13 JULI 2006. - Wet betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-11-2006 en tekstbijwerking tot 10-05-2010)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Over de commissies.
Afdeling I. - Samenstelling en bevoegdheid.
Art. 2-9
Afdeling II. - Bepalingen gemeenschappelijk aan de commissies.
Art. 10-14
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding.
Art. 15
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
HOOFDSTUK II. - Over de commissies.
Afdeling I. - Samenstelling en bevoegdheid.
Art.2.De bij een in uitvoering van titel II van de kaderwet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep genomen koninklijk besluit opgerichte Commissie bestaat uit twee kamers, een Nederlandstalige en een Franstalige. Elk van deze is samengesteld uit vijf leden en hun plaatsvervangers, die door de Koning worden benoemd voor een termijn van zes jaar :
1° een voorzitter, [1 effectieve magistraat, emeritus magistraat of]1 eremagistraat of bij de balie ingeschreven advocaat;
2° twee assessoren-ambtenaren van de federale overheidsdienst Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Middenstand en Energie, van wie de ene deel uitmaakt van de Algemene Directie K.M.O.-beleid en de andere van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt;
3° twee assessoren die voorgedragen worden door de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, hierna genoemd " de Hoge Raad ".
Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.
Elke kamer wordt bijgestaan door een griffier, die door de minister bevoegd voor de Middenstand, hierna genoemd " de minister " benoemd wordt, onder de ambtenaren van de Algemene Directie K.M.O.-beleid.
De zetel van de Commissie is gevestigd te Brussel.
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 73, 003; Inwerkingtreding : 20-05-2010>
Art.3. De Commissie stelt de lijst op van de personen die de beschermde titel mogen voeren en houdt deze lijst bij. Zij verzekert de openbaarheid van deze lijst, volgens de nadere regels die door de Koning worden vastgesteld.
De Commissie ziet toe op de toepassing van de deontologische voorschriften en doet uitspraak in tuchtzaken.
De Commissie adviseert de minister op diens verzoek of op eigen initiatief inzake alle materies betreffende de beschermde beroepstitel.
Art.4. De beslissingen van de Commissie kunnen door de belanghebbenden worden voorgelegd aan de in artikel 5 bedoelde Beroepscommissie.
Art.5.De bij een in uitvoering van titel II van de kaderwet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep genomen koninklijk besluit opgerichte Beroepscommissie bestaat uit twee kamers, een Nederlandstalige en een Franstalige. Elk van deze is samengesteld uit vier leden en hun plaatsvervangers, die door de Koning worden benoemd voor een termijn van zes jaar :
1° een voorzitter en een ondervoorzitter, [1 effectieve magistraten, emeriti magistraten o]1 eremagistraten;
2° twee assessoren die voorgedragen worden door de Hoge Raad.
Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.
Elke kamer wordt bijgestaan door een griffier, die door de minister die bevoegd is voor de Middenstand, benoemd wordt onder de ambtenaren van de Algemene Directie K.M.O.-beleid.
Elke kamer doet uitspraak over de beroepen ingesteld tegen de beslissingen van de kamer van de Commissie van dezelfde taal of, bij afwezigheid van beslissingen van voornoemde kamer. De zittingen zijn openbaar, tenzij de betrokkene om behandeling met gesloten deuren verzoekt. De beslissingen worden binnen de zestig dagen nadat het beroep is ingediend met een aangetekende brief ter kennis gebracht van de betrokkene.
De zetel van de Beroepscommissie is gevestigd te Brussel.
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 20-05-2010>
Art.6. De beslissingen van de Beroepscommissie kunnen door de betrokkenen aan de Raad van State worden voorgelegd wegens schending van de wet of wegens schending van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen.
In geval van vernietiging wordt de zaak verwezen naar de anders samengestelde Beroepscommissie. Deze schikt zich naar de beslissing van de Raad van State op de door deze Raad beoordeelde rechtspunten.
Art.7. De schending van de deontologische voorschriften is strafbaar met één van de volgende tuchtstraffen :
1° de waarschuwing;
2° de berisping;
3° de schorsing voor een maximumtermijn van twee jaar;
4° de schrapping.
De Koning stelt de nadere regels vast volgens welke eerherstel kan worden verleend op advies van de commissie.
Art.8. De procedure voor de kamers, de termijnen, het huishoudelijk reglement, het bedrag van het presentiegeld dat wordt toegekend aan de voorzitters, aan de ondervoorzitters en aan de leden die geen ambtenaar zijn, het bedrag van het honorarium dat wordt toegekend aan de assessoren die belast zijn met het onderzoeken van een tuchtzaak, evenals de functievergoeding van de griffiers, worden door de Koning vastgesteld.
Art.9. De bevoegdheid van de Franstalige of Nederlandstalige kamer wordt bepaald door de plaats waar de aanvrager zijn beroep voor het eerst zal uitoefenen, of later door de plaats waar zijn hoofdvestiging zich bevindt.
(Als deze plaats zich binnen het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bevindt of binnen het Duitse taalgebied, dan wordt deze bevoegdheid bepaald door de taal die in de aanvraag wordt gebruikt. Als het verzoek in het Duits is opgesteld, dan zal de Franstalige Kamer bevoegd zijn tenzij de aanvrager in zijn aanvraag uitdrukkelijk zijn wil vermeldt om zijn beroep bij de andere kamer in te dienen.) <W 2007-04-25/38, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Afdeling II. - Bepalingen gemeenschappelijk aan de commissies.
Art.10. Geen enkele aanvraag tot inschrijving mag worden verworpen en geen enkele tuchtsanctie mag worden uitgesproken zonder dat de betrokkene gehoord werd of opgeroepen werd bij ter post aangetekend schrijven. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan. Wanneer hij niet vertegenwoordigd wordt door een advocaat, dient de lastgeving schriftelijk te zijn.
Art.11. In tuchtzaken wordt van de oproeping kennis gegeven ten minste dertig dagen voor de datum van de zitting. Tijdens deze termijn wordt het dossier ter beschikking gelaten van de partijen.
Art.12. De beslissingen worden met redenen omkleed. Ze vermelden de beroepsmogelijkheden en de beroepstermijnen.
Art.13. In tuchtzaken zijn de bij verstek gewezen beslissingen vatbaar voor verzet. De tegenpartij die verzet aantekent en die een tweede maal in gebreke blijft kan niet opnieuw verzet aantekenen.
Art.14. Eenieder die partij is in een zaak die wordt voorgelegd aan een commissie heeft het recht tot wraking in de bij artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde gevallen.
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding.
Art. 15. Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum, met uitzondering van dit artikel.
(NOTE : Inwerkingtreding vastgesteld op 20-04-2007, met uitzondering art. 15 door KB 2007-03-21/32, art. 20)
Kondigen deze wet af, bevelen dat hij met 's Lands zegel wordt bekleed en door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 13 juli 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Middenstand,
Mevr. S. LARUELLE
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX.