4 MAART 2005. - Koninklijk besluit betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 08-03-2005 en tekstbijwerking tot 07-12-2006)
HOOFDSTUK 1. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Minimaal aandeel van biobrandstoffen.
Art. 2-4
HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding en uitvoering.
Art. 5-6
HOOFDSTUK 1. - Definities.
Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° biobrandstof : vloeibare of gasvormige transportbrandstof die gewonnen is uit biomassa;
2° biomassa : de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;
3° andere hernieuwbare brandstoffen : andere hernieuwbare brandstoffen dan biobrandstoffen, die afkomstig zijn van hernieuwbare energiebronnen als omschreven in Richtlijn 2001/77/EG en voor vervoersdoeleinden gebruikt worden;
4° energie-inhoud : de calorische onderwaarde van een brandstof;
5° diesel : aardolieproducten die beantwoorden aan de specificaties van de normen NBN EN 590 in de laatste uitgave;
6° benzine : aardolieproducten die beantwoorden aan de specificaties van de normen NBN EN 228 in de laatste uitgave;
7° biodiesel : voor gebruik als biobrandstof bestemd methylester van plantaardige of dierlijke olie van dieselkwaliteit dat beantwoordt aan de specificaties van de norm NBN EN 14214;
8° bio-ETBE (ethyl-tertiair-butylether) : op basis van bioethanol geproduceerde ETBE. Het volumepercentage bio-ETBE dat als biobrandstof wordt gerekend, bedraagt 47 %;
9° bio-ethanol : voor gebruik als biobrandstof bestemd ethanol dat gewonnen is uit biomassa en/of de biologisch afbreekbare afvalfractie;
10° biogas : voor gebruik als biobrandstof bestemd brandstofgas dat gewonnen is uit biomassa en/of uit de biologisch afbreekbare afvalfractie en dat gezuiverd kan worden tot aardgaskwaliteit, of houtgas;
11° biomethanol : voor gebruik als biobrandstof bestemd methanol dat gewonnen is uit biomassa;
12° biodimethylether : voor gebruik als biobrandstof bestemde dimethylether die gewonnen is uit biomassa;
13° bio-MTBE (methyl-tertiair-butylether) : een op basis van biomethanol geproduceerde brandstof. Het volumepercentage bio-MTBE dat als biobrandstof wordt gerekend, bedraagt 36 %;
14° synthetische biobrandstoffen : synthetische koolwaterstoffen of mengsels van synthetische koolwaterstoffen die gewonnen zijn uit biomassa;
15° biowaterstof : voor gebruik als biobrandstof bestemde waterstof die gewonnen is uit biomassa en/of uit de biologisch afbreekbare afvalfractie;
16° onvermengde plantaardige olie : door persing, extractie of soortgelijke procédés uit oliehoudende planten gewonnen olie, natuurlijk of geraffineerd, doch chemisch ongewijzigd, die beantwoordt aan de motortypen en de emissievoorschriften daarvoor;
17° CEN : Comité européen de Normalisation;
18° (De bevoegde overheden zijn :
- Algemene Directie Energie : de Algemene directie Energie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;
- Het Directoraat-generaal Leefmilieu : het Directoraat-generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) <KB 2006-11-22/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 07-12-2006>
19° de controlediensten : de diensten bevoegd voor het toezicht op en de controle op de kwaliteit van de aardolieproducten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.
(20° Eindgebruiker : elke natuurlijke of rechtspersoon die de in dit Besluit bedoelde biobrandstoffen gebruikt;
21° Betrokken partij : elke natuurlijke of rechtspersoon die producent of eindgebruiker is van de in dit Besluit bedoelde biobrandstof.) <KB 2006-11-22/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 07-12-2006>
§ 2. De definities vervat in de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid zijn eveneens van toepassing op dit besluit.
HOOFDSTUK 2. - Minimaal aandeel van biobrandstoffen.
Art.2. Biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen mogen, onvermengd of vermengd in benzine en diesel, op de markt worden gebracht wanneer en voor zover ze voldoen aan de voorwaarden bepaald in dit besluit, onverminderd de bepalingen inzake accijnzen.
Art.3. § 1. De biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen moeten voldoen aan de normen vastgesteld door het CEN.
(Bij ontstentenis van een CEN- norm voor een biobrandstof kunnen de Ministers van Energie en Leefmilieu beslissen tot het ontwikkelen van een Belgische NBN-norm. Een biobrandstof waarvoor een Belgische NBN- norm bestaat, dient aan deze norm te voldoen.) <KB 2006-11-22/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-2006>
§ 2. (Een biobrandstof die afwijkt van de bestaande CEN- of NBN- norm of waarvoor geen CEN- of NBN- norm bestaat, mag enkel op de markt gebracht worden indien de natuurlijke personen of rechtspersonen die deze motorbrandstof op de markt wensen te brengen een beslissing tot afwijking bekomen hebben vanwege de bevoegde overheden.
Deze beslissing tot afwijking kan gegeven worden :
1° voor niet-genormeerde motorbrandstoffen wanneer ze verhandeld worden tussen een beperkt aantal welbepaalde partijen in het kader van een specifiek project en onder de voorwaarden gedefinieerd in § 3;
2° voor het op de markt brengen met als doel de verkoop aan de eindgebruiker van koolzaadolie van de GN-code 1514 onder de voorwaarden gedefinieerd in § 4.) <KB 2006-11-22/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-2006>
(§ 3. Een biobrandstof die afwijkt van de bestaande CEN- of NBN- norm of waarvoor geen CEN- of NBN- norm bestaat, mag enkel verhandeld worden tussen een beperkt aantal welbepaalde partijen in het kader van een specifiek project op voorwaarde dat de betrokken partijen hiervoor een beslissing tot afwijking van de bevoegde overheden hebben gekregen.
Behoudens enige andere voorwaarde die de bevoegde overheden mogelijk opleggen, wordt de beslissing tot afwijking vanwege de bevoegde overheden tot het op de markt brengen beperkt tot de betrokken partijen. Deze laatsten mogen de biobrandstof in geen geval aanbieden aan een distributiepunt dat toegankelijk is voor andere eindgebruikers dan deze die expliciet betrokken zijn in het specifieke project of aan enige andere eindgebruiker die niet in de aanvraag is vermeld. De verdeler voorziet een etikettering, die op het distributiepunt wordt aangebracht. De verdeler waarschuwt de eindgebruiker met behulp van een label over de mogelijke gevolgen bij het gebruik van de biobrandstof in niet aangepaste voertuigen.
De voornoemde beslissing tot afwijking geldt voor een periode van drie jaar. Ze kan telkens met 3 jaar worden verlengd op basis van een nieuwe aanvraag. Ze kan worden ingetrokken bij niet-naleving van de voorwaarden van de toelating.
Om een beslissing tot afwijking voor het verhandelen van een niet-genormeerde biobrandstof te bekomen, dienen de bij het project betrokken partijen per aangetekende brief een aanvraag in bij de Algemene Directie Energie.
De aanvraag wordt ingediend met een formulier dat volgende elementen bevat :
1° een nauwkeurige omschrijving van de biobrandstof en zijn technische specificaties;
2° een nauwkeurige omschrijving van het specifieke project, de lijst van de bij het project betrokken partijen en de voorwaarden waarop de biobrandstof tussen deze partijen mag worden verhandeld;
3° de looptijd van het project.
" Het goedkeuringsformulier projecten of captieve vloten " is beschikbaar bij de bevoegde overheden.
De Algemene Directie Energie bezorgt binnen 10 kalenderdagen een kopie van de aanvraag aan het Directoraat-generaal Leefmilieu.
De Algemene Directie Energie deelt de gezamenlijke beslissing van de twee directoraten-generaal per aangetekende brief binnen een termijn van drie maand na de aanvraag mee. Zowel een beslissing van afwijking als de weigering van een dergelijke afwijking wordt hierbij met redenen omkleed.
De Algemene Directie Energie beoordeelt de aanvraag op de technische kenmerken van de biobrandstof en op de wijze van verhandeling ervan. Het Directoraat-generaal Leefmilieu beoordeelt de aanvraag op het vlak van leefmilieu. De aanvraag kan alleen gunstig worden beoordeeld als beide bevoegde overheden akkoord gaan.
Deze modaliteiten beschreven in deze § 3 zijn eveneens van toepassing :
1° voor koolzaadolie van de GN-code 1514 geproduceerd als motorbrandstof;
2° voor motorbrandstoffen met een hoger gehalte aan biobrandstof dan toegelaten door de Europese norm EN 590 voor diesel en de Europese norm EN 228 voor benzine;
Voor de gewestelijke vervoersmaatschappijen wordt de termijn voor de mededeling van de gezamenlijke beslissing teruggebracht naar 6 weken. "
§ 4. Onverminderd de bepalingen van § 3 en van de Programmawet van 27 december 2004, inzonderheid artikel 419bis, § 3, ingevoegd door de Programmawet van 11 juli 2005 en van de Programmawet van 11 juli 2005, inzonderheid artikelen 33 en 34, mag koolzaadolie van de GN-code 1514 geproduceerd als motorbrandstof op de markt gebracht worden op voorwaarde dat de natuurlijke of rechtspersonen die deze biobrandstof op de markt wensen te brengen
1° een beslissing tot afwijking hiertoe van de bevoegde overheden hebben verkregen en
2° het kwaliteitscertificaat voor koolzaadolie als motorbrandstof ondertekenen.
De beslissing tot afwijking bedoeld in 1° bepaalt, bij afwezigheid van een Belgische norm voor koolzaadolie als motorbrandstof, de kwaliteitseisen waaraan deze motorbrandstof dient te voldoen en eventuele andere voorwaarden en beperkingen voor het in verbruik stellen.
De beslissing tot afwijking geldt voor een periode van drie jaar. Ze kan telkens voor 3 jaar worden verlengd op basis van een nieuwe aanvraag. Ze kan worden ingetrokken bij niet-naleving van de voorwaarden van de beslissing.
Om een beslissing tot afwijking voor het in verbruik stellen van koolzaadolie als motorbrandstof te verkrijgen, richten de natuurlijke of rechtspersonen die deze biobrandstof op de markt wensen te brengen een aanvraag aan de Algemene Directie Energie aan de hand van " het goedkeuringsformulier koolzaadolie voor landbouwers " dat beschikbaar is op de website van de bevoegde diensten.
De Algemene Directie Energie bezorgt binnen 10 kalenderdagen een kopie van de aanvraag aan het Directoraat-generaal Leefmilieu.
De Algemene Directie Energie deelt de gezamenlijke beslissing van de twee directoraten-generaal per aangetekende brief binnen een termijn van 6 weken na de aanvraag mee. Zowel een beslissing van afwijking als de weigering van een dergelijke afwijking wordt hierbij met redenen omkleed.
De Algemene Directie Energie beoordeelt de aanvraag op de technische kenmerken van de biobrandstof en op de wijze van verhandeling ervan. Het Directoraat-generaal Leefmilieu beoordeelt de aanvraag op het vlak van leefmilieu. De aanvraag kan alleen gunstig worden beoordeeld als beide bevoegde overheden akkoord gaan.
Het kwaliteitscertificaat bedoeld in 2° wordt opgesteld door de bevoegde overheden. Het bevat engagementen vanwege de aanvragende partijen. Deze engagementen betreffen :
1° de kwaliteit van de aangeboden koolzaadolie;
2° de controle van de kwaliteit van de aangeboden koolzaadolie;
3° de wijze van aanbieding van deze koolzaadolie;
4° de informatie aan de eindgebruiker.
Het kwaliteitscertificaat wordt aangevuld met een technische bijlage waarin de hierboven vermelde engagementen worden toegelicht.
De Ministers van de bevoegde overheden bepalen het kwaliteitscertificaat.
Het kwaliteitscertificaat wordt door de aanvragende partijen in tweevoud en ondertekend aan de bevoegde overheden bezorgd.
Een modelexemplaar van het kwaliteitscertificaat, van zijn technische bijlage, evenals de lijst van de natuurlijke en rechtspersonen die koolzaadolie geproduceerd als motorbrandstof op de markt brengen volgens de voorwaarden bedoeld in deze paragraaf is beschikbaar op de websites van de bevoegde overheden.) <KB 2006-11-22/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-2006>
Art.4. Om er voor te zorgen dat een minimaal aandeel van biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen op het Belgisch grondgebied beschikbaar is, worden de volgende streefcijfers vastgesteld :
1° op 31 december 2005, 2 % biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen berekend op basis van de energie-inhoud van de totale hoeveelheid benzine en diesel op de markt gebracht voor verbruik tijdens het voorafgaande kalenderjaar;
2° dit percentage wordt jaarlijks en lineair vermeerderd met 0,75 %. De tussentijdse streefcijfers worden elk kalenderjaar verkregen op 31 december en dit tot in 2010, datum waarop het streefcijfer 5,75 % wordt.
HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding en uitvoering.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 6. Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economie en Energie, Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Minister van Middenstand, Onze Minister bevoegd voor Consumentenzaken en Onze Minister van Leefmilieu, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 maart 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
De Minister van Economie en Energie,
M. VERWILGHEN
De Minister van Volksgezondheid,
R. DEMOTTE
De Minister van Middenstand,
Mevr. S. LARUELLE
De Minister van Werk,
Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Leefmilieu,
B. TOBBACK.