29 SEPTEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de nadere regels over de werking van het college van algemeen directeurs van de hogescholen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-12-2006 en tekstbijwerking tot 07-07-2011)
Art. 1-8
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° het decreet : het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid " Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs ";
2° AGIOn : het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs;
3° het college : het college van algemeen directeurs van de hogescholen, opgericht krachtens artikel 13 van het decreet;
4° [1 de commissaris : een commissaris van de Vlaamse Regering bij de hogescholen, aangeduid door de minister onder de commissarissen van de Vlaamse Regering, zoals bedoeld in artikel 242 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;]1
5° investeringsmachtigingen : de machtigingen voor investeringen, vermeld in artikel 196 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en niet de middelen voor eigenaarsonderhoud voor de Vlaamse autonome hogescholen vermeld in artikel 5, 3°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid " Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs; "
6° de leidend ambtenaar : de leidend ambtenaar van AGIOn;
7° de secretaris : de ambtenaar van AGIOn die het secretariaat waarneemt van het college.
[1 8° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs.]1
----------
(1)<BVR 2011-06-10/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2011>
Art.2.De leidend ambtenaar, de [1 commissaris]1 en de secretaris wonen van rechtswege en met raadgevende stem de vergadering van het college bij.
----------
(1)<BVR 2011-06-10/07, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2011>
Art.3. § 1. Binnen het college worden drie subcolleges opgericht, één voor de gesubsidieerde officiële hogescholen, één voor de gesubsidieerde vrije hogescholen en één voor de Vlaamse autonome hogescholen.
§ 2. In het subcollege voor de gesubsidieerde officiële hogescholen hebben de algemeen directeurs van de gesubsidieerde officiële hogescholen zitting. In het subcollege voor de gesubsidieerde vrije hogescholen hebben de algemeen directeurs van de gesubsidieerde vrije hogescholen zitting. In het subcollege van de Vlaamse autonome hogescholen hebben de algemeen directeurs van de Vlaamse autonome hogescholen zitting.
§ 3. De subcolleges formuleren onder meer voorstellen over de verdeling van de investeringsmachtigingen die overeenkomstig artikel 196 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, respectievelijk zijn voorbehouden.
De voorstellen worden ter beslissing voorgelegd aan het college.
Art.4. Het college en de subcolleges komen minstens tweemaal per jaar samen. De zetel van het college is gevestigd bij AGIOn.
Art.5. De voorzitter en de ondervoorzitter van het college behoren tot een verschillend subcollege. Hun mandaat duurt twee jaar.
Het mandaat van voorzitter en ondervoorzitter wordt afwisselend waargenomen door een lid van een ander subcollege.
Art.6. Het jaarverslag van AGIOn bevat een onderdeel met betrekking tot de investeringen in infrastructuur voor de hogescholen.
Art.7. Het college stelt bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen een huishoudelijk reglement op en legt dat ter bekrachtiging voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs. Dezelfde werkwijze geldt ook voor de wijzigingen van het huishoudelijk reglement.
Het huishoudelijk reglement bevat nadere organisatie- en werkingsregels. Ook de criteria voor de verdeling en de toewijzing per hogeschool van de machtigingen voor investeringen, waarbij rekening wordt gehouden met de in het verleden toegekende middelen, zijn in het reglement opgenomen. Die criteria worden door het college uitgewerkt en overeenkomstig artikel 13, § 3, van het decreet voorgelegd aan het Vlaams Parlement.
Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 29 september 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Yves LETERME
De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming,
F. VANDENBROUCKE.