11 APRIL 2005. - Koninklijk besluit betreffende de grenscontrole aan de maritieme buitengrens.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Grenscontrole en grensbewaking.
Art. 2-11
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " vaartuig " : elk drijvend tuig van welke aard ook, met inbegrip van de tuigen zonder waterverplaatsing en watervliegtuigen, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als transportmiddel of als middel van verplaatsing te water van personen of zaken, hierbij inbegrepen de visvangst, sleepverrichtingen, baggerwerken of enige andere scheepvaartafhandeling, met uitzondering van pleziervaartuigen en strandtuigen;
2° " pleziervaartuig " : een vaartuig met een lengte over alles tussen 2,5 en 24 meter dat, al dan niet gebruikt voor winstgevende verrichtingen, in welke vorm ook, aan pleziervaart doet of ervoor bestemd is, met uitzondering van vaartuigen gebruikt of bestemd voor het vervoer van meer dan 12 passagiers;
3° " strandtuig " : tuig kleiner dan 2,5 m lengte over alles bestemd voor strandvermaak zoals kano's, kajaks, gondels, waterfietsen, zeilplanken, jetski's, jetbikes, jetscooters, waterbobs, waterscooters, waterbikes, paragliders, minisubs of andere gelijkaardige tuigen;
4° " haven " : gelijk welke plaats onder Belgische jurisdictie waar een vaartuig kan aanlopen om te laden, lossen, herstellen of ankeren met inbegrip van elke terminal, off-shore terminal, (scheeps-)herstellingswerf, rede of ankergebied;
5° " overheid " : de dienst van de federale politie belast met de politie te water, zoals bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 december 1999 houdende aanwijzingen bedoeld in artikel 18, 5°, van de wet van 3 mei 1999 tot regeling van de bevoegdheidsverdeling ingevolge de integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de federale politie;
6° " IMO " : Internationale Maritieme Organisatie, het orgaan van de Verenigde Naties onder andere gelast met het promoten van de maritieme veiligheid;
7° " kapitein " : elke persoon die over een vaartuig het gezag voert, alsmede elke persoon die hem vervangt;
8° " scheepsagent " : de natuurlijke persoon of rechtspersoon gemandateerd om in België de reder te vertegenwoordigen;
9° " bemanningslid " : elke persoon die op de bemanningslijst staat vermeld en die is aangemonsterd om aan boord rechtstreeks met de vaart verband houdende werkzaamheden te verrichten en die, krachtens de internationale wetgeving of zijn nationale wetgeving, houder is van een bijzonder identiteitsdocument voor zeelieden en een dienstig certificaat overeenkomstig de internationale IMO conventie van 1978, geamendeerd in 1995, betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst;
10° " passagier " : elke rechtmatig aan boord van een vaartuig verblijvende persoon die geen deel uitmaakt van de bemanning;
11° " blinde passagier " : elke persoon die zich onrechtmatig op een vaartuig of in de cargo die aan boord wordt geladen bevindt en die aan boord wordt ontdekt na vertrek van het vaartuig, of in de cargo in de haven van bestemming;
12° " opvarenden " : de bemanningsleden en de passagiers;
13° " bemanningslijst " : de door de kapitein gedagtekende en ondertekende lijst van bemanningsleden, die naar inhoud en model beantwoordt aan IMO Fal Form 5 zoals in bijlage I opgenomen;
14° " passagierslijst " : de door de kapitein gedagtekende en ondertekende lijst van passagiers, die naar inhoud en model beantwoordt aan IMO FAL Form 6 zoals in bijlage II opgenomen.
HOOFDSTUK II. - Grenscontrole en grensbewaking.
Art.2. De kapitein van een vaartuig met als bestemming een haven, is er toe gehouden hetzij bij vertrek naar die haven, hetzij uiterlijk 24 uur vóór aankomst in die haven, aan de overheid in tweevoud een bemanningslijst en, in voorkomend geval, een passagierslijst over te maken die de situatie bij aankomst in die haven weergeven.
Deze lijsten worden aankomstlijsten genoemd.
De kapitein is er eveneens toe gehouden de lijsten die de vertreksituatie uit de haven weergeven, ten laatste 2 uren vóór het voorziene tijdstip van vertrek uit die haven in tweevoud over te maken aan de overheid.
Deze lijsten worden vertreklijsten genoemd.
In voorkomend geval moet de kapitein binnen voornoemde tijdslimieten, eveneens een lijst van de blinde passagiers in tweevoud aan de overheid overmaken.
Iedere aanpassing van enige van voornoemde lijsten moet onverwijld aan de overheid worden meegedeeld.
Art.3. De kapitein dagtekent en ondertekent elke lijst zoals bedoeld in artikel 2.
Eén exemplaar, scheepsexemplaar genoemd, van de bemanningslijst en, in voorkomend geval, van de passagierslijst en van de lijst der blinde passagiers wordt door de overheid geviseerd en aan de kapitein of zijn scheepsagent terugbezorgd. Elk scheepsexemplaar wordt aan boord van het vaartuig bewaard tijdens de gehele duur van het verblijf in de haven. Het dient, op eenvoudig verzoek, onverwijld ter inzage te worden verstrekt aan de overheid.
Geen vaartuig mag de haven verlaten zonder machtiging van de overheid. Het scheepsexemplaar van de vertreklijsten geldt als machtiging om de haven te verlaten.
Art.4. De kapitein meldt uiterlijk bij aankomst van zijn vaartuig in de haven, de voorziene in- en ontschepingen alsmede het voorziene uur van vertrek van het vaartuig aan de overheid.
Hij verwittigt de overheid eveneens, onverwijld, van enige verandering van het voorziene uur van vertrek alsmede van alle onvoorziene in- en ontschepingen.
Art.5. Elke persoon die in- of ontscheept, moet zich aanbieden op de grensdoorlaatpost.
De afstempeling van de reisdocumenten van bemanningsleden vindt plaats bij de binnenkomst in en bij het verlaten van het Rijk op de grensdoorlaatpost.
Art.6. Behoudens geval van overmacht, mag niemand het vaartuig verlaten, alvorens elk scheepsexemplaar aan de kapitein werd terugbezorgd, zoals bedoeld in artikel 3.
Art.7. De houder van een bijzonder reisdocument of identiteitsbewijs voor zeelieden wordt slechts toestemming tot inscheping of ontscheping verleend indien hij de nodige bewijsmiddelen levert inzake het behoren tot deze bijzondere categorie van personen.
Art.8. Bemanningsleden kunnen passagieren in de haven waar hun vaartuig is binnengelopen of in de aanpalende Belgische gemeenten, wanneer zij drager zijn van een bijzonder reisdocument of van een identiteitsbewijs voor zeelieden. Indien een bemanningslid een gevaar oplevert voor de openbare orde of de nationale veiligheid wordt hem het recht tot passagieren ontzegd.
Art.9. De Minister van Binnenlandse Zaken kan bepalen dat ten behoeve van kapiteins van vaartuigen die regelmatig havens aandoen, onder door hem te stellen voorwaarden, geheel of gedeeltelijk ontheffing wordt verleend van de in de artikelen 2 tot 4 bedoelde verplichtingen.
Art.10. _ Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art.11. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 april 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. Bemanningslijst.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 04-05-2005, p. 20958).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 11 april 2005 betreffende de grenscontrole aan de maritieme buitengrens.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL
Art. N2. Bijlage II. Passagierslijst.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 04-05-2005, p. 20960).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 11 april 2005 betreffende de grenscontrole aan de maritieme buitengrens.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL.