Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

14 FEBRUARI 2005. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-02-2005 en tekstbijwerking tot 12-02-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2007002154 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  " de wet " : de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;
  " de fondsen " : de financiële fondsen bedoeld bij artikel 21 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en bij artikel 15/11 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen.

Art.2. § 1. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn die op 1 januari 2005 niet voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 september 2002 kunnen aanspraak maken op de uitbetaling van de toelage bedoeld in artikel 4, § 1 en 2, van de wet vanaf de eerste dag van de maand volgend op die tijdens dewelke ze ofwel de erkenning door de bevoegde overheid als schuldbemiddelingsdienst hebben bekomen, ofwel een overeenkomst hebben gesloten met een bij de bevoegde overheid erkende dienst of persoon.
  § 2. De toelage waarop een O.C.M.W. aanspraak kan maken wanneer het zich bevindt in een van de voorwaarden bedoeld in § 1 van dit besluit wordt berekend in twaalfden ten opzichte van de totale toelage voor het ganse jaar en pro rata van het aantal resterende maanden.

Art.3. Het O.C.M.W. legt een verslag voor over de aanwending van de geldmiddelen die hem voor een referentiebegrotingsjaar werden erkend uiterlijk tegen eind februari van het volgende jaar.

Art.4. Met het oog op de controle op de aanwending van de toelage moeten alle bewijsstukken bij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn worden bewaard.

Art.5.§ 1. Na voorlegging door het O.C.M.W. van het in artikel 3 bedoeld verslag, worden de door het centrum niet aangewende middelen voor het referentiebegrotingsjaar terugbetaald in de vorm van een compensatie die in mindering wordt gebracht van het bedrag van de toelage waarop het voor het volgende jaar aanspraak kan maken.
  § 2. De voor een begrotingsjaar niet-verantwoorde geldmiddelen ingevolge de controle uitgevoerd door de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie worden terugbetaald in de vorm van een compensatie die in mindering wordt gebracht van het bedrag van de toelage waarop het O.C.M.W. voor het jaar volgend op dat van de controle door de administratie aanspraak kan maken.
  § 3. Het totaal bedrag van de niet-aangewende of niet-verantwoorde geldmiddelen afkomstig van de fondsen wordt toegevoegd aan de geldmiddelen van de fondsen voor het volgende jaar.
  (§ 4. Uitzonderlijk wordt 4 miljoen euro van het totaal bedrag van de niet-aangewende of niet-verantwoorde geldmiddelen afkomstig van de fondsen van 2006 de volgende jaren en tot uitputting van dit bedrag gereaffecteerd voor de toekenning van steun bij de aankoop van [1 een gasverwarmingsinstallatie met een hoog rendement]1 ter vervanging van een verwarmingsinstallatie op elektriciteit of op steenkool.
  Dit bedrag wordt verdeeld onder de O.C.M.W.'s op basis van het aantal gerechtigden op maatschappelijke integratie als bedoeld door de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijk integratie op 1 januari 2006. De zo berekende bedragen worden afgerond op eenheden van 250 euro.
  Deze steun bedraagt maximaal 2.000 euro per woning.) <KB 2007-07-26/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  [2 Het bedrag kan ook worden gereaffecteerd voor maatregelen in het kader van een preventief sociaal energiegebied als bedoeld in artikel 6 van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering, behalve voor maatregelen met betrekking tot personeelskosten.]2
  ----------
  (1)<KB 2019-01-30/05, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2019>
  (2)<KB 2019-01-30/05, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 22-02-2019>

Art.6. § 1. Als overgangsmaatregel voor het jaar 2005 ontvangen de centra die ten opzichte van het voorgaande jaar zich in een lagere klasse bevinden zoals gedefinieerd in artikel 4, § 2, van de wet, en die voldoen aan het criterium bepaald in artikel 5 van de wet, voor het lopende jaar een compensatie die prioritair wordt ingehouden van de niet-aangewende of niet-verantwoorde geldmiddelen van het voorafgaande jaar ingevolge de toepassing van artikel 5, § 3.
  § 2. Het bedrag van de niet-aangewende of niet-verantwoorde geldmiddelen wordt herverdeeld onder de in § 1 bedoelde O.C.M.W.'s naar verhouding van de daling in personeelsequivalenten per betrokken centrum.
  § 3. De financiële compensatie bedoeld in § 1 is zodanig beperkt zodat de compensatie per centrum het bedrag niet kan overschrijden dat overeenkomt met de daling in personeelsequivalenten, gerekend naar het geïndexeerde forfait per personeelsequivalent, zoals bepaald in artikel 4, § 1 en § 3, van de wet.

Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.

Art. 8. Onze Minister van Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.