8 MAART 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
Art. 1-9
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. Artikel 66 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs wordt opgeheven.
Art.2. Artikel 68 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.3. Artikel 69 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Artikel 69. § 1. De griffier bewaart het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs.
§ 2. Als het verval van het recht tot sturen krachtens artikel 38,§ 2bis van de wet enkel uitgevoerd wordt tijdens het weekend en op feestdagen, maakt de griffier een attest op waarvan het model bepaald wordt door de Minister. De betrokkene ontvangt dit attest bij de afgifte van zijn rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs op de griffie. Het attest is één maand geldig.
De overheid bedoeld in artikel 7 reikt de betrokkene bij afgifte van het attest een rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs uit dat enkel geldig is buiten de in artikel 38,§ 2bis van de wet vermelde weekends en feestdagen.
§ 3. Als het verval van het recht tot sturen enkel van toepassing is op bepaalde categorieën of subcategorieën van voertuigen waarvoor het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs afgegeven is, maakt de griffier een attest op waarvan het model bepaald wordt door de Minister. De betrokkene ontvangt dit attest bij de afgifte van zijn rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs op de griffie. Het attest is één maand geldig.
De overheid bedoeld in artikel 7 reikt de betrokkene bij afgifte van het attest een rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs uit dat enkel geldig is voor de categorieën of subcategorieën waarvoor het verval niet van toepassing is.
§ 4. Het openbaar ministerie deelt uiterlijk de vijfde dag volgend op de datum van de kennisgeving die aan de veroordeelde overeenkomstig artikel 40 van de wet werd gedaan, of de dag volgend op deze waarop het verval wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid ingaat, de volgende gegevens mee aan de federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer :
- de beslissing waarbij het verval wordt uitgesproken, de duur, de reden, desgevallend of het verval beperkt is tot de weekends en feestdagen, en desgevallend de categorieën of subcategorieën waarvoor het verval van toepassing is;
- de examens of onderzoeken die desgevallend ondergaan moeten worden krachtens artikel 38 van de wet.
§ 5. Wanneer examens of onderzoeken moeten worden ondergaan krachtens artikel 38 van de wet, deelt het openbaar ministerie, mits schriftelijk akkoord van de betrokkene, de in de vorige paragraaf bedoelde gegevens mee aan de instelling die bevoegd is voor de examens of onderzoeken.
Het model van schriftelijk akkoord wordt door de griffier aan de betrokkene voorgelegd op het moment van de afgifte van het rijbewijs. Het model van schriftelijk akkoord wordt door de minister bepaald. Het bevat eveneens een lijst van alle erkende instellingen en hun vestigingen. De betrokkene duidt op de lijst de vestiging aan waar hij de examens of onderzoeken wenst af te leggen.
Indien de betrokkene geen keuze heeft gemaakt, of bij gebrek aan afgifte op de griffie van het rijbewijs door de betrokkene zelf, deelt het openbaar ministerie aan de betrokkene de instelling of vestiging mee bij de welke hij zijn examens of onderzoeken zal kunnen ondergaan.
§ 6. De instelling die bevoegd is voor de examens of onderzoeken stuurt de betrokkene een oproep tot verschijning voor het afleggen van de examens of onderzoeken.
De instelling die bevoegd is voor de examens of onderzoeken deelt de resultaten van de examens of onderzoeken mee aan de betrokkene, aan de griffie en aan het openbaar ministerie.
§ 7. De betrokkene kan het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs weer op de griffie afhalen wanneer :
1° de termijn van het verval verstreken is en het herstel van het recht tot sturen niet afhankelijk werd gemaakt van het slagen voor de in artikel 38 van de wet bedoelde examens of onderzoeken;
2° de betrokkene de examens of onderzoeken krachtens artikel 38 van de wet met goed gevolg heeft afgelegd en de termijn van het verval verstreken is;
3° de houder van een Europees of buitenlands rijbewijs, die niet beantwoordt aan de voorwaarden om een Belgisch rijbewijs te verkrijgen, het grondgebied verlaat. In dit geval geeft het openbaar ministerie hem een attest af dat overeenstemt met het model van bijlage 8, en dat hem machtigt tot het besturen van zijn voertuig om zich op een vastgestelde dag en langs een bepaalde weg naar de grens te begeven.
Het openbaar ministerie brengt de federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer en desgevallend de instelling die bevoegd is voor de examens of onderzoeken op de hoogte van de teruggave van het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs.
Wanneer het verval betrekking heeft op een voorlopig rijbewijs of leervergunning, verlengt de overheid bedoeld in artikel 7 het voorlopig rijbewijs of de leervergunning overeenkomstig de bepaling van de artikelen 8, § 6 en 12, § 5. ".
Art.4. Artikel 70 en 71 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art.5. § 1. Artikel 73, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" De instellingen die instaan voor de geneeskundige en psychologische onderzoeken, bedoeld in artikel 38,§ 3, 3° en 4° van de wet, worden door de minister erkend als psycho-medische-sociale centra overeenkomstig de erkenningsvoorwaarden bepaald in dit besluit.
De geneeskundige en psychologische onderzoeken gebeuren in de vestigingen van de erkende instellingen.
Om erkend te worden moet de instelling op het moment van de erkenning minstens aan de volgende erkenningsvoorwaarden voldoen :
- de instelling heeft een zetel op Belgisch grondgebied;
- elke vestiging van de instelling beschikt over een multidisciplinair team dat minstens bestaat uit één arts en één psycholoog;
- elke arts of psycholoog werkzaam in de vestiging is in België geregistreerd;
- elke vestiging voldoet aan de technische uitrusting bepaald in bijlage 13 van het besluit;
- de medische onderzoeken worden uitgevoerd door artsen met minimum 3 jaar beroepservaring;
- de psychologische onderzoeken worden uitgevoerd door psychologen met minimum 3 jaar beroepservaring inzake het uitvoeren van psychodiagnostiek of assistenten in de psychologie met minimum 6 jaar beroepservaring inzake het uitvoeren van psychodiagnostiek. Deze assistenten staan onder leiding van een psycholoog met minimum 3 jaar beroepservaring inzake het uitvoeren van psychodiagnostiek;
- de inhoud en methode van de onderzoeken voldoen aan bijlage 14 van dit besluit;
- de instelling dient een dossier in bij de minister, bestaande uit :
- de inhoudelijke procedure aangaande de onderzoeken en het multidisciplinair overleg tussen de artsen en psychologen,
- de organisatie van de onderzoeken,
- de integrale kwaliteitszorg,
- een financieel plan.
Uit het dossier moet blijken dat de instelling op het moment van de erkenning aan alle erkenningsvoorwaarden zal voldoen;
- de instelling houdt zich aan de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van personengegevens;
- de instelling beschikt over voldoende capaciteit om de geneeskundige of psychologische onderzoeken die de kandidaat voor de eerste maal aflegt te laten plaatsvinden binnen de 14 dagen nadat de instelling het dossier van het openbaar ministerie heeft ontvangen;
- de instelling verleent de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die belast zijn met de controle op de naleving van de erkenningsvoorwaarden vrije toegang tot de lokalen van de vestigingen en inzage in de voor de controle relevante dossiers.
Wanneer de instelling niet langer voldoet aan de bepalingen van dit besluit kan de minister de erkenning schorsen of intrekken. De minister kan de schorsing of intrekking van de erkenning beperken tot die vestiging van de instelling die niet langer voldoen aan de bepalingen van dit besluit. De instelling wordt vooraf bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van het voornemen tot schorsing of intrekking en krijgt de mogelijkheid om voorafgaand aan de beslissing haar standpunt kenbaar te maken.
De onderzoeken worden georganiseerd door de erkende instellingen en hebben betrekking op de normen en tests vermeld in bijlage 6 van dit besluit.
De kandidaat betaalt de kosten van de onderzoeken en de erelonen van de geneesheer en psycholoog. Deze kosten en erelonen komen overeen met de door de minister vastgelegde tarieven. "
§ 2. In artikel 73, tweede lid van hetzelfde besluit wordt een zin toegevoegd die luidt als volgt :
" Wanneer de kandidaat zowel een geneeskundig als psychologisch onderzoek heeft ondergaan, moet de geneesheer na overleg met de psycholoog beslissen of de kandidaat al dan niet " geschikt " is en onder welke voorwaarden of beperkingen. ".
§ 3. In artikel 73, derde lid van hetzelfde besluit worden de woorden " hetzelfde centrum " vervangen door " dezelfde vestiging " en de woorden " een ander centrum " door " een andere vestiging van dezelfde of een andere instelling ".
Art.6. Tot 30 april 2006 worden de kandidaten door de federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer doorverwezen naar de vestiging van de erkende instelling die het dichtst bij de woonplaats van de kandidaat gelegen is, overeenkomstig de administratieve procedure die van kracht was voor 31 maart 2006, met dien verstande dat het inschrijvingsrecht van 12,5 euro niet meer wordt geheven.
De geneeskundige en psychologische onderzoeken gebeuren door de gewestelijke medico-psychologische centra van de Office Communautaire et régional de la Formation professionnelle et de l'Emploi, van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, van het Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft en van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling voor zover de betrokkene zich hiervoor reeds bij een van deze centra had ingeschreven voor 1 april 2006. De datum van betaling geldt als bewijs van inschrijving.
Art.7. De bijlagen 13 en 14, gevoegd bij dit besluit, worden toegevoegd aan het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
Art.8. Dit besluit treedt in werking op 31 maart 2006.
Erkenningsaanvragers kunnen hun aanvraag tot erkenning indienen en de minister kan de instellingen erkennen overeenkomstig artikel 5 van dit besluit vanaf de datum van publicatie van dit besluit.
Art.9. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Mobiliteit zijn, ieder wat haar/hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 maart 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Mobiliteit,
R. LANDUYT
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 13. - Technische uitrusting
Elke vestiging waar onderzoeken plaatsvinden is gelegen op hoogstens 15 minuten wandelafstand van een halte van geregeld openbaar vervoer.
De vestiging omvat minstens een onthaalruimte, een gedeelte voor het administratief beheer, een lokaal waar de onderzoeken plaats- vinden en een sanitaire inrichting.
De vestiging kan niet in een woonruimte worden ingericht.
De lokalen zijn proper en hygiënisch.
De onthaalruimte, de sanitaire inrichting en de lokalen waar de medische en psychologische onderzoeken plaatsvinden zijn zodanig van elkaar gescheiden en het administratief beheer wordt zodanig georganiseerd dat de privacy van de vervallenverklaarde gewaarborgd wordt. Het lokaal voor de medische enerzijds en de psychologische onderzoeken anderzijds hoeven zich niet noodzakelijk in hetzelfde gebouw te bevinden.
In geval de instelling psychologische proeven met de computer organiseert, mogen deze proeven plaatsvinden in een computerlokaal dat plaats biedt aan meerdere personen. Het invullen van de vragenlijsten mag eveneens gebeuren in een lokaal dat plaats biedt aan meerdere personen.
Voor kandidaten die niet in staat zijn de proeven op computer af te leggen moeten er " pen & papier "-versies voorzien zijn.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 maart 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Mobiliteit,
R. LANDUYT
Art. N2. Bijlage 14. - Inhoud en methode
A. Inhoud en methode van de psychologische onderzoeken
In geval van een overtreding inzake rijden onder invloed van alcohol, psychotrope stoffen of medicijnen moeten de onderzoeken antwoorden verschaffen op minstens volgende vragen :
1. Is de toestand van de persoon conform aan de normen aangeduid in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
2. Zijn er aanwijzingen van misbruik of afhankelijkheid van deze middelen.
3. Wat is de aard en ernst van de problematiek (o.a. hoeveelheid en frequentie van het gebruik; weerslag op de verschillende levensdomeinen).
4. Worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op politoxicomanie.
5. Zijn er aanwijzingen van een voldoende stabiele en langdurige onthouding indien er vroeger sprake was van misbruik van alcohol, psychotrope stoffen of medicijnen, hierna middelenmisbruik genoemd.
6. Zijn er aanwijzingen voor een psychiatrische co-morbiditeit, persoonlijkheidsstoornissen, of aanpassingsproblemen gerelateerd aan het middelenmisbruik, die een risico vormen voor het veilig besturen van een voertuig.
7. Heeft de persoon inzicht in de problematiek, en neemt hij verantwoordelijkheid voor het gestelde gedrag.
8. Is er een motivatie om de attitudes en gedrag te veranderen of bij te sturen.
9. Worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op recidive.
In geval van een overtreding inzake onaangepast rijgedrag moeten de onderzoeken antwoorden verschaffen op minstens volgende vragen :
1. Is de toestand van de persoon conform aan de normen aangeduid in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
2. Is er een indicatie van psychiatrische aandoeningen, persoonlijkheidsstoornissen, of gedragsproblemen die een risico vormen voor het veilig besturen van een voertuig.
3. Wat is de aard en ernst van de problematiek.
4. Zijn er aanwijzingen van een middelenmisbruik.
5. Worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op recidive.
6. In geval van een middelenproblematiek, worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op polytoxicomanie.
7. Zijn er aanwijzingen van een voldoende stabiele en langdurige onthouding indien er vroeger sprake was van middelenmisbruik.
8. Heeft de persoon inzicht in de problematiek, en neemt hij verantwoordelijkheid voor het gestelde gedrag.
9. Is er een motivatie om de attitudes en gedrag te veranderen of bij te sturen.
In geval van een verval op medische gronden :
1. Is de toestand van de persoon conform aan de normen aangeduid in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
2. Is er sprake van belangrijke afwijkingen in gedragingen, stoornissen in het oordeels-, aanpassings- of perceptievermogen, coördinatiestoornis ten gevolge van een aangeboren of verworven stoornis of ten gevolge van een verouderingsproces.
De informatie wordt verzameld door middel van de volgende instrumenten :
1. Vragenlijst of zelfbeoordelingsschaal naar middelenmisbruik en gebruik legale medicatie;
2. Persoonlijkheidsvragenlijsten;
3. Psychologische testbatterij voor onderzoek van volgende functies :
i. aandacht & concentratie;
ii. geheugen;
iii. snelheid van verwerking van informatie;
iv. executieve functies zoals plannen en organiseren van gedrag, probleemoplossend vermogen en werkgeheugen;
4. Semi-gestructureerd interview dat peilt naar de volgende mogelijke probleemgebieden :
i. Medisch;
ii. Professioneel;
iii. Middelenmisbruik;
iv. Juridisch;
v. Familiaal;
vi. Sociaal;
vii. Psychologisch.
Minstens de volgende risicofactoren worden onderzocht met gevalideerde psychometrische instrumenten :
- Impulsiviteit;
- Lage frustratietolerantie;
- Gebrekkige woedebeheersing;
- Gebrekkige copingstrategieën;
- Sensation-seeking gedrag;
- Antisociale kenmerken;
- Negatieve omgevingsfactoren zoals slechte huisvesting, weinig scholing, slecht betaalde job, negatieve familiegeschiedenis...;
- Beperkt en weinig ondersteunend sociaal netwerk;
- Voorgeschiedenis van inbreuken of geweld;
- Beperkte sociale en intellectuele vaardigheden;
Indicatie van psychiatrische aandoeningen (inclusief middelenmisbruik) of persoonlijkheidsstoornissen.
De aangewende onderzoeksinstrumenten beschikken over aangetoonde psychometrische kwaliteiten zoals validiteit, betrouwbaarheid, sensitiviteit en specificiteit.
De psycholoog neemt de beslissing met betrekking tot de psychologische geschiktheid : geschikt, geschikt onder bepaalde voorwaarden of ongeschikt. Indien de betrokkene zowel een medisch als een psychologisch onderzoek dient te ondergaan wordt de eindbeslissing door de arts genomen overeenkomstig punt C van deze bijlage.
B. Inhoud en methode van de medische onderzoeken
Het medisch onderzoek bestaat uit minstens de volgende elementen :
1. Grondige medische anamnese met aandacht voor gebruik van alcohol, psychotrope stoffen of medicijnen, comorbiditeit en polydruggebruik;
2. Kennisname van relevante medische informatie van de kandidaat betreffende aandoeningen zoals beschreven in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
3. Uitvoeren van een grondig geneeskundig onderzoek waarbij alle middelen die de geneeskunde biedt, aangewend kunnen worden;
4. Verwijzing naar gespecialiseerde artsen of medische diensten, zo vereist, conform bijlage 6 voor het ontvangen van het bewuste medische advies per type van aandoening;
5. In geval van een overtreding inzake rijden onder invloed van alcohol of psychotrope stoffen :
a. Nagaan van de indicatoren voor misbruik of afhankelijkheid van alcohol en/of psychotrope middelen;
b. Screening naar misbruik of afhankelijkheid van alcohol en/of psychotrope middelen. In geval van een overtreding inzake rijden onder invloed van alcohol.
De arts neemt de eindbeslissing met betrekking tot de medische geschiktheid : geschikt, geschikt onder bepaalde voorwaarden, ongeschikt.
Indien de arts dit noodzakelijk acht wordt de medische geschiktheid afhankelijk gesteld van het ondergaan van een bloedanalyse in geval van alcoholovertreding en een haaranalyse in geval van een overtreding inzake psychotrope middelen.
C. Medische en psychologische onderzoeken
Indien de betrokkene zowel een medisch als een psychologisch onderzoek dient te ondergaan nemen de arts en de psycholoog pas een beslissing nadat ze kennis hebben genomen van elkaars bevindingen.
De arts is verantwoordelijk voor de eindbeslissing. Hij baseert zich hiervoor zowel op zijn beslissing als op die van de psycholoog.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 maart 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Mobiliteit,
R. LANDUYT.