2 DECEMBER 2005. - Ministerieel besluit tot toekenning van compensaties aan de secretarissen en aan de personeelsleden van de parketsecretariaten die wachtprestaties verzekeren.
Art. 1-7
Artikel 1. Aan de secretarissen en aan de personeelsleden van de parketsecretariaten die wachtprestaties verzekeren tijdens de weekends en de feestdagen, wordt een toelage toegekend.
Het bedrag van de toelage wordt vastgesteld op :
a) 1/1.850 van de jaarlijkse wedde, per uur prestatie verricht op een zondag of een wettelijke feestdag;
b) 50 % van 1/1.850 van de jaarlijkse wedde, per uur prestatie verricht op een zaterdag.
Ter vervanging van de uitbetaling van de toelage, kan het personeel bedoeld in het eerste lid opteren, boven de normale recuperatie van de verrichte uurprestaties, voor een compensatie onder de vorm van een uurbonificatie gelijk aan :
a) 100 % van de uurprestaties verricht op een zondag of een wettelijke feestdag;
b) 50 % van de uurprestaties verricht op een zaterdag.
Art.2. Het gedeelte van een uur dat een prestatie eventueel omvat, wordt tot een vol uur afgerond indien het dertig minuten of meer bedraagt, zoniet valt het weg.
Art.3. De personen bedoeld in artikel 1 die gebruik maken van een eigen motorvoertuig, genieten bovendien de kilometervergoeding, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
Art.4. Aan de personen bedoeld in artikel 1 die wachtprestaties ten huize verzekeren, wordt een vergoeding toegekend, waarvan het bedrag op 12 EUR per dagprestatie wordt vastgesteld.
De persoon die als plaatsvervanger is aangewezen, verkrijgt een vergoeding waarvan het bedrag wordt gehalveerd.
Art.5. De personen bedoeld in artikel 1 kunnen de compensaties, voorzien in dit besluit, niet cumuleren met andere compensaties voor dezelfde prestaties.
Art.6. Het ministerieel besluit van 20 augustus 1969 houdende toekenning van een toelage voor zondagwerk aan het administratief en meesterspersoneel van hoven en rechtbanken, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 augustus 1970, wordt opgeheven.
Art. 7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.
Brussel, 2 december 2005.
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Begroting,
Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE