20 JULI 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van het sociale element van de universele dienst inzake elektronische communicatie. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 08-08-2006 en tekstbijwerking tot 08-05-2007)
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
Afdeling II. - Procedure voor de toekenning van het sociale telefoontarief.
Art. 2-3
Afdeling III. - Financiering van het sociale element van de universele dienst.
Art. 4-7
Afdeling IV. - Slotbepalingen.
Art. 8
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° " Wet ": de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;
2° " Instituut ": het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zoals bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;
3° " Beschouwde jaar " : het kalenderjaar waarin een verrichting van het sociale element van de universele dienst wordt gedaan;
4° " Fonds " : het fonds voor de universele dienstverlening inzake sociale tarieven, zoals bepaald in artikel 74 van de wet;
5° " Gegevensbank " : de bij het Instituut opgerichte gegevensbank met betrekking tot de categorieën van begunstigden van het sociale telefoontarief zoals bepaald in artikel 22, §2 van de bijlage van de wet.
Afdeling II. - Procedure voor de toekenning van het sociale telefoontarief.
Art.2. Het fonds voor de universele dienstverlening inzake sociale tarieven, hierna het " fonds ", zoals bepaald in artikel 74 van de wet, is gevestigd op het adres van het Instituut.
Art.3. § 1. Iedere persoon die aan de voorwaarden voldoet om het sociale telefoontarief te genieten, zoals die zijn vastgesteld in artikel 22 van de bijlage bij de wet, en die dat tarief wenst te genieten, dient daartoe een aanvraag in bij de operator van zijn keuze.
De operator stuurt die aanvraag dadelijk door naar het Instituut.
§ 2. Indien op basis van de elementen die in de aanvraag vervat zijn, niet kan worden uitgemaakt of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden die vastgesteld zijn in artikel 22 van de bijlage bij de wet, stelt het Instituut onmiddellijk de operator en de aanvrager daarvan op de hoogte en verzoekt die laatste de gepaste bewijsstukken die het opsomt eraan te verstrekken.
Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden voldoet om het sociale telefoontarief te genieten, stelt het Instituut de betrokken operator daarvan op de hoogte en deelt het de aanvrager de reden mee waarom het genot van het sociale telefoontarief hem door de operator niet kan worden toegekend.
Indien de aanvrager daadwerkelijk aan de voorwaarden voldoet om het sociale telefoontarief te genieten, laat het Instituut de operator bij wie de aanvraag is ingediend, weten vanaf welk moment die laatste het sociale telefoontarief daadwerkelijk zal toepassen. In voorkomend geval laat het Instituut ook de operator bij wie de aanvrager voordien het sociale telefoontarief genoot, weten vanaf welk moment die laatste het voormelde tarief niet langer zal verstrekken.
Afdeling III. - Financiering van het sociale element van de universele dienst.
Art.4. Het fonds is ermee belast de aanbieders van sociale telefoontarieven te vergoeden en vervult daarbij alle taken die nodig zijn met het oog op de inzameling en de verdeling van de bedragen die overeenstemmen met de compensaties en vergoedingen waarvan sprake in artikel 74 van de wet.
Het fonds zal daartoe binnen een termijn van 10 werkdagen te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit een aparte bankrekening openen.
(lid 3 opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 204, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.5. Uiterlijk op 15 mei van het jaar dat volgt op het beschouwde jaar, deelt elke operator aan het fonds zijn omzet mee in verband met de markt voor openbare telefonie voor het beschouwde jaar.
Art.6. Uiterlijk op 1 augustus van het jaar dat volgt op het beschouwde jaar, berekent het fonds het bedrag van de compensaties en vergoedingen bedoeld in artikel 74 van de wet voor het beschouwde jaar en deelt dat bedrag mee aan de operatoren via een ter post aangetekende brief.
De betaling van de in het vorige lid bedoelde compensaties en vergoedingen wordt onmiddellijk uitgevoerd.
Art.7. Met het oog op de berekening van de compensaties en vergoedingen met betrekking tot de verrichtingen die tijdens het jaar 2005 zijn uitgevoerd, deelt elke operator uiterlijk op 31 augustus 2006 aan het Instituut zijn omzet mee die overeenstemt met de markt voor openbare telefonie met betrekking tot het jaar 2005.
Uiterlijk op 30 oktober 2006 berekent het fonds het bedrag van de compensaties en vergoedingen bedoeld in artikel 74 van de wet met betrekking tot de verrichtingen tijdens het jaar 2005 en deelt het dat bedrag per aangetekend schrijven mee aan de betrokken operatoren.
De betaling van de in het vorige lid bedoelde compensaties en vergoedingen wordt onmiddellijk uitgevoerd.
Afdeling IV. - Slotbepalingen.
Art. 8. Onze Minister van Begroting en Consumentenzaken en Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken,
Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid,
M. VERWILGHEN.