4 MEI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 september 2003 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan sommige personeelsleden van de diensten die de Rechterlijke Macht terzijde staan.
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 29 september 2003 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan sommige personeelsleden van de diensten die de Rechterlijke Macht terzijde staan wordt aangevuld als volgt :
" 5° de attachés in de dienst voor documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie;
6° de personeelsleden van niveau 1 bij de griffies en de parketsecretariaten. "
Art.2. Artikel 3, § 2, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.3. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" In afwijking van artikel 3, wordt het vakantiegeld voor de personeelsleden bedoeld in artikel 1, 2° en 4° voor het jaar 2002, vastgesteld op 82 % van een twaalfde van de jaarwedde die gekoppeld is aan de index van de consumptieprijzen, die de wedde bepaalt welke verschuldigd is voor de maand maart van het vakantiejaar.
In afwijking van artikel 3, wordt het vakantiegeld voor de personeelsleden bedoeld in artikel 1, 5° en 6°, voor de jaren 2004 en 2005, vastgesteld op 80 % van een twaalfde van de jaarwedde die gekoppeld is aan de index van de consumptieprijzen, die de wedde bepaalt welke verschuldigd is voor de maand maart van het vakantiejaar. "
Art.4. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" De personeelsleden bedoeld in artikel 1, 2° en 4°, die tijdens het referentiejaar 2001 benoemd worden of contractueel tewerkgesteld in een functie bedoeld in artikel 1, 1° en 3° in 2002 krijgen eveneens een vakantiegeld zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid, berekend op de laatst verschuldigde wedde in de oorspronkelijke functie overeenkomstig de prestaties geleverd in deze oorspronkelijke functie.
De personeelsleden bedoeld in artikel 1, 1° tot 4°, die tijdens de referentiejaren 2003 of 2004 benoemd worden of contractueel tewerkgesteld in een functie bedoeld in artikel 1, 5° en 6°, in 2004 en 2005 krijgen eveneens een vakantiegeld zoals bedoeld in artikel 3 berekend op de laatst verschuldigde wedde in de oorspronkelijke functie overeenkomstig de prestaties geleverd in deze oorspronkelijke functie. "
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Art. 6. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 mei 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Begroting,
J. VANDE LANOTTE.