Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

20 NOVEMBER 2006. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de directeur-generaal van de algemene directie van de bestuurlijke politie van de federale politie.



Inhoudstafel:


Art. 1-2
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. De functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de directeur-generaal van de algemene directie van de bestuurlijke politie van de federale politie worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

Art.2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  Brussel, 20 november 2006.
  P. DEWAEL

BIJLAGE.
Art. N. Bijlage. 1. Functiebeschrijving van de directeur-generaal van de algemene directie bestuurlijke politie van de federale politie.
  1.
  1. Wettelijk en reglementair kader.
  Krachtens artikel 101 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus " is de algemene directie van de bestuurlijke politie belast met gespecialiseerde en supralokale opdrachten van bestuurlijke politie en, in dat raam, met de steunopdrachten aan de lokale overheid en politiediensten. De directeur-generaal van de bestuurlijke politie draagt bij tot een optimale geïntegreerde werking, in het bijzonder door toe te zien op de uitvoering van de steunopdrachten door zijn eigen directies en diensten.
  In dat raam verzekert de algemene directie bestuurlijke politie inzonderheid de volgende opdrachten :
  1° de leiding en de operationele coördinatie van de opdrachten van bestuurlijke politie van de centrale diensten van de federale politie;
  2° de gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie en de ondersteuning van de politieopdrachten;
  3° de organisatie van de federale interventiereserve;
  4° de ondersteuning van de gedeconcentreerde opdrachten van bestuurlijke politie van de bestuurlijke directeurs-coördinatoren. ".
  Deze opdrachten worden nader uitgewerkt in de artikelen 13 en 18, eerste lid, van het koninklijk besluit van 14 november 2006 betreffende de organisatie en bevoegdheden van de federale politie.
  1.
  2. Inhoud van de functie.
  1.2.1. Algemeen.
  De directeur-generaal bestuurlijke politie staat in voor het management van de algemene directie. Hij zorgt voor de aanwending van het personeel en de middelen waarover hij beschikt om de strategische en operationele doelstellingen van de algemene directie te verwezenlijken in het kader van de geïntegreerde politiewerking. Hij adviseert en ondersteunt de lokale en federale politieoverheden. Hij geeft rekenschap van zijn daden aan de overheid en de commissaris-generaal en overlegt, telkens wanneer nodig, met de andere directeurs-generaal. Hij handelt overeenkomstig de bevelen, onderrichtingen en richtlijnen van de Minister van Binnenlandse Zaken.
  1.2.2. Uitwerking van een strategie.
  Een strategisch planningsproces uitbouwen en ontwikkelen.
  Dit proces voeden door de permanente opvolging van de evolutie in de maatschappij en in de wetgeving die een impact kan hebben op de opdrachten van de federale politie.
  Een strategie ontwikkelen die in het nationaal veiligheidsplan kadert en in de globale strategie van de federale politie. Deze strategie moet de optimale geïntegreerde werking van beide politieniveaus bevorderen, zowel in de uitoefening van gespecialiseerde en supralokale opdrachten als in de ondersteuning op lokaal niveau.
  Deze strategie door zijn directies en diensten laten omzetten in operationele doelstellingen en actieplannen die kaderen binnen de context van een meerjarenplanning.
  1.2.3. Aanwending van de strategie.
  Zich inschrijven in een groepsstrategie en deze aanmoedigen binnen de algemene directie, de federale politie en in overleg met de lokale politie.
  Zijn middelen en zijn personeel optimaal inzetten met inachtneming van eenieders bekwaamheden.
  1.2.4. Werkorganisatie.
  De overlegfora en werkgroepen rationaliseren in overleg met de bevoegde overheden.
  Soepele en efficiënte werkingsprocessen uitwerken. In het bijzonder de taakverdeling tussen de verschillende componenten van de algemene directie harmoniseren.
  De taakuitvoering door de directies en diensten van zijn algemene directie aansturen, coördineren en evalueren.
  De verwezenlijking van de verbeterprojecten inzake werking van de algemene directie op stapel zetten, ondersteunen en waarborgen.
  Zijn personeel motiveren, evalueren en zijn bekwaamheden stimuleren.
  1.2.5. Cultuur.
  Zijn handelingen inschrijven in een natuurlijk partnerschip met de andere directeurs-generaal en de commissaris-generaal enerzijds, en anderzijds, de lokale politie.
  Een moderne politiecultuur promoten, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar meer transparantie en wederzijds vertrouwen.
  Spontaan of op verzoek rekenschap afleggen aan de politieoverheden.
  2. Functieprofiel van de directeur-generaal van de algemene directie van de bestuurlijke politie van de federale politie.
  2.1. Algemene kennis.
  o Grondige kennis van de wettelijke bepalingen met betrekking tot het politiewezen.
  o Grondige kennis van de organisatie, de werking, de structuren en de verschillende bevoegdheden van de twee niveaus van de geïntegreerde politiedienst.
  o Vertrouwd zijn met het concept van de informatiegestuurde politiezorg.
  o Kennis van de beginselen van de bestuurlijke politie en hun ontwikkeling.
  o Kennis van algemeen organisatiemanagement en van projectmanagement in een overheidscontext.
  o Kennis van het federaal politiebeleid en inzicht in het lokaal politiebeleid.
  o Inzicht in processen rond financiën en begroting en de relatie met managementinformatie.
  o Inzicht hebben in besluitvormingsprocessen in de overheidscontext.
  o Functionele kennis van de tweede landstaal.
  2.2. Vaardigheden.
  o De bekwaamheid om, met de ter beschikking gestelde middelen, taken en verantwoordelijkheden binnen de organisatiestructuur dusdanig te verdelen dat de opdrachten van de algemene directie doeltreffend en doelmatig worden uitgevoerd en elk niveau hierbij een toegevoegde waarde heeft.
  o De bekwaamheid tot plannen van de werkzaamheden van de algemene directie : op efficiënte wijze prioriteiten bepalen en aangeven welke acties nodig zijn om de gestelde doelen op korte en lange termijn te realiseren.
  o Overeenkomstig de strategie van de organisatie, een opvolging van de doelstellingen evenals een beheer van de performante middelen uitbouwen en implementeren.
  o Bekwaamheid tot omgaan met potentiële risico's : kunnen anticiperen op potentiële problemen en risico's en ze in een ruimer perspectief kunnen plaatsen.
  o Inzicht hebben in strategisch denken (en in de impact van maatschappelijke geledingen) en in ontwikkelingen die relevant zijn voor de politiefunctie.
  o Kunnen aansturen, ontwikkelen en motiveren van medewerkers zodat ze hun doelstellingen en die van de organisatie op een correcte manier realiseren, zowel individueel als in teamverband.
  o Betrokkenheid kunnen creëren en de eigenwaarde van de medewerkers verhogen door taken en verantwoordelijkheden door te geven, rekening houdend met de interesse, de ambitie, het ontwikkelingsplan en de competentie van medewerkers, en de gedelegeerde taken opvolgen.
  o Het vermogen samen te werken en met de collega's een gemeenschappelijk doel te bereiken door coördinatie van hun activiteiten en aanwending van de daartoe nodige processen en procedures.
  o Besluitvaardig zijn : zich eenduidig uitspreken en zelfstandig beslissingen nemen zonder problemen voor zich uit of in de schoenen van anderen te schuiven.
  o Het vermogen tot onderhandelen.
  o Initiatieven durven nemen.
  o De bekwaamheid om zich mondeling uit te drukken op een vlotte en gestructureerde manier, alsook over zeer goede redactionele eigenschappen beschikken en hierbij getuigen van analyse- en synthesegeest.
  2.3. Attitudes.
  o Zich inschrijven in de filosofie van de geïntegreerde werking van de politieorganisatie en de complementariteit van beide componenten en permanent aandacht hebben voor de kritieke succesfactoren.
  o Een correcte perceptie hebben van zijn verantwoordelijkheden, zowel ten aanzien van de federale als de lokale politie.
  o Zin voor dienstverlening hebben.
  o Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van de organisatie, door bereid te zijn om te leren en mee te groeien met veranderingen, en door te anticiperen, via structurele maatregelen, op toekomstige uitdagingen, probleemstellingen of tendensen.
  o Innovatief denken : bestaande concepten en werkmethoden, tradities en gewoontes ter discussie durven stellen, permanent streven naar nieuwe mogelijkheden en vernieuwende oplossingen.
  o Permanent streven naar partnerschap en oog hebben voor klantgerichtheid en klantentevredenheid.
  o Over het nodige gezag beschikken : niet alleen een voldoende dominante persoonlijkheid zijn om mensen en situaties te beheersen en te leiden, maar dit gezag ook weten uit te stralen zodat men vanzelfsprekend als leider wordt aanvaard.
  o Openstaan voor discussies, rekening kunnen houden met kritische, opbouwende standpunten van anderen en bereid zijn om zijn eigen mening te herzien.
  o Openstaan voor de problemen van alle personeelsleden en ze discreet kunnen behandelen.
  o Er zorg voor dragen dat in volkomen transparantie rekenschap wordt afgelegd aan de overheid.
  o De voorrang geven aan de rationele werkingsmiddelen die rechtstreeks zijn afgestemd op het volbrengen van de doelstellingen; procedures verbannen die leiden tot een steriele bureaucratie of daarop gebaseerd zijn.
  o De administratieve vereenvoudiging aanmoedigen.
  2.4. Persoonlijke eigenschappen.
  o Stressbestendig zijn : getuigen van koelbloedigheid in crisissituaties en bekwaam zijn om onder druk te werken.
  o Over een grote integriteit beschikken : respect voor anderen, noch favoritisme noch discriminatie.
  o Hoge frustratietolerantie en hoog incasseringsvermogen.
  o Sociaal engagement : het vermogen empatisch en sociaal voelend het maatschappelijke probleemveld aan te pakken vanuit een politioneel vaktechnische achtergrond.
  o Een duidelijke en transparante communicatie.
  2.5. Ervaring.
  o Ervaring in de toepassing van moderne managementtechnieken.
  o Praktische ervaring in het leidinggeven.
  Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 20 november 2006 tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de directeur-generaal van de algemene directie van de bestuurlijke politie van de federale politie.
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
  P. DEWAEL.