23 SEPTEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als onderdeel van het bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs en betreffende de ambtshalve concordantie. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 01-09-2005 en tekstbijwerking tot 05-12-2006)
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
Art. 1-18
HOOFDSTUK II. - Wijziging aan het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs.
Art. 19
HOOFDSTUK III. - Ambtshalve concordantie. (opgeheven) <BVR 2006-09-01/99, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 20-22
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 23-24
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
Artikel 1. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 november 1997, artikel 9, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999 en 28 november 2003, en artikel 23 van hetzelfde besluit worden de woorden "Gemeenschapsminister van Onderwijs" telkens vervangen door de woorden "Vlaams minister, bevoegd voor het Onderwijs".
Art.2. In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 april 1997 en 28 november 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden tussen het woord "onderwijsinstelling," en het woord "hetzij" de woorden "hetzij door een ambtshalve geregistreerde instelling voor hoger onderwijs," ingevoegd.
2° § 2 wordt vervangen door wat volgt :
" § 2. Worden eveneens aangenomen de in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die gelijkwaardig worden verklaard met een van de dit besluit bedoelde diploma's of studiegetuigschriften :
-krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of;
- met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften of;
- met ingang van 1 september 1995, met toepassing van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap of;
- met ingang van 1 oktober 1992, met toepassing van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap of;
- met ingang van 1 januari 2003, met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.
De diploma's of getuigschriften die in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en met ingang van 1 juni 2002 in Zwitserland, uitgereikt zijn, worden aangenomen, indien ze vergezeld gaan van een conformiteitsattest zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de voorwaarden en vorm van het conformiteitsattest voor wervingsambten in het onderwijs ter uitvoering van de Europese Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG. "
Art.3. In artikel 6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° er wordt een punt 2.bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
" 2.bis het diploma van master, aansluitend bij een bachelor, eventueel na een schakelprogramma;";
2° er wordt een punt 34.bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
" 34.bis het diploma van professioneel gerichte bachelor. Daarmee wordt niet bedoeld : de bachelor, aansluitend op een bachelor;";
3° er wordt een punt 51.bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
" 51.bis het diploma in de verpleegkunde, uitgereikt na de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs;".
Art.4. In artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 september 1990, 19 december 1991, 25 januari 1995, 4 november 1997, 31 augustus 1999, 28 november 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 12 wordt vervangen door wat volgt :
" 12. ASBO :
1° het brevet van het aanvullend secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie;
2° het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de vierde graad van het secundair onderwijs;
3° het diploma in de psychiatrische verpleegkunde;
4° het diploma in de ziekenhuisverpleegkunde;
5° het diploma in de verpleegkunde, uitgereikt na de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs;
6° het brevet, certificaat of getuigschrift van het volwassenenonderwijs gerangschikt als BSO4. ";
2° punt 39 wordt vervangen door wat volgt :
" 39. HOKT + BPB :
1° een van de studiebewijzen, vermeld in punt 6, samen met een bewijs van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 3, en voor de kunstvakken en de kunstvakken die als praktisch vak worden beschouwd, eveneens de bewijzen van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 8, § 3;
2° het diploma van professioneel gerichte bachelor, samen met een bewijs van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 3, en voor de kunstvakken en de kunstvakken die als praktisch vak worden beschouwd, eveneens de bewijzen van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 8, § 3. Met professioneel gerichte bachelor wordt niet bedoeld : de bachelor aansluitend op een bachelor;
3° GLSO;
4° GVSO-groep 1;
5° vanaf 1 september 2002, het diploma van onderwijzer en van -kleuteronderwijzer.
Met HOKT + BPB worden niet bedoeld : het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en, vanaf 1 september 2000, het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie, en, vanaf 1 september 2002, het pedagogisch getuigschrift, uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs. ";
3° punt 40 wordt vervangen door wat volgt :
" 40. Ten minste HOKT + BPB :
1° een van de studiebewijzen, vermeld in punt 5, samen met een bewijs van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 3, en voor de kunstvakken en de kunstvakken die als praktisch vak worden beschouwd, eveneens de bewijzen van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 8, § 3;
2° het diploma van professioneel gerichte bachelor, samen met een bewijs van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 3, en voor de kunstvakken en de kunstvakken die als praktisch vak worden beschouwd, eveneens de bewijzen van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 8,§ 3. Met professioneel gerichte bachelor wordt niet bedoeld : de bachelor aansluitend op een bachelor;
3° GLSO;
4° GVSO-groep 1;
5° vanaf 1 september 2002, het diploma van onderwijzer en van kleuter onderwijzer.
Met ten minste HOKT + BPB worden niet bedoeld : het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en, vanaf 1 september 2000, het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie, en, vanaf 1 september 2002, het pedagogisch getuigschrift uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs. "
Art.5. In artikel 7, § 4, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999 en 28 november 2003, worden de woorden "de bijlagen I tot en met III" vervangen door de woorden "de bijlage".
Art.6. Aan artikel 9, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999 en 28 november 2003, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 4. Wie overgangsmaatregelen geniet, vermeld in artikel 16 tot en met 16ter decies van dit besluit, kan van de weddenschaal van de indeling "andere" bekwaamheidsbewijzen genieten, zonder dat de §§ 1 tot en met 3 van dit artikel van toepassing zijn. Dit geldt vanaf 1 september 1989. "
Art.7. In artikel 10, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, worden de woorden "de bijlagen I tot en met III" vervangen door de woorden "de bijlage".
Art.8. In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990, 9 juli 1996, 31 augustus 1999, 11 januari 2002 en 14 maart 2003, wordt § 1 vervangen door wat volgt :
" § 1. Het minimum en het maximum aantal lesuren, vereist voor een ambt met volledige prestaties van de personeelsleden, vermeld in artikel 1, wordt vastgesteld als volgt :
1° Wat de eerste graad van het secundair onderwijs betreft :
voor het onderwijs van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken, de praktische vakken, de klassenraad en de klassendirectie, alsook voor de andere uren die geen lesuren zijn en voor het ambt van begeleider : minimum 22 en maximum 23 lesuren;
2° Wat de tweede graad van het secundair onderwijs betreft :
a) voor het onderwijs van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken, de daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn, de klassenraad en de klassendirectie en voor het ambt van begeleider : minimum 21 en maximum 22 lesuren.
Voor de personeelsleden die belast zijn met een halve lesopdracht in de derde graad, of de vierde graad, of de derde en de vierde graad : minimum 20 en maximum 21 lesuren;
b) voor het onderwijs van de praktische vakken, alsook voor de daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn : minimum 29 en maximum 30 lesuren;
3° Wat de derde graad van het secundair onderwijs betreft :
a) voor het onderwijs van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken, de daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn, de klassenraad en de klassendirectie en voor het ambt van begeleider : minimum 20 en maximum 21 lesuren;
b) voor het onderwijs van de praktische vakken, alsook voor de daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn : minimum 29 en maximum 30 lesuren;
4° Wat de vierde graad van het secundair onderwijs betreft :
a) voor het onderwijs van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn, de klassenraad en de klassendirectie : minimum 20 en maximum 21 lesuren;
b) voor het onderwijs van de praktische vakken, alsook voor de daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn : minimum 29 en maximum 30 lesuren.
Art.9. In artikel 14, § 1, van hetzelfde besluit wordt het getal "28" vervangen door het getal "26".
Art.10. In artikel 16quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991, worden de woorden "op grond van de bijlagen 1 tot en met 7 gevoegd bij dit besluit" geschrapt.
Art.11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 16undecies ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 16undecies. § 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de volgende personeelsleden :
1° de personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 2005 vast benoemd zijn voor het algemeen vak wijsgerige stromingen;
2° de personeelsleden die tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met het algemeen vak wijsgerige stromingen in de loop van het schooljaar 2004-2005;
3° de personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2005 het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hebben verworven voor het algemeen vak wijsgerige stromingen;
§ 2. De personeelsleden, genoemd in § 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2005 van kracht was via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak wijsgerige stromingen, en vanaf 1 september 2005 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak filosofie in de betreffende graad en/of onderwijsvorm.
De personeelsleden, genoemd in § 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2005 van kracht was via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak wijsgerige stromingen, en vanaf 1 september 2005 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak filosofie in de betreffende graad en/of onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2, worden toegekend op 1 september 2005, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° De personeelsleden, genoemd in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° de personeelsleden, genoemd in § 1, 2° en 3°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- en bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde(ntoelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
Art.12. In hetzelfde besluit wordt een artikel 16duodecies ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 16duodecies. § 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de volgende personeelsleden :
1° de personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 2005 vast benoemd zijn voor het technisch en/of praktisch vak kleding;
2° de personeelsleden die tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met het technisch/en of praktisch vak kleding in de loop van het schooljaar 2004-2005;
3° de personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2005 het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hebben verworven voor het technisch en/of praktisch vak kleding;
§ 2. De personeelsleden, genoemd in § 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2005 van kracht was via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak kleding, en vanaf 1 september 2005 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak mode in de betreffende graad en/of onderwijsvorm.
De personeelsleden, genoemd in § 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2005 van kracht was via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak kleding, en vanaf 1 september 2005 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak mode in de betreffende graad en/of onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2, worden toegekend op 1 september 2005, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° De personeelsleden, genoemd in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° de personeelsleden, genoemd in § 1, 2° en 3°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- en bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde(ntoelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
Art.13. In hetzelfde besluit wordt een artikel 16ter decies ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 16ter decies. § 1. Alle personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 2005 in het bezit zijn van een van de volgende bekwaamheidsbewijzen :
1° diploma van onderwijzer(es) uitgereikt door een niet-confessionele instelling + attest onderwijsbevoegdheid niet-confessionele zedenleer;
2° GLSO of GVSO-groep 1 uitgereikt door een niet-confessionele instelling + attest cursus zedenleer gevolgd in het hoger secundair onderwijs;
3° ten minste HOKT + BPB + attest van definitieve vrijstelling;
worden geacht vanaf 1 september 2005 in het bezit te zijn van het bekwaamheidsbewijs : ten minste HOKT + BPB + attest "voldoende geacht" voor NCZ.
§ 2. Alle personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 2005 in het bezit zijn van een van de volgende bekwaamheidsbewijzen :
1° licentiaat wijsbegeerte uitgereikt door een niet-confessionele instelling + BPB + attest van beroepsbekwaamheid niet-confessionele zedenleer;
2° ten minste HOLT + BPB + attest cursus zedenleer gevolgd in het hoger secundair onderwijs;
3° ten minste HOLT + BPB + attest van definitieve vrijstelling;
worden geacht vanaf 1 september 2005 in het bezit te zijn van het bekwaamheidsbewijs : ten minste HOLT + BPB + attest "voldoende geacht" voor NCZ.
§ 3. Alle personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 2005 in het bezit zijn van een van de volgende bekwaamheidsbewijzen :
1° diploma van onderwijzer(es) + attest onderwijsbevoegdheid niet-confessionele zedenleer;
2° GLSO of GVSO-groep 1 + attest voorlopige vrijstelling cursus niet-confessionele zedenleer in HSO;
3° GLSO of GVSO-groep 1 + attest voorlopige vrijstelling diploma uitgereikt door een niet-confessionele instelling;
4° ten minste HOKT + attest voorlopige vrijstelling cursus niet-confessionele zedenleer in het H.S.O;
5° ten minste HOKT uitgereikt door een niet-confessionele instelling + attest onderwijsbevoegdheid en de cursus niet-confessionele zedenleer gevolgd in het H.S.O;
6° ten minste HOLT uitgereikt door een niet-confessionele instelling + attest onderwijsbevoegdheid en de cursus niet-confessionele zedenleer gevolgd in het H.S.O;
7° ten minste HOLT + attest voorlopige vrijstelling cursus niet-confessionele zedenleer in het H.S.O;
8° ten minste HOLT + attest voorlopige vrijstelling diploma uitgereikt door een niet-confessionele instelling;
worden geacht vanaf 1 september 2005 in het bezit te zijn van het bekwaamheidsbewijs : ten minste HOKT + attest "ander" voor NCZ. "
Art.14. Er wordt een artikel 17duodecies toegevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 17duodecies. De personeelsleden, genoemd in artikel 16undecies, genieten voor het algemeen vak filosofie de weddenschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2005 mocht worden verleend voor het algemeen vak wijsgerige stromingen, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere weddenschaal. "
Art.15. Er wordt een artikel 17ter decies toegevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 17ter decies. De personeelsleden, genoemd in artikel 16duodecies, genieten voor het technisch en/of praktisch vak mode de weddenschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2005 mocht worden verleend voor het technisch en/of praktisch vak kleding, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere weddenschaal. "
Art.16. Artikel 19 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 19. § 1. Voor de basisdiploma's, uitgereikt in het onderwijs voor sociale promotie of door een centrum voor volwassenenonderwijs, moet de onderwijscyclus ten minste 900 lestijden hebben omvat.
§ 2. Voor de normaalleergangen, de pedagogische leergangen, het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie en voor de pedagogische getuigschriften uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs, moet de onderwijscyclus ten minste 450 lestijden hebben omvat. Dit geldt vanaf 1 september 1989 ook wanneer ze voor de toepassing van dit besluit beschouwd worden als een basisdiploma. "
Art.17. Artikel 21bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 21bis. De bekwaamheidsbewijzen en weddenschalen, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, treden in werking op 1 september 2005 met uitzondering van de bekwaamheidsbewijzen, voorafgegaan door code d.d. 1, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2004, met de beperking evenwel dat hieruit voor de periode van 1 september 2004 tot en met 31 augustus 2005 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling. "
Art.18. In hetzelfde besluit worden bijlage I tot en met III, vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
HOOFDSTUK II. - Wijziging aan het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs.
Art.19. Aan artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt :
" 3° bij overgang van een ambt, vak of specialiteit naar een ambt, vak of specialiteit dat daarmee ambtshalve geconcordeerd is. "
HOOFDSTUK III. - Ambtshalve concordantie. (opgeheven)
Art.20. (opgeheven) <BVR 2006-09-01/99, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art.21. (opgeheven) <BVR 2006-09-01/99, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art.22. (opgeheven) <BVR 2006-09-01/99, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.23. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2005, met uitzondering van :
1° artikel 8 en 9, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2004;
2° artikel 19 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 1997.
Art.24. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 september 2005.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Y. LETERME
De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming,
Fr. VANDENBROUCKE
BIJLAGE.
Art. N. Bekwaamheidsbewijzen en weddenschalen in het secundair onderwijs
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-12-2005, p. 54676-55269).
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als onderdeel van het bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs en betreffende de ambtshalve concordantie.
Brussel, 23 september 2005.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Y. LETERME
De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
F. VANDENBROUCKE.