17 JULI 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 4, § 2, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-08-2006 en tekstbijwerking tot 28-09-2023)
Art. 1, 1/2, 1/3, 2-3
Artikel 1.De tegemoetkomingen bedoeld in artikel 1 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap kunnen eveneens worden toegekend aan de personen die:
1° onderdaan zijn van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland, voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en in België hun werkelijke verblijfplaats hebben, of
2° de echtgenoot, de wettelijk samenwonende, of een ander gezinslid zijn in de zin van de vernoemde Verordening nr.1408/71 van 14 juni 1971 van een persoon zoals bedoeld in artikel 4, § 1, 1° tot 5° van de voornoemde wet van 27 februari 1987 of van een onderdaan van een Staat bedoeld in artikel 1, 1° van dit besluit, zelf geen onderdaan zijnde van deze Staten, en die in België hun werkelijke verblijfplaats hebben.
[1 3° ingeschreven zijn als vreemdeling in het bevolkingsregister.]1
[2 ...]2
----------
(1)<KB 2009-02-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-12-2007>
(2)<KB 2023-09-12/01, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 28-09-2023>
Art.1/2. [1 De integratietegemoetkoming bedoeld in artikel 1 van de voornoemde wet van 27 februari 1987 kan toegekend worden aan de personen die:
1° houder zijn van een Europees blauwe kaart zoals bedoeld in artikel 6, 1°, van Samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten, en in België hun werkelijke verblijfplaats hebben, of
2° de echtgenoot, de wettelijk samenwonende, of een ander gezinslid zijn van de houder bedoeld in 1° in de zin van de Verordening (EG) nr. 883/2004 van 29 april 2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en die in België hun werkelijke verblijfplaats hebben.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-09-12/01, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 28-09-2023>
Art.1/3. [1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° gezinslid: de minderjarige kinderen evenals de meerderjarige kinderen, de vader, de moeder, de schoonvader en de schoonmoeder die ten laste zijn van de onderdaan;
2° ten laste van de onderdaan: de persoon die onder hetzelfde dak woont als de onderdaan en die wordt beschouwd als persoon ten laste van de onderdaan in de zin van de wet betreffende de verplichte verzekering voor gezondheidszorgen en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-09-12/01, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 28-09-2023>
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2006.
Art. 3. Onze minister bevoegd voor Sociale Zaken en Onze staatssecretaris bevoegd voor het Gezin en Personen met een Handicap zijn ieder wat hem betreft belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 juli 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
R. DEMOTTE
De Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een Handicap,
Mevr. G. MANDAILA.