan in voor de controle op de aanwending van de kredieten. De onderzoeksploegen rapporteren daarover aan het FWO]2
  Het voorstel van begroting wordt opgesteld volgens de richtlijnen van het [1 FWO]1.
  (Bij een consortium van aanvragers dient de voorgestelde begroting voor Vlaamse universitaire ziekenhuizen, Vlaamse ziekenhuizen, respectievelijk het Instituut voor Tropische Geneeskunde gecumuleerd minimaal 10 % van de totale voorgestelde begroting te bedragen.) <BVR 2007-02-16/39, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Bij steunverlening kunnen uitvoerende deeltaken uitbesteed worden aan een onderaannemer : de uitbesteding mag niet meer dan 30 % van de totale begroting bedragen. [2 Als dat omstandig gemotiveerd wordt in het projectvoorstel, kan bij grootschalige of multicentrische studies tot 50% van de totale begroting worden toegekend aan een onderaannemer.]2
  De voorgestelde begroting van de niet-Vlaamse actoren kan cumulatief niet meer dan 20 % van de voorgestelde totale begroting bedragen.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2022-01-21/15, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2022>

HOOFDSTUK III. - Maximaal steunpercentage en cumulatie met andere steun.
Afdeling 1. - Maximaal steunpercentage.
Art.6.De steun voor een projectvoorstel bedraagt maximaal 100 % van de kosten die overeenkomstig artikel 5 aanvaard worden.
  [1 Het maximaal toe te kennen steunbedrag bedraagt 2.000.000 euro en de projectduur bedraagt minimaal twee en maximaal vier jaar. Als dat omstandig gemotiveerd wordt in het projectvoorstel, kan tot 2.500.000 euro steun worden toegekend voor grootschalige of multicentrische studies.]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-01-21/15, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2022>

Afdeling 2. - Cumulatie met andere steun.
Art.7. Projectkosten komen enkel in aanmerking voor de toekenning van steun wanneer ze geen andere vorm van steun van de Vlaamse Overheid of van een andere publiekrechtelijke persoon ontvangen.

HOOFDSTUK IV. - Procedure voor het behandelen van projectvoorstellen.
Art.8.De projectvoorstellen moeten worden geformuleerd overeenkomstig de handleiding voor aanvraagprocedure en -modaliteiten die het [1 FWO]1 vastlegt en bekendmaakt. Hierbij wordt tevens voorzien in een uiterste indiendatum in de loop van elk kalenderjaar.
  De raad van bestuur oordeelt over de ontvankelijkheid van een projectvoorstel met het oog op een grondige behandeling op basis van de formele indieningsvoorwaarden en instructies zoals bedoeld hierboven in dit artikel.
  Een projectvoorstel dat niet ontvankelijk verklaard wordt, wordt uitgesloten van verdere behandeling.
  [2 Het FWO deelt aan de projectaanvrager of, in geval van een consortium van aanvragers, aan de coördinator van het projectvoorstel de gemotiveerde beslissing over de ontvankelijkheid van het projectvoorstel mee binnen de 60 kalenderdagen]2. Naast de ontvankelijkheidanalyse kan de raad van bestuur een preselectie doorvoeren op basis van de mate waarin de operationele doelstellingen tegemoet komen aan de doelstellingen van het programma.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2022-01-21/15, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2022>

Art.9. De raad van bestuur stelt een expertencollege samen. De raad van bestuur kan bovendien additionele materiedeskundigen aanstellen die voor specifieke aspecten van individuele dossiers schriftelijk een advies dienen uit te brengen. Het expertencollege stelt een gemotiveerd advies op naar de finale beslissing toe.

Art.10.De beslissing tot steun door het [1 FWO]1 wordt gebaseerd op het advies van het expertencollege. Het IWT beslist tevens over de omvang van de goedgekeurde begroting, de startdatum van de projectuitvoering en over eventuele specifieke voorwaarden.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.11.[1 Het FWO deelt de beslissing, vermeld in artikel 10, mee aan de projectaanvrager of, in geval van een consortium van aanvragers, aan de coördinator binnen de 244 kalenderdagen ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-01-21/15, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2022>

Art.12. Bij beslissing voor steunverlening wordt voorzien in een steunovereenkomst, opgesteld volgens een typeovereenkomst goedgekeurd door de raad van bestuur.

Art.13.In geval een project in consortiumverband wordt uitgevoerd sluiten de projectaanvragers een consortiumovereenkomst af die als bijlage bij de overeenkomst vermeld in artikel 12 wordt gevoegd. De coördinator maakt deze consortiumovereenkomst ter goedkeuring over aan het [1 FWO]1 ten laatste na 4 maanden na het uitsturen van de overeenkomst bedoeld in artikel 12.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK V. - Beslissingsbepalingen en -criteria.
Art.14.Het [1 FWO]1 kan een negatieve beslissing nemen of bijkomende voorwaarden stellen :
  1° indien een projectaanvrager niet voldoet aan verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid;
  2° indien een projectaanvrager blijk heeft gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige projectvoorstellen, onder meer inzake informatieverstrekking, inhoudelijke of financiële verplichtingen of verslaggeving.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.15. De raad van bestuur steunt bij zijn beslissingsvoorstel om aan een projectvoorstel dat ontvankelijk verklaard werd al dan niet steun te verlenen op twee beoordelingsassen :
  1° de wetenschappelijke kwaliteit van het projectvoorstel;
  2° de maatschappelijke utilisatieperspectieven van het projectvoorstel.

Art.16. Voor de beoordeling van de wetenschappelijke kwaliteit worden volgende criteria gebruikt :
  (a) bijdrage tot de 'state of the art' en het belang van de doelstellingen;
  (b) risico en haalbaarheid van de doelstellingen;
  (c) kwaliteit van het werkplan, haalbaarheid van de uitvoering van het werkplan en kosteneffectiviteit;
  (d) aanwezige competentie in het consortium van aanvragers en infrastructuur;
  (e) mate waarin de operationele doelstellingen tegemoet komen aan de doelstellingen van het programma vanuit wetenschappelijk-technisch standpunt.

Art.17. Voor de beoordeling van de maatschappelijke utilisatieperspectieven worden volgende criteria gebruikt :
  (a) potentieel voor maatschappelijke toepassingen in Vlaanderen en maatschappelijk belang van de vooropgestelde toepassingen;
  (b) haalbaarheid van de vooropgestelde maatschappelijke utilisatie in Vlaanderen en mogelijke impact van utilisatie van de projectresultaten op de gezondheidssituatie Vlaanderen;
  (c) planning voor transfer en maatschappelijke utilisatie in Vlaanderen van de projectresultaten;
  (d) aanwezige competentie en ervaring in het consortium van aanvragers naar utilisatie;
  (e) mate waarin de operationele doelstellingen tegemoet komen aan de doelstellingen van het programma vanuit utilisatiestandpunt.

Art.18. Voor elk criterium wordt een score uitgebracht door het expertencollege. De twee beoordelingsdimensies, met name de wetenschappelijke kwaliteit en de utilisatieperspectieven krijgen een gelijk gewicht in de finale score.

Art.19.Het [1 FWO]1 legt jaarlijks verantwoording af bij de Vlaamse Regering inzake het beheer van het financieringskanaal.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK VI. - Eigendomsrechten en valorisatie.
Art.20.De begunstigde van gesteunde projecten is eigenaar van de onderzoeksresultaten. Bij een consortium van begunstigden is elke begunstigde in principe eigenaar van de resultaten van het uitgevoerde deelproject tenzij anders gestipuleerd in de consortiumovereenkomst. In geval de begunstigde een [1 universiteit]1 [1 betreft, gelden]1 de bepalingen van artikel [1 IV. 48 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-01-21/15, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2022>

Art.21. De begunstigde verbindt zich ertoe alle inspanningen te leveren die redelijkerwijze mogen verwacht worden om de projectresultaten toepasbaar te maken voor maatschappelijke doeleinden in Vlaanderen. Indien de begunstigde dit niet naleeft dient de begunstigde akkoord te gaan met een overdracht van de toepasbaarheid van de projectresultaten naar een derde partij.

HOOFDSTUK VII. - Toezicht.
Art.22.Het [1 FWO]1 wordt belast met het toezicht op de aanwending door de begunstigde van de steun die krachtens dit besluit wordt toegekend.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.23.De begunstigde levert op geregelde tijdstippen schriftelijk verslag aan het [1 FWO]1 betreffende de vordering van het project en de geleverde prestaties. Hij brengt ook na afloop een eindverslag uit over het verloop en de resultaten van het project, de aanwending van de steun en de vooruitzichten voor maatschappelijke utilisatie in Vlaanderen.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.24.De begunstigde die de voorwaarden en de bepalingen waaronder de steun werd toegekend niet naleeft, wordt in gebreke gesteld. Vanaf de ingebrekestelling wordt elke verdere steun aan het project geschorst. Het [1 FWO]1 vordert terugbetaling van de oneigenlijk aangewende steun.
  Indien het project in consortiumverband wordt uitgevoerd, is de terugvordering beperkt tot de steun die de in gebreke gestelde begunstigde heeft ontvangen.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.25.De begunstigde kan een herziening vragen van de beslissing van het [1 FWO]1 inzake de ingebrekestelling of vordering van terugbetaling overeenkomstig artikel 24 van dit besluit. Het beroep moet aangetekend bezorgd worden binnen een termijn van 30 werkdagen na betekening van de beslissing. Het beroep moet door de raad van bestuur worden behandeld binnen een termijn van 30 werkdagen na ontvangst, waarna een nieuwe beslissing kan bepaald worden.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.26.De toekenning van de steun en het recht op het behoud ervan is afhankelijk van de uitdrukkelijke voorwaarde dat, indien van toepassing, de begunstigde de informatie- en raadplegingprocedures zoals beschreven in artikel 35, § 2 van het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999 volledig naleeft in geval van collectief ontslag van het personeel.
  De niet naleving van de informatie- en raadplegingprocedures wordt door de Vlaamse Regering vastgesteld. De datum van haar beslissing geldt als uitgangspunt voor het bepalen van de periode van vijf jaar waarbinnen alle steun zal worden teruggevorderd, zoals bepaald in artikel 35, § 1 van het eerder in dit artikel vermeld decreet.
  Met ingang van de datum van de in het eerste lid vermelde beslissing van de Vlaamse Regering is het [1 FWO]1 bevrijd van elke verdere verplichting tot uitbetaling waarin de contractuele bepalingen van op dat ogenblik lopende overeenkomsten waarvan de begunstigde één van de partijen is, zouden voorzien.
  Het recht op terugvorderen door het [1 FWO]1 betreft het geheel van de in voormelde periode van vijf jaar door de begunstigde ontvangen betalingen, ongeacht het aantal projecten of het aantal aparte overeenkomsten en hun stand van uitvoering in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de in het tweede lid bedoelde beslissing van de Vlaamse Regering.
  Indien projecten in consortiumverband worden uitgevoerd, is de terugvordering beperkt tot de steun die de begunstigde in kwestie heeft ontvangen.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK VIII. - Geheimhouding.
Art.27.De personeelsleden van het [1 FWO]1, de leden van de raad van bestuur en de leden van het expertencollege alsmede alle andere personen die ambtshalve kennis krijgen van een dossier zoals bedoeld in dit besluit zullen de gegevens in kwestie als strikt vertrouwelijk behandelen, ze niet mededelen aan derden, noch in hun eigen voordeel aanwenden. Ter waarborging van de vertrouwelijkheid dienen de leden van het expertencollege alsook de deskundigen die deelnemen aan de schriftelijke evaluatie een confidentialiteitsnota te ondertekenen waarin de condities en periode van vertrouwelijkheid geregeld worden.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK IX. - Verzoek tot herziening.
Art.28.[1 De aanvrager kan conform artikel 32 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011 betreffende de subsidiëring door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen een vraag tot herziening indienen bij de Raad van Bestuur van het FWO, zonder evenwel de opportuniteit van de beslissing in vraag te kunnen stellen ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-01-21/15, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2022>

HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art.29. Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2006.

Art.30. _ De Vlaamse minister bevoegd voor het wetenschaps- en innovatiebeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.<   
Art. N.
  <Opgeheven bij BVR 2022-01-21/15, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 28-03-2022>