Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

5 MEI 2006. - Koninklijk besluit betreffende een verzoeningsprocedure voor het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De verzoeningsprocedure.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - De samenstelling van het college.
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - De nadere regels van de procedure.
Art. 6
HOOFDSTUK V. - Het deskundigenonderzoek.
Art. 7
HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen van het Instituut en de partijen.
Art. 8
HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen betreffende de termijnen.
Art. 9
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 10-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1997014279 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° Instituut : Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort " B.I.P.T. ", bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;
  2° partij : één of meer natuurlijke of rechtspersonen die telecommunicatienetwerken, -diensten, of -apparatuur aanbieden of die postoperator zijn in de zin van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector en haar uitvoeringsbesluiten;

HOOFDSTUK II. - De verzoeningsprocedure.
Art.2. § 1. De partij die verzoening wenst, richt daartoe per aangetekend schrijven met ontvangstmelding een verzoek aan het Instituut. Dit aangetekend schrijven gaat vergezeld van een uiteenzetting van het standpunt, de nodige stavingsstukken en alle andere nodige documenten, waaronder het bewijs van het bestaan van een geschil.
  De partij die verzoening wenst geeft aan welke documenten volgens haar vertrouwelijk zijn.
  § 2. De partijen kunnen samen hun aanvraag aan het Instituut richten volgens de voorwaarden bepaald in § 1. De bepalingen van artikel 3, §§ 2 tot 4, van dit besluit zijn in dat geval niet van toepassing.
  De partijen geven in hun aanvraag aan welke documenten volgens hen vertrouwelijk zijn.

Art.3. § 1. Het Instituut brengt per aangetekend schrijven met ontvangstmelding de partijen binnen de 5 werkdagen na ontvangst van het verzoek tot verzoening hiervan op de hoogte.
  In bijlage bij dit schrijven ontvangt de andere partij met uitzondering van de documenten die als vertrouwelijk werden aangeduid, de uiteenzetting van het standpunt en alle documenten van de partij die verzoening wenst.
  § 2. De andere partij heeft een termijn van 5 werkdagen na de kennisgeving, vermeld in § 1, om te beslissen of zij de poging tot verzoening aanvaardt of niet.
  De andere partij maakt per aangetekende brief met ontvangstmelding haar antwoord kenbaar aan het Instituut.
  § 3. Binnen de 15 werkdagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in § 1, zendt de andere partij haar verweerschrift, de nodige stavingsstukken alsook alle andere nodige documenten, over aan het Instituut.
  De andere partij geeft aan welke documenten volgens haar vertrouwelijk zijn.
  Met uitzondering van de documenten die volgens de verwerende partij vertrouwelijk zijn, worden een afschrift van het verweerschrift en de documenten van de verwerende partij overgemaakt aan de partij die verzoening wenst.
  § 4. Indien de andere partij binnen de termijn, vermeld in § 2, geen antwoord of een negatief antwoord verstrekt, stelt het Instituut enkel vast dat een procedure tot verzoening niet mogelijk is. Het Instituut brengt de verzoeker hiervan op de hoogte binnen de 5 werkdagen na de ontvangst van het negatieve antwoord of na het verstrijken van de termijn, per aangetekende brief met ontvangstmelding.

Art.4. § 1. Het college onderzoekt de zaak en legt aan de partijen een niet-bindend, schriftelijk voorstel tot verzoening voor binnen een termijn van een maand na het verkrijgen van alle nodige documenten vermeld in artikel 2, § 2 of artikel 3, § 3. Het voorstel geeft de termijn aan binnen dewelke de partijen op het voorstel dienen te reageren.
  § 2. Het college stelt een proces-verbaal op waarin het tot stand gekomen akkoord wordt vastgesteld. Indien er geen akkoord is bereikt dan vermeldt het proces-verbaal enkel dat er geen akkoord kan bereikt worden. Het proces-verbaal wordt ondertekend door de partijen en door de voorzitter van het college.
  § 3. Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen een termijn van 5 werkdagen aangetekend met ontvangstmelding aan de partijen toegestuurd.

HOOFDSTUK III. - De samenstelling van het college.
Art.5. Het college bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende leden.
  De Raad bepaalt elk jaar aan het begin van het jaar de samenstelling van het college en duidt onder zijn leden een lid en een plaatsvervangend lid aan als leden van het college. De andere leden en plaatsvervangende leden van het college maken deel uit van de diensten van het Instituut.
  De leden van de Raad die aangeduid werden als lid en plaatsvervangend lid van het college mogen niet deelnemen aan de eventuele besluitvorming van de Raad omtrent materies die behandeld werden tijdens vergaderingen van het college waar zij aan deelgenomen hebben.
  Het college kiest tussen haar leden een voorzitter.

HOOFDSTUK IV. - De nadere regels van de procedure.
Art.6. Het college organiseert vrij de poging tot verzoening. In geval dat een poging tot verzoening langer duurt dan 4 maanden vanaf het indienen van een verzoek tot verzoening zoals bedoeld in artikel 2, § 1, van dit besluit dan kan elk van de partijen de stopzetting van de procedure vragen. Het college stelt dit vast in een proces-verbaal zoals bedoeld in artikel 4, § 2, van dit besluit.
  Het college kan getuigenissen inwinnen en deskundigen aanstellen. Indien de door de partijen verstrekte documenten nadere toelichting behoeven, verzoekt het college de partijen bijkomende informatie of uitleg aan het college te verstrekken.
  Op vraag van één of meer van de partijen of ambtshalve, hoort het college de partijen op de dag die het vaststelt met inachtneming van een redelijke termijn.
  De partijen verschijnen ofwel persoonlijk ofwel via een gemachtigde. Zij kunnen zich door raadslieden of deskundigen laten bijstaan.
  Indien de partijen, of één ervan, niet ter zitting verschijnen, hoewel zij regelmatig zijn opgeroepen per aangetekende brief met ontvangstmelding, is het college gemachtigd zijn opdracht te volbrengen nadat het zich ervan vergewist heeft dat de oproeping regelmatig bij de partijen is toegekomen en zij geen geldig excuus hebben aangevoerd om hun afwezigheid te rechtvaardigen.
  De zitting wordt in dat geval geacht op tegenspraak te zijn verlopen.
  De zittingen zijn niet openbaar.

HOOFDSTUK V. - Het deskundigenonderzoek.
Art.7. § 1. Het college kan wanneer het dit nodig acht, één of meer deskundigen ermee belasten vaststellingen te doen of een advies te geven.
  § 2. Indien een partij een deskundigenonderzoek vraagt, richt ze daartoe een verzoek tot het college. In dit verzoek wordt doel en aard van het onderzoek bepaald en kunnen één of meerdere deskundigen voorgesteld worden.
  § 3. Indien het college het verzoek gegrond acht, benoemt het een deskundige of meerdere deskundigen, rekening houdend met het belang en de moeilijkheden van het specifieke geval.
  § 4. Het college bepaalt de opdracht van de deskundige en legt de termijn ervan vast.
  § 5. De deskundige verricht zijn onderzoekstaken op tegenspraak en binnen de grenzen van zijn opdracht.
  § 6. De deskundige is onpartijdig en onafhankelijk van elke natuurlijke of rechtspersoon die onder het toezicht van het Instituut staat.
  § 7. De vaststellingen van de deskundige gelden als advies voor het college.
  § 8. De honoraria en de kosten van het deskundigenonderzoek zijn ten laste van de partij die er om verzoekt.
  Indien het college om een deskundigenonderzoek verzoekt, worden de honoraria en de kosten ervan gelijkelijk tussen de partijen verdeeld.
  § 9. In afwijking van wat bepaald wordt in § 8, kan de verdeling van de kosten van de deskundige voorafgaandelijk door de partijen worden geregeld. Deze regeling houdt in geen geval in dat de betreffende kosten geheel of gedeeltelijk ten laste komen van het Instituut.

HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen van het Instituut en de partijen.
Art.8. Het Instituut, het college, de deskundigen, de partijen en hun raadslieden zijn tot geheimhouding verplicht.
  In geen geval wordt in een administratieve, arbitrale of gerechtelijke procedure gewag gemaakt van hetgeen gezegd, geschreven of gedaan is met het oog op een verzoening die niet werd bereikt.
  Wanneer één van de partijen in de loop van de procedure wijzigingen aanbrengt in de betwiste toestand, brengt zij het college hiervan onverwijld op de hoogte.

HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen betreffende de termijnen.
Art.9. De in dit besluit vermelde termijnen die afhankelijk zijn van het ontvangen van een aangetekend schrijven met ontvangstmelding, nemen een aanvang op de dag waarop de geadresseerde kennis van het aangetekend schrijven heeft kunnen nemen.
  De partijen kiezen in België een woonplaats of verblijfplaats.

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.10. Behoudens de bepalingen van artikel 7, §§ 8 en 9, zijn alle uitgaven ten laste van de partijen die ze doen.

Art.11. Het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende een verzoeningsprocedure voor het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie wordt opgeheven.

Art. 12. Onze minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 5 mei 2006.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken,
  Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
  De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid,
  M. VERWILGHEN.