31 AUGUSTUS 2006. - Ministerieel besluit tot bepaling van de minimaal te verstrekken nazorg in geval van gebruik van een spuitbus zoals bedoeld in artikel 13.5 van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
Art. 1-3
Artikel 1. In het geval een persoon bespoten werd, moet deze onmiddellijk worden verzorgd.
Deze verzorging vangt aan onmiddellijk nadat de betrokkene onder controle is en wordt als volgt uitgevoerd :
a) de betrokkene, die doorgaans geen of een beperkt gezichtsvermogen heeft, wordt constant begeleid, verbaal gerustgesteld en er wordt hem gewezen op het tijdelijk effect; hij wordt aangemaand zich niet in de ogen te wrijven;
b) de betrokkene wordt onmiddellijk in contact gebracht met frisse lucht en uit het directe zonlicht gebracht;
c) hij dient zijn aangezicht voortdurend te kunnen spoelen met fris stromend water en wordt daarbij geholpen;
d) indien de kledij doordrongen is, wordt hij, met respect voor de persoonlijke levenssfeer, in de gelegenheid gesteld zijn hele lichaam af te spoelen met stromend water en wordt hem vervangingskledij ter beschikking gesteld. De besmette kledij kan nadien opgehaald worden;
e) indien de betrokkene drager is van contactlenzen wordt hij erop gewezen dat hij deze zelf moet wegnemen; hij wordt, indien noodzakelijk, hierbij geholpen door de veiligheidsagent die de oogleden opentrekt.
Art.2. Het is verboden de betrokkene tijdens de besmettingsperiode te boeien, op de buik te leggen of op een dusdanige wijze fysiek vast te houden dat de ademhaling kan worden bemoeilijkt of beperkt. De buik en de borstkas worden alleszins altijd vrijgelaten zodanig dat de ademhaling niet wordt belemmerd.
Art. 3. De verzorging, bedoeld in dit artikel, wordt verstrekt tot op het ogenblik dat de betrokkene volledig normaal reageert, de ogen blijvend kan openhouden en zich normaal en onafhankelijk verplaatsen.
Brussel, 31 augustus 2006.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL.