17 MAART 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Veurne.(NOTA : opgeheven met ingang op een onbepaalde datum bij KB2016-06-12/04, art. 1, Inwerkingtreding : onbepaald )(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-03-2006 en tekstbijwerking tot 06-03-2012)
Art. 1-12, 12/1, 13-21
Artikel 1.[1 De rechtbank van eerste aanleg te Veurne bestaat uit vijftien kamers waarvan acht kamers voor burgerlijke zaken waaronder de beslagkamer, vijf kamers voor correctionele zaken waaronder de correctionele raadkamer, en twee jeugdkamers .]1
----------
(1)<KB 2012-02-15/11, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 06-03-2012>
Art.2.De eerste tot en met de zevende kamer nemen kennis van de burgerlijke zaken en vormen de burgerlijke rechtbank.
De achtste tot en met de elfde kamer nemen kennis van de correctionele zaken en vormen de correctionele rechtbank.
De twaalfde kamer is de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg die zitting houdt in correctionele zaken.
[1 De dertiende kamer en kamer dertien bis vormen de jeugdrechtbank.]1
De veertiende kamer neemt kennis van de zaken die tot de bevoegdheid van de beslagrechter behoren.
----------
(1)<KB 2012-02-15/11, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 06-03-2012>
Art.3.[1 De kamers houden zitting als volgt :
1° de eerste kamer : iedere donderdag om 9 uur;
2° de tweede kamer : iedere donderdag om 10 u. 30 m.;
3° de derde kamer : iedere donderdag om 9 uur;
4° de vierde kamer : iedere donderdag om 9 uur;
5° de vijfde kamer : op vrijdag om de veertien dagen om 9 uur;
6° de zesde kamer : op vrijdag om de veertien dagen om 9 u. 30 m.;
7° de zevende kamer : op woensdag om de veertien dagen om 9 u. 30 m.;
8° de achtste kamer : iedere woensdag om 9 uur;
9° de negende kamer : op vrijdag om de veertien dagen om 9 uur;
10° de tiende kamer : iedere dinsdag om 9 uur;
11° de elfde kamer : op vrijdag om de veertien dagen om 9 uur;
12° de twaalfde kamer : iedere dinsdag om 9 uur en zo nodig ook op vrijdag om 11 uur;
13° de dertiende kamer : iedere vrijdag om 9 uur en iedere tweede maandag van de maand als inleidingskamer voor de burgerlijke zaken om 9 uur;
14° kamer dertien bis : op maandag om 10 u. 30 m.;
15° de veertiende kamer : iedere woensdag om 9 u. 30 m.
De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg houdt zitting iedere woensdag om 11 uur in de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren.
Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting iedere vrijdag om 9 uur.]1
----------
(1)<KB 2012-02-15/11, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 06-03-2012>
Art.4. De eerste burgerlijke kamer is de inleidingskamer van alle burgerlijke rechtsvorderingen, onder voorbehoud van wat dienaangaande wordt voorzien in de artikelen 5 en 7 en uitgezonderd voor wat betreft de zaken die tot de bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de jeugdrechter en de beslagrechter behoren dewelke rechtstreeks voor de respectieve bevoegde rechter worden ingeleid.
De eerste burgerlijke kamer bestaat uit één rechter, namelijk de voorzitter van de rechtbank of de rechter die daartoe door de voorzitter aangeduid werd.
De zaken welke aldus voor de eerste burgerlijke kamer ingeleid worden, worden door hem verdeeld over de verscheidene burgerlijke kamers.
Art.5.[1 De tweede burgerlijke kamer bestaat uit drie rechters.
Zij zetelt voor de inleiding en de behandeling van :
1° de burgerlijke rechtsvorderingen aangebracht naar aanleiding van drukpersmisdrijven (artikel 92, § 1, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek);
2° de hogere beroepen tegen vonnissen gewezen door de vrederechter (artikel 92, § 1, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek);
3° de hogere beroepen tegen de burgerrechtelijke vonnissen gewezen door de politierechtbank (artikel 92, § 1, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek);
4° de verzoeken tot herroeping van het gewijsde (artikel 92, § 1, 5°, van het Gerechtelijk Wetboek);
5° de tuchtzaken (artikel 92, § 1, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek);
Zij behandelt eveneens de zaken die ingevolge artikel 91, laatste lid, van het Gerechtelijk Wetboek onttrokken worden aan de burgerlijke kamers met één rechter, op verzoek van partijen.
De tweede kamer zetelt eveneens als kamer met vijf rechters in de gevallen bedoeld in artikel 93, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.]1
----------
(1)<KB 2012-02-15/11, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 06-03-2012>
Art.6.De derde, vierde, vijfde, zesde en zevende kamers bestaan uit één rechter. Zij behandelen de burgerlijke zaken die hen worden toegewezen door de eerste burgerlijke kamer.
De zaken ingeleid op verzoekschrift worden behandeld door de kamer door de voorzitter van de rechtbank aan te wijzen.
De verschijningen ter minnelijke schikking bedoeld bij de artikelen 731 en 732 van het Gerechtelijk Wetboek worden behandeld door de kamer door de voorzitter van de rechtbank aan te wijzen.
[1 Vierde lid opgeheven.]1
----------
(1)<KB 2012-02-15/11, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 06-03-2012>
Art.7. Dagvaardingen in gedwongen tussenkomst, gemeenverklaring en/of vrijwaring worden ingeleid voor de kamer waar het hoofdgeschil hangende is.
Art.8.[1 De partijen verschijnen voor de voorzitter van de rechtbank inzake echtscheiding door onderlinge toestemming iedere woensdag, om 9 uur.]1
----------
(1)<KB 2012-02-15/11, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 06-03-2012>
Art.9. De getuigenverhoren in burgerlijke zaken worden gehouden ieder maandag, om 9 uur en/of 14 u. 30 m.
Art.10.De achtste correctionele kamer bestaat uit drie rechters.
Zij behandelt :
- de hogere beroepen tegen de strafrechtelijke vonnissen gewezen door de politierechtbank (artikel 92, § 1, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek);
- de strafzaken betreffende misdrijven bedoeld in titel VII en titel VIII, hoofdstuk III, van boek II van het Strafwetboek met uitzondering van de artikelen 391bis, 391ter, 431 en 432 van het Strafwetboek;
- de verzoeken tot herroeping van het gewijsde in strafzaken (artikel 92, § 1, 5°, van het Gerechtelijk Wetboek);
- de zaken waarvan overeenkomstig artikel 91, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek de behandeling voor een kamer met drie rechters wordt gevraagd door het openbaar ministerie;
- de zaken waarvan de verwijzing naar een kamer met drie rechters wordt gevraagd door de beklaagde overeenkomstig artikel 91, derde lid, en vijfde lid van het Gerechtelijk Wetboek.
[1 De achtste correctionele kamer neemt tevens kennis van :
- de overtredingen van de wetten en verordeningen over één van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank, en, in geval van samenloop of samenhang, van genoemde overtredingen samen met één of meer overtredingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, indien overeenkomstig artikelen 91 en 92 van het Gerechtelijk Wetboek de zaak voor een kamer met drie rechters wordt gebracht;
- de beroepen tegen de vonnissen van de politierechtbank in zoverre de politierechtbank uitspraak heeft gedaan in zaken die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, en, in geval van samenloop of samenhang, van genoemde overtredingen samen met een of meer overtredingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten.]1
----------
(1)<KB 2012-02-15/11, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 06-03-2012>
Art.11.De negende, tiende en elfde kamer bestaan uit één rechter en behandelen de correctionele zaken onder voorbehoud van wat is voorzien bij artikel 10.
[1 De elfde kamer neemt kennis van de overtredingen van de wetten en verordeningen over één van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, en, in geval van samenloop of samenhang, van genoemde overtredingen samen met één of meer overtredingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten. ]1
----------
(1)<KB 2012-02-15/11, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 06-03-2012>
Art.12. De twaalfde kamer (de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg die zitting houdt in correctionele zaken) bestaat uit één rechter.
Art.12/1. [1 De dertiende kamer neemt kennis van zaken die tot de bevoegdheid van de jeugdrechter behoren. " De kamer dertien bis neemt kennis van de zaken ten laste van de minderjarigen ten aanzien van wie een beslissing tot uithandengeving is genomen overeenkomstig de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade in het kader van een wanbedrijf of correctionaliseerbare misdaad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2012-02-15/11, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 06-03-2012>
Art.13. De kamers kunnen naargelang van de behoeften van de dienst buitengewone zittingen houden waarvan zijzelf de dagen en uren bepalen in overeenstemming met de voorzitter van de rechtbank.
Art.14. Indien de behoeften van de dienst het vergen, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies te hebben ingewonnen van de procureur des Konings, één of meer kamers bijkomende zittingen laten houden op de dagen en uren die hij bepaalt.
In dit geval wordt zijn beschikking ter griffie aangeplakt en onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het hof van beroep.
Art.15. De voorzitter van de rechtbank kan eveneens, na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen, het aantal en de bevoegdheden van de kamers tijdelijk wijzigen.
In dit geval wordt zijn beschikking ter griffie aangeplakt en onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het hof van beroep.
Art.16. De strafzaken worden door de voorzitter van de rechtbank op voorstel van de procureur des Konings toebedeeld.
De rechtstreekse dagvaardingen in strafzaken worden ingeleid op de zittingen van de bevoegde correctionele kamers, mits de dagvaardende partij het openbaar ministerie ten laatste ten minste drie dagen vóór de zitting voorafgaandelijk verwittigt.
Art.17.De voorzitter van de rechtbank bepaalt de dienstregeling van de onderzoeksrechters en de verdeling van de zaken onder hen.
De zaken worden toebedeeld aan de onderzoeksrechter die van dienst is op datum van de vordering van de procureur des Konings of op datum van de neerlegging van de klacht met burgerlijke partijstelling.
Indien de behoeften van de dienst, de goede rechtsbedeling of de organisatie van de rechtbank zulks vergen, kan de voorzitter van de rechtbank in elk geval afwijken van deze dienstregeling of een andere dienstregeling voorzien, de verdeling of de wijze van verdeling van de zaken wijzigen of aan een andere onderzoeksrechter een zaak toebedelen die voor een andere onderzoeksrechter aanhangig is.
[1 In toepassing van artikel 9 van de wet van 8 april 1965 op de jeugdbescherming wordt de onderzoeksrechter met dienst ook speciaal belast met de zaken die tot de bevoegdheid van de jeugdrechtbank behoren.]1
----------
(1)<KB 2012-02-15/11, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 06-03-2012>
Art.18. De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen, de dagen en uren van de vakantiezittingen.
Hij maakt de lijst op van de magistraten die er zitting zullen houden.
Hij kan te allen tijde deze lijst wijzigen met het oog op de behoeften van de dienst.
Art.19. Het koninklijk besluit van 17 april 1986 wordt opgeheven.
Art.20. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 21. Onze Minister van Justitie wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 maart 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX.