4 MEI 2006. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van de evaluatiecriteria met betrekking tot de programmatie van de regionale dienstencentra.
Art. 1-13
Artikel 1. Bij de beoordeling of een aanvraag tot erkenning van een regionaal dienstencentrum voldoet aan de programmatie, worden de evaluatiecriteria gehanteerd die in dit besluit vervat liggen.
Art.2. § 1. Een ontvankelijke aanvraag die bij inwilliging een toename van het totale aantal erkende regionale dienstencentra tot gevolg zal hebben, kan enkel voldoen aan de programmatie, indien bij inwilliging van de aanvraag het totale aantal erkende regionale dienstencentra en de door schorsing van het erkenningsdossier geplande regionale dienstencentra, plus het aantal regionale dienstencentra waarvoor een nog niet afgehandelde erkenningsaanvraag ingediend werd die voldoet aan de programmatie, lager is dan of gelijk is aan het programmacijfer van de betreffende regio.
§ 2. Indien het totale aantal, bedoeld in § 1, hoger zou zijn dan het programmacijfer van de overeenstemmende regio, voldoet de aanvraag niet aan de programmatie en dient ze niet verder te worden getoetst aan de overige evaluatiecriteria.
Art.3. Een ontvankelijke aanvraag die geen invloed heeft op het programmacijfer, voldoet aan de programmatie, op voorwaarde dat ze aan de overige evaluatiecriteria voldoet.
Art.4. De ontvankelijke aanvragen worden behandeld in de volgorde van de datum van indiening.
Art.5. Een aanvraag tot erkenning als regionaal dienstencentrum kan voldoen aan de programmatie als uit het beleidsplan, dat bij de erkenningsaanvraag gevoegd wordt, blijkt dat het regionaal dienstencentrum zijn hulp- en dienstverlening richt naar gebruikers van alle leeftijdscategorieën.
Art.6. Een aanvraag kan voldoen aan de programmatie, wanneer uit het beleidsplan blijkt dat het regionaal dienstencentrum zich richt naar personen met verminderde welzijnskansen die in een thuissituatie verblijven, en die behoefte hebben aan de hulp- en dienstverlening, beschreven in de verplichte en optionele werkzaamheden.
Art.7. Een aanvraag tot erkenning kan voldoen aan de programmatie als ze strekt tot erkenning van een regionaal dienstencentrum waarvan de lokalen opgericht zijn of zullen worden in de regio waar het regionaal dienstencentrum past in de programmatie.
Art.8. Een aanvraag tot erkenning voldoet niet aan de programmatie als ze strekt tot erkenning van een regionaal dienstencentrum waarvan de initiatiefnemer dezelfde is als de initiatiefnemer die al een erkend regionaal dienstencentrum uitbaat dat gelegen is binnen de straal van 5 kilometer t.o.v. de inplantingsplaats van het regionaal dienstencentrum waarvoor de erkenningsaanvraag is ingediend. Een aanvraag voldoet niet aan de programmatie indien ze strekt tot erkenning van een regionaal dienstencentrum waarvan de initiatiefnemer reeds eerder een andere nog niet afgehandelde erkenningsaanvraag heeft ingediend die past in de programmatie, en waarvan de inplantingsplaats gelegen is binnen de straal van 5 kilometer t.o.v. de inplantingsplaats van het regionaal dienstencentrum waarvoor de erkenningsaanvraag is ingediend.
Art.9. Tenzij de minister, bevoegd voor Bijstand aan personen, hierop afwijkingen toestaat na een voldoende gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer, kan een aanvraag tot erkenning enkel voldoen aan de programmatie wanneer :
1° aan de ingang van het regionaal dienstencentrum voor de bezoekers die naar en van het centrum gevoerd worden een aangepaste mogelijkheid tot in- en uitstappen beschikbaar is of wordt;
2° ten minste aan één van de volgende twee elementen wordt voldaan :
a) binnen een straal van 500 meter van de ingang is er een opstapplaats van het openbaar vervoer. Indien de behandeling van de erkenningsaanvraag tijdelijk wordt opgeschort in uitvoering van artikel 11, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, volstaat het dat aangetoond wordt dat er binnen een straal van 500 meter er een opstapplaats zal zijn op het ogenblik dat het regionaal dienstencentrum gerealiseerd zal zijn;
b) binnen een straal van 300 meter van de ingang zijn er voldoende parkeermogelijkheden beschikbaar voor de gebruikers en het personeel van het regionaal dienstencentrum. Indien de behandeling van de erkenningsaanvraag tijdelijk wordt opgeschort in uitvoering van artikel 11, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, volstaat het dat aangetoond wordt dat deze parkeermogelijkheden binnen een straal van 300 meter van de ingang beschikbaar zullen zijn op het ogenblik dat het regionaal dienstencentrum gerealiseerd zal zijn.
Art.10. Een aanvraag tot het verkrijgen van een erkenning past niet in de programmatie wanneer een erkenning aangevraagd wordt voor een regionaal dienstencentrum op dezelfde inplantingsplaats als :
1° deze waar zich reeds een erkend lokaal of een regionaal dienstencentrum bevindt,
2° deze waar door schorsing van het erkenningsdossier een lokaal of regionaal dienstencentrum gepland is,
3° deze waar een lokaal of een regionaal dienstencentrum zal gerealiseerd worden en waarvoor al een ontvankelijke erkenningsaanvraag ingediend werd die nog niet afgehandeld is en die voldoet aan de programmatie.
Art.11. § 1. Een aanvraag tot erkenning kan voldoen aan de programmatie, wanneer relevante samenwerkingsverbanden met welzijnsvoorzieningen uit regio kunnen aangetoond worden.
§ 2. Indien de behandeling van de erkenningsaanvraag tijdelijk wordt opgeschort in uitvoering van artikel 11, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, volstaat het dit aan te tonen met een overzicht van de welzijnsvoorzieningen uit de regio, waarmee de aanvrager in de toekomst wenst samen te werken.
Bij het verzoek de behandeling van de erkenningsaanvraag voort te zetten, moet(en) de effectieve samenwerkingsovereenkomst(en) aan de administratie bezorgd worden.
Art.12. Het ministerieel besluit van 10 mei 1999 houdende de vaststelling van de evaluatiecriteria met betrekking tot de programmatie van de regionale dienstencentra, gewijzigd bij ministerieel besluit van 8 juli 1999, wordt opgeheven.
Art. 13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2006.
Brussel, 4 mei 2006.
I. VERVOTTE.