23 FEBRUARI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
Art. 1-16
Artikel 1. In artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen worden de punten b) en c) vervangen door de volgende bepaling :
" b) ingeschreven zijn in de Belgische Kruispuntbank van Ondernemingen als rechtspersoon;
c) als rechtspersoon opgericht zijn door of krachtens het internationaal of buitenlands recht en beschikken over een vaste verblijfplaats in België waar het voertuig beheerd of gebruikt wordt. "
Art.2. Artikel 3, § 2 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. In de hierna vernoemde gevallen echter is de inschrijving in België van voertuigen die in het buitenland zijn ingeschreven en in het verkeer worden gebracht door de personen bedoeld in § 1 niet verplicht voor :
1° het motorvoertuig dat door een buitenlands professioneel dienstverlenend bedrijf voor hoogstens 6 maanden, niet hernieuwbaar, wordt verhuurd aan een persoon bedoeld in § 1; het huurcontract op naam van diegene die het voertuig in het verkeer brengt dient zich aan boord van het voertuig te bevinden, ondertekend en gedateerd;
2° het voertuig dat een natuurlijke persoon gebruikt in de uitoefening van zijn beroep en in bijkomende orde voor privé-doeleinden, en dat door een buitenlandse werkgever aan deze persoon waarmee hij verbonden is door een arbeidsovereenkomst wordt ter beschikking gesteld; een attest afgeleverd door het bestuur dat de BTW onder haar bevoegdheid heeft, dient zich in dat geval aan boord van het voertuig te bevinden; de gedetailleerde voorwaarden voor het gebruik van dit voertuig worden bepaald door de Minister van Financiën;
3° het personenvoertuig bestuurd door een ambtenaar die in België verblijft en werkt voor een internationale instelling gelegen in een andere lidstaat van de Europese Unie : een door de werkgever afgeleverde accreditatiekaart dient zich aan boord van het voertuig te bevinden;
4° het voertuig waarvan die persoon eigenaar is die als tijdelijk afwezige persoon wordt beschouwd in de zin van artikel 18, 6°, 8° en 9° van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister en waarbij dit laatste niet langer dan zes maanden zonder onderbreking in België wordt gestald;
5° de aanhangwagen die voor hoogstens zes maand in het verkeer wordt gebracht. "
Art.3. Artikel 4, § 1, laatste lid van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Met het oog op de identificatie van het voertuig in het internationaal verkeer dient de bestuurder het kentekenbewijs of deel I van een tweedelig kentekenbewijs, aan boord van zijn voertuig te hebben, telkens dit laatste deelneemt aan het verkeer. "
Art.4. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de punten 5° en 6° opgeheven.
Art.5. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Punt 3° wordt aangevuld met de volgende woorden : " of het adres van de gebruiker van het voertuig in het geval voorzien in het artikel 10, tweede lid; ".
2° In punt 5° worden de woorden " BTW -nummer of nummer van het rijksregister " vervangen door het woord " ondernemingsnummer ".
Art.6. Artikel 10, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 maart 2003, wordt aangevuld als volgt :
" Als die eigenaar een rechtspersoon is van een andere lidstaat van de Europese Unie, kan hij een kentekenbewijs vragen op zijn naam, met evenwel het adres van de gebruiker van het voertuig in België. De volledige identiteit van de gebruiker zal aangeduid worden in het vakje gereserveerd voor inlichtingen op de aanvraag tot inschrijving. "
Art.7. Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 april 2003, wordt aangevuld met de volgende bepaling : " Wanneer bij een tweedelig kentekenbewijs deel II ontbreekt, kan het voertuig enkel nog worden ingeschreven nadat de bevoegde autoriteiten van de lid-Staat van de Europese Unie waarin het voertuig voordien was ingeschreven per briefwisseling of via elektronische weg bevestigd hebben dat dit voertuig opnieuw in een andere lidstaat mag worden ingeschreven. "
Art.8. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 6. De Minister bepaalt wanneer en onder welke voorwaarden voornoemd kentekenbewijs eveneens in de vorm van een chipkaart kan worden uitgereikt. "
Art.9. Artikel 17, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. Het kentekenbewijs dient overhandigd te worden aan elke bevoegde persoon die erom verzoekt en van zijn hoedanigheid laat blijken. "
Art.10. In artikel 20, § 2, 2° van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 april 2003, worden de woorden " aan de vertegenwoordigers van de Hoge Clerus, aan Voorzitters of Secretarissen-generaal en Kabinetschefs van de federale overheid " vervangen door de woorden " aan de hoogste gezagdragers van de erkende confessionele erediensten alsook aan die van de Centrale Raad der Niet-Confessionele Levensbeschouwelijke Gemeenschappen van België, aan Voorzitters van het Directiecomité van de federale overheidsdiensten en de federale programmatorische overheidsdiensten, aan de Directeurs van het algemeen beleid en aan de Directeurs van de beleidscel ".
Art.11. In artikel 26, 9° van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 april 2002, wordt het woord " BTW-nummer " vervangen door het woord " ondernemingsnummer ".
Art.12. In artikel 30 van hetzelfde besluit, wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling : " Aan de voorzijde van een motorvoertuig bedoeld in artikel 1, 6°, a) van dit besluit, wordt in het midden of links daarvan een reproductie van de kentekenplaat bevestigd. "
Art.13. Artikel 32, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld als volgt :
" De aanvraag zelf wordt ingediend binnen de vijftien dagen. "
Art.14. Artikel 36, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling : " Kentekenplaten die geschrapt zijn of waarvan misbruik wordt gemaakt ten opzichte van de bepalingen van artikel 2 van hetzelfde besluit worden bij vaststelling door een bevoegd persoon in beslag genomen. "
Art.15. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt behalve de artikelen 3 en 7 die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2004 en artikel 12 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2001.
Art. 16. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Mobiliteit zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 februari 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
G. VERHOFSTADT
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
De Minister van Mobiliteit,
R. LANDUYT.