Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de budgettaire en boekhoudkundige regeling van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-03-2006 en tekstbijwerking tot 01-09-2015)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De begroting van ontvangsten en uitgaven.
Art. 3-15
HOOFDSTUK III. - De rekeningen en de boekhouding.
Art. 16-27
HOOFDSTUK IV. - Rekening en verantwoording.
Art. 28-32
HOOFDSTUK V. - De voorafgaande controle op de besluiten die een financiële en budgettaire weerslag hebben.
Art. 33-41
HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art. 42-44
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1996014011 



Uitvoeringsbesluit(en):

2013011481 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie [1 bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven " vervangen door de woorden " bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector]1;
  2° de Raad : de Raad van het Instituut, bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk 3 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;
  3° de afgevaardigde van de Minister : het lid van het Interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën, bedoeld in artikel 33 van het huidige besluit.
  ----------
  (1)<KB 2013-09-15/03, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 05-10-2013>

Art.2. Het Instituut maakt jaarlijks een begroting en rekening op met opgave van alle ontvangsten en alle uitgaven, welke de herkomst en de oorzaak ervan ook mogen zijn.
  Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.
  De boekhouding wordt gevoerd volgens het stelsel van het beheer. De ontvangsten en de uitgaven worden respectievelijk aangerekend op de datum van hun daadwerkelijke inning en betaling.

HOOFDSTUK II. - De begroting van ontvangsten en uitgaven.
Art.3. De ontwerpbegroting is de akte waardoor de Raad de ontvangsten en de uitgaven voorziet en raamt, die uit te voeren zijn door het Instituut tijdens het begrotingsjaar waarvoor de begroting opgemaakt is.
  De begroting is de akte waardoor de Ministers van Begroting en van Financiën de ontvangsten en de uitgaven bepalen waartoe zij het Instituut de toestemming verlenen.

Art.4. Onder ontvangsten wordt verstaan al de rechten door het Instituut verworven uit hoofde van zijn betrekkingen met derden.
  Onder uitgaven wordt verstaan al de rechten door derden verworven ten laste van het Instituut.
  De verrichtingen op gelden van derden worden in een ordebegroting ingeschreven.

Art.5. De begroting wordt tabelsgewijze voorgesteld zodanig dat de verschillende grote inkomstencategorieën afzonderlijk worden vermeld, alsook dat langs de uitgavenzijde het onderscheid verschijnt tussen personeelsuitgaven, werkingsuitgaven en investeringsuitgaven.
  De ontvangsten en de uitgaven worden er volgens hun aard gerangschikt.
  De vorm van die tabellen wordt vastgesteld in bijlage 1.

Art.6. De ramingen van ontvangsten en de kredieten van uitgaven worden gestaafd met afzonderlijke verantwoordingsnota's.

Art.7. Het ontwerp van begroting met de bijhorende toelichting en verantwoording wordt ingediend in drie exemplaren bij de Minister van Begroting vóór 15 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het betrekking heeft.
  De Minister van Begroting zendt die onverwijld over aan de Minister van Financiën.
  Het Instituut kan uitgenodigd worden zijn ontwerp van begroting te komen toelichten.
  De Ministers van Begroting en Financiën delen vóór 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop die betrekking heeft aan het Instituut mee of ze hun goedkeuring kunnen verlenen aan het voorgelegde ontwerp van begroting.
  De Minister van Begroting deelt de goedgekeurde begroting mee aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Art.8. Indien op de eerste dag van het begrotingsjaar geen goedkeuring is gegeven, belet zulks niet dat tot op het ogenblik dat de begroting wordt goedgekeurd, de kredieten die opgenomen waren in de laatst goedgekeurde begroting worden aangewend door het Instituut.

Art.9. De ramingen vermeld in de tabel der ontvangsten van de begroting, zijn niet limitatief ten opzichte van de te innen ontvangsten.
  De kredieten, onder de artikelen van de tabel der uitgaven aangevraagd, beperken deze laatste tot het vastgestelde bedrag, tenzij de tekst bepaalt dat zij niet limitatief zijn.

Art.10. De kredieten kunnen slechts aangewend worden voor de doeleinden waartoe zij bestemd zijn.

Art.11. De begrotingsaanrekening wordt gestaafd met het stuk bestemd voor of uitgaande van derden, dat het bestaan en de omvang van de verrichting vaststelt.
  De ontvangsten en de uitgaven dienen ingeschreven te worden op de artikelen waarop zij betrekking hebben.

Art.12. Voor de contracten en opdrachten waarvan de uitvoering de duur van het begrotingsjaar overschrijdt, voorziet de begroting, enerzijds, het bedrag van de verbintenissen die afgesloten mogen worden en, anderzijds, het bedrag van het gedeelte der contracten en opdrachten, dat mag worden uitgevoerd in de loop van het betrokken begrotingsjaar.
  In afwijking van de bepalingen van het eerste lid van dit artikel worden rechten die voortvloeien uit het afsluiten van contracten over het gebruik van goederen of diensten en die de ondertekenaars verbinden voor een duur die langer is dan het begrotingsjaar, slechts op de begroting gebracht ten belope van het bedrag van de rechten die tijdens het begrotingsjaar opvorderbaar worden.

Art.13. De verrichtingen die niet voortvloeien uit betrekkingen met derden, zijn interne bewegingen. Deze verrichtingen betreffen inzonderheid de vorming, de verandering en het verdwijnen van patrimoniale waarden, de samenstelling van reserve-, amortisatie- of vernieuwingsfondsen.

Art.14. De interne bewegingen worden vrijblijvend geschat in de voorafbeelding van de rekeningen waarop zij betrekking zullen hebben.
  De voorafbeelding van de rekeningen is de synthese van de beweging van de waarden die uit de uitvoering van de opdrachten van het Instituut voortvloeit tijdens het jaar waarvoor de begroting is opgemaakt.

Art.15. De leningen voor meer dan tien dagen die het Instituut mag aangaan, worden aan de Minister van Begroting ter machtiging voorgelegd.
  Het Instituut zendt aan de Minister van Begroting volledige inlichtingen over betreffende :
  1° de leningen van alle aard die het aangaat;
  2° het beleggen van zijn tegoeden en zijn beschikbare gelden.
  Deze inlichtingen worden verschaft volgens de nadere regels die vastgelegd worden door de Minister van Begroting.

HOOFDSTUK III. - De rekeningen en de boekhouding.
Art.16. Het Instituut maakt uiterlijk op 30 april de jaarlijkse uitvoeringsrekening op van zijn begroting, alsmede een staat van activa en passiva op 31 december van het beschouwde jaar.
  De overheden die de uitvoeringsrekeningen van de begroting goedkeuren of afsluiten, doen dat binnen dezelfde termijn voor de staten van activa en passiva.

Art.17. Het Instituut voegt bij zijn begroting de voorafbeelding van de rekeningen, en in het bijzonder van de rekening van de wijziging van het patrimonium.

Art.18. Alle verrichtingen die betrekking hebben op de activiteit en het beheer van het Instituut worden dagelijks volledig geboekt.
  Elke boeking wordt met een verantwoordingsstuk gestaafd.

Art.19. De boeking geschiedt volgens de gebruikelijke regels van de dubbele boekhouding.
  Ze maakt minstens het voorwerp uit van inschrijvingen :
  1° in een dagboek waarin de verrichtingen in chronologische volgorde worden opgenomen;
  2° in een rekeningsysteem waarin enerzijds de aangewende middelen volgens hun aard, en anderzijds de aanwending van die middelen alsmede de daaruit voortvloeiende wijzigingen in het patrimonium gespecificeerd worden.

Art.20. Het in artikel 19 bedoelde rekeningsysteem alsmede de regels met betrekking tot de werking ervan, worden beschreven in een boekhoudplan, dat aangepast is aan de statutaire aard van het Instituut en voortdurend wordt aangepast aan de noodwendigheden van zijn beheer en van zijn activiteit.
  Het plan is zo opgesteld dat :
  1° de rekeningen, enerzijds, de verrichtingen met derden, en anderzijds, de in artikel 13 bepaalde interne bewegingen van waarden, afzonderlijk boeken;
  2° de rekeningen zodanig gegroepeerd worden dat zonder nieuwe bewerking of ontleding kan worden voldaan aan de bepalingen van de artikelen 26 tot 35 van dit besluit;
  3° het te allen tijde de mogelijkheid biedt om de uitvoering van de begroting na te gaan.
  De Minister van Begroting en de Minister van Financiën keuren de algemene structuur van het boekhoudplan goed.

Art.21. De inschrijvingen in de in artikel 19 bedoelde rekeningen moeten overeenstemmen met die in de dagboeken.

Art.22. In de loop van het jaar bevatten de rekeningen die begrotingsuitgaven opnemen, slechts debetboekingen; de rekeningen die begrotingsontvangsten opnemen behelzen slechts creditboekingen, zodat die rekeningen de verantwoordingsstukken van deze boekingen samenvatten.

Art.23. De van derden uitgaande stukken, die de boekingen in de rekeningen staven, worden per artikel van de begroting gerangschikt.
  De kopies van de stukken bestemd voor derden worden op dezelfde wijze gerangschikt.
  Indien de aard van de activiteit van het Instituut het rangschikken per exploitatie of per dienst vereist, worden de aldus gegroepeerde stukken bijkomend per artikel van de begroting geïnventariseerd.

Art.24. De stukken die het Instituut heeft opgemaakt ter verantwoording van de interne bewegingen van waarden worden per rekening gerangschikt; ze mogen niet vermengd worden met diegene die bedoeld zijn in artikel 23.

Art.25. Op 31 december wordt de waarde van de actieve en passieve posten van het patrimonium van het Instituut herzien en wordt een algemene inventaris opgemaakt, die steunt op de gedetailleerde lijst van hetgeen voorhanden is.
  Die inventaris wordt ingedeeld in evenveel hoofdstukken als het in artikel 20 bedoelde boekhoudplan groepen van rekeningen omvat, die geopend werden om de verrichtingen te boeken die de samenstelling van het patrimonium beïnvloeden.

Art.26. De boekingen bestemd om de rekeningen te verbeteren overeenkomstig de gegevens van de inventaris worden eveneens per 31 december uitgevoerd.

Art.27. Na de in artikel 26 bedoelde boekingen wordt een definitieve balans van de rekeningen opgemaakt.

HOOFDSTUK IV. - Rekening en verantwoording.
Art.28. Het Instituut legt jaarlijks voor aan de Ministers van Financiën en Begroting :
  1° de rekening betreffende de uitvoering van de begroting, gestaafd met een beheersrekening;
  2° de rekening van de wijzigingen van het patrimonium.

Art.29. De rekening betreffende de uitvoering van de begroting wordt gevormd met dezelfde onderverdelingen als de tabellen van de begroting.
  Op die tabellen staan aangegeven, in opeenvolgende kolommen :
  1° de nummers van de artikelen;
  2° de tekst van die artikelen;
  3° de ramingen van de ontvangsten of de toegestane kredieten, naar gelang van het geval;
  4° de aangerekende ontvangsten of uitgaven;
  5° de verschillen tussen de ramingen en de aanrekeningen.
  Het verschil tussen de aangerekende ontvangsten en uitgaven vormt het begrotingsresultaat van het jaar. Dit resultaat, samengenomen met die van de vorige jaren, vormt het algemeen resultaat der begrotingen.

Art.30. De beheersrekening geeft :
  1° de in kas aanwezige waarden en de sommen waarvan het Instituut in rekening-courant schuldeiser of schuldenaar is op 1 januari van het jaar waarvoor ze wordt opgemaakt;
  2° de ontvangsten en de uitgaven, zoals ze voortvloeien uit de rekening betreffende de uitvoering van de begroting;
  3° de in kas aanwezige waarden en de sommen waarvan het Instituut in rekening-courant schuldeiser of schuldenaar is op het einde van het jaar waarvoor ze wordt opgemaakt.
  Die rekening moet de overeenstemming aantonen tussen de boekhoudkundige gegevens en de aanrekeningen op de begroting.

Art.31. De rekening van de wijzigingen van het patrimonium wordt opgemaakt in de vorm van tabellen die de gegevens groeperen die opgenomen zijn in de rekeningen die overeenkomstig de bepalingen van artikel 26 geopend zijn.
  Zij behelst, enerzijds :
  a) de sommen die de verhogingen van activa en de verminderingen van passiva vertegenwoordigen die de tegenwaarde vormen van de op de begroting aangerekende uitgaven;
  b) de meerwaarden en de andere verhogingen van activa, vastgesteld buiten enige budgettaire aanrekening;
  anderzijds :
  a) de sommen die de vermindering van activa of de verhogingen van passiva vertegenwoordigen die de tegenwaarde vormen van de op de begroting aangerekende ontvangsten;
  b) de minderwaarden, de waardeverminderingen, het wegvallen van activa of de verhogingen van passiva vastgesteld buiten enige budgettaire aanrekening.
  De verrichtingen worden samengevat door in aparte kolommen diegene te groeperen die het voorwerp uitmaken van een budgettaire aanrekening en diegene die worden vastgesteld buiten enige budgettaire aanrekening.
  Het verschil tussen de verhoging en de vermindering geeft het resultaat van de gedurende het jaar ingetreden wijzigingen van het patrimonium.
  Dit resultaat, samengenomen met de resultaten van de vorige jaren, vormt de algemene rekening van de wijzigingen van het patrimonium.

Art.32. Bij de overeenkomstig artikel 28 ingediende rekeningen wordt een uiteenzetting gevoegd van de afschrijvingen, van de speciale reserves en andere provisies die het Instituut heeft aangelegd.
  Het Instituut legt de rekeningen in vijf exemplaren voor aan de Minister van Begroting.
  De Minister van Begroting maakt die onverwijld over aan de Minister van Financiën en zendt daarvan twee exemplaren over aan het Rekenhof.
  Nadat het zijn controletaak heeft vervuld, zendt het Rekenhof een exemplaar van de rekeningen met zijn opmerkingen terug aan de Minister van Begroting, die het doorzendt naar het Instituut.

HOOFDSTUK V. - De voorafgaande controle op de besluiten die een financiële en budgettaire weerslag hebben.
Art.33. De Minister van Begroting vaardigt een lid van het Interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën af naar het Instituut. Zijn bezoldiging die wordt geregeld bij ministerieel besluit, is ten laste van het Instituut.

Art.34. De afgevaardigde van de Minister volgt de voorbereiding en de uitvoering van de begroting. Hij maakt de Minister van Begroting opmerkzaam op elk feit dat de begrotingsprogramma's kan wijzigen of de uitvoering ervan kan belemmeren.
  Op administratief, budgettair en financieel gebied draagt de afgevaardigde van de Minister bij tot de studie van de gepaste maatregelen om besparingen te doen, om de middelen te vergroten en om de organisatie van de diensten te verbeteren. Hij maakt aan het Instituut en aan de Minister van Begroting zijn suggesties hierover bekend.

Art.35. De afgevaardigde van de Minister oefent zijn toezicht uit op stukken en ter plaatse. Hij heeft toegang tot alle dossiers en alle archieven van het Instituut en ontvangt van de diensten alle inlichtingen die hij vraagt.

Art.36. Onverminderd de artikelen 10, § 3, 37, 38 en 39, mag de afgevaardigde van de Minister niet deelnemen aan de leiding, noch aan het beheer van het Instituut, noch bevelen geven om een verrichting te beletten of te schorsen.

Art.37.§ 1. Aan het advies van de afgevaardigde van de Minister, die over een termijn van drie vrije dagen beschikt voor het besluit van de Raad, worden de voorstellen voorgelegd betreffende :
  1° de uitgaven waarvan de financiële impact over een termijn van 4 jaar berekend, 125.000 euro overschrijdt;
  2° de overheidsopdrachten waarvan de financiële impact 200.000 euro overschrijdt of 67.000 euro in geval van een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking;
  3° de aanwerving van statutaire en contractuele ambtenaren;
  4° de toekenning van hogere functies;
  5° het afsluiten van overeenkomsten of samenwerkingsakkoorden;
  6° de invoering van subsidies, toelagen, vergoedingen of premies die niet worden verleend overeenkomstig wetten, besluiten of reglementen, of de precieze vaststelling van de toekenningsvoorwaarden of het bedrag ervan;
  7° het beheer van het patrimonium;
  [1 8° de aanvaarding van de in de privésector of als zelfstandige verrichte diensten in de gevallen bedoeld in artikel 17 van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 houdende het geldelijk statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.]1
  § 2. Overheidsopdrachten die de bedragen bedoeld in § 1 overschrijden dienen voor advies aan de afgevaardigde van de Minister te worden voorgelegd bij de volgende stadia :
  1° alvorens de concurrentie wordt geraadpleegd;
  2° vóór de toekenning van de opdracht;
  3° tijdens de uitvoering van de opdracht vóór elk besluit dat extra uitgaven van meer dan 10 % met zich brengt.
  ----------
  (1)<KB 2013-09-15/03, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 05-10-2013>

Art.38. Aan het advies van de afgevaardigde van de Minister, die over een termijn van veertien vrije dagen beschikt vóór de tussenkomst van de bevoegde minister of ministers in voorkomend geval, worden eveneens de voorstellen van de Raad voorgelegd betreffende :
  1° de begrotingsontwerpen;
  2° de ontwerpen van begrotingswijzigingen;
  3° de voorstellen waarbij limitatieve kredieten worden overschreden;
  4° de voorstellen van leningen;
  5° de beschikbare fondsen.

Art.39. Wanneer de Raad niet akkoord kan gaan met het advies van de afgevaardigde van de Minister betreffende een voorstel vermeld in de artikelen 37 en 38, maakt hij het voorstel aanhangig bij de Minister van Begroting.

Art.40. De opmerkingen van het Rekenhof betreffende het Instituut, alsook de antwoorden van de Raad worden regelmatig medegedeeld aan de afgevaardigde van de Minister.

Art.41. De afgevaardigde van de Minister bezorgt de Minister die het Openbaar Ambt onder zijn bevoegdheid heeft voor de problemen die hem aanbelangen, een afschrift van de verslagen die hij aan de Minister van Begroting of aan het Instituut zendt.

HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art.42. Het ministerieel besluit van 11 januari 1996 houdende administratieve en budgettaire controle op het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie wordt opgeheven.

Art.43. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art.44.Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.Bijlage 1.- Tabellen van de begroting van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.


 INKOMSTEN
411.01Terugvorderingen
411.04Prestaties voor derden
411.071Vergunnings- en controlerechten voor private radiocommunicatie
411.071/2BMR
411.071/3Private (volgens categorieen)
411.073Publieke licentierechten
411.073/1Trunking
411.073/2Spraaktelefonie
411.073/3Nummering
411.073/41UMTS
411.073/42GSM
411.073/5Draadloze lokale lus (Wireless local loop)
411.074Post
 UITGAVEN
   Personeelsuitgaven
511.01Wedden, toelagen
511.03/1Pensioenen
511.03/2Sociale dienst
 Werkingsuitgaven
521.01Huur en onderhoud
521.04/0Onderhoudswerken
521.04/1Onderhoud voertuigen
521.05Verzekeringen
521.06Belastingen (niet-limitatief)
521.10Werking NCS
522.01/2Interbedrijfsgeneeskundige dienst
522.01/3Overkoepelende organisaties (niet-limitatief)
522.02Informatica
526.01/1Werken voor derden
526.01/2Opleiding
526.01/3Opdrachten in het buitenland
526.03[<font color="red">1</font> Proximus]<font color="red"></font>-1 /De Post/NMBS
 Investeringsuitgaven
550.02/1Kantoormateriaal
550.02/2Informaticamateriaal
550.02/3Technisch materiaal
550.05Aankoop van voertuigen
 Schatkistverrichtingen
560.07/1Schatkist
560.07/2CF/RT
(<font color="red">1</font>)<W <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2015081026" target="_blank">2015-08-10/26</a>, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 22-06-015 (zie KB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2015091102" target="_blank">2015-09-11/02</a>, art. 1)>