Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 MEI 2004. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de financiering van de uitwerking van gemeentelijke mobiliteitsplannen en van de uitvoering van gemeentelijke mobiliteitsplannen en het schoolvervoer en de plannen inzake schoolverplaatsingen (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-06-2004 en tekstbijwerking tot 04-09-2015)



Inhoudstafel:

TITEL 1. - Begripsomschrijvingen.
Art. 1
TITEL 2. - Uitwerking en herziening van een gemeentelijk mobiliteitsplan.
Art. 2-6
TITEL 3. - Uitvoering van de maatregelen uit het gemeentelijk mobiliteitsplan of het plan inzake de schoolverplaatsingen.
HOOFDSTUK I. - Investeringen van het Gewest uit hoofde van samenwerkingsverbanden. [1 opgeheven]1
Art. 7-11
HOOFDSTUK II. - Aanvullende gemeentelijke financieringen.
Art. 12-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2009203837  2015204010 



Artikels:

TITEL 1. - Begripsomschrijvingen.
Artikel 1. In dit besluit dient te worden verstaan onder :
  - gemeentelijk mobiliteitsplan : het document dat wordt opgemaakt overeenkomstig titel 3 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid;
  - plan inzake schoolverplaatsingen : het document dat wordt opgemaakt overeenkomstig het decreet van 1 april 2004 betreffende het schoolvervoer en de plannen inzake schoolverplaatsingen;
  - minister : de Minister bevoegd voor Vervoer en Mobiliteit;
  - decreet betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid : het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid;
  - mobiliteitsadviseur : de persoon bedoeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid;
  - driejarenprogramma voor werken : driejarenprogramma voor gesubsidieerde werken, aangenomen door de regering in de zin van het decreet van 29 april 2004 betreffende de subsidies toegekend door het Gewest aan bepaalde investeringen van openbaar nut.

TITEL 2. - Uitwerking en herziening van een gemeentelijk mobiliteitsplan.
Art.2.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten komt elke gemeente die een gemeentelijk mobiliteitsplan uitwerkt vanwege de minister in aanmerking voor een subsidie die [1 maximum]1 75 % vertegenwoordigt van het ereloon van de projectontwerper of van de gemeentelijke personeelslasten voor de uitwerking van dat plan indien één of meerdere personen specifiek ingezet worden voor dat project, waaronder hoe dan ook één mobiliteitsadviseur, met een maximumbedrag van tweehonderdduizend euro. Dat bedrag wordt [1 tot maximum tweehonderdvijftigduizend euro verhoogd]1 voor de gemeenten die meer dan vijftigduizend inwoners tellen.
  De herziening van een gemeentelijk mobiliteitsplan zoals bedoeld in artikel 26, § 2, 1° of 2°, wordt gelijkgesteld met een uitwerking.
  § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de minister een subsidie toekennen aan een gemeente om een maximum van 75 % van de kosten te dekken met betrekking tot :
  - een studie ter aanvulling van het gemeentelijk mobiliteitsplan;
  - de begeleiding en de animatie van een raadplegings- of overlegronde met de burgers en de vertegenwoordigers van gestelde verenigingen, in verband met het gemeentelijk mobiliteitsplan of het hertalen van documenten uit het gemeentelijk mobiliteitsplan;
  - na advies van de opvolgingscommissie bedoeld in artikel 13 van het decreet betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid, een studie voor het conform maken van het gemeentelijk mobiliteitsplan bedoeld in artikel 33 van dat decreet.
  ----------
  (1)<BWG 2015-08-27/02, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.3. De toekenning van de subsidie bedoeld in artikel 2 wordt ondergeschikt gemaakt aan :
  1° het bestaan van een adviesverlenende commissie op het vlak van ruimtelijke ordening, overeenkomstig artikel 7 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium of, in voorkomend geval, een plaatselijke commissie voor landelijke ontwikkeling overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 6 juni 1991 betreffende de landelijke ontwikkeling;
  2° de aanwezigheid van een mobiliteitsadviseur in het gemeentebestuur.

Art.4. § 1. Op grond van een motiveringsschrijven en een begrotingsraming kan de gemeente de minister om een beginselakkoord verzoeken over de financiering van een studie zoals bedoeld in artikel 2. De minister beantwoordt het verzoek van de gemeente binnen de twee maanden volgend op de ontvangst van dat verzoek.
  De gemeente kan voor technische bijstand van het Directoraat-generaal Vervoer in aanmerking komen, meer bepaald om een projectontwerper aan te wijzen, een modelbestek te krijgen of een overeenkomst tussen de gemeente en de projectontwerper op te stellen.
  § 2. Het dossier van de subsidieaanvraag, gericht aan de minister, wordt door het college van burgemeester en schepenen ingediend bij het Directoraat-generaal Vervoer, dat het dossier behandelt. Het dossier bevat :
  1° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit van de tot uitwerking, herziening of aanvulling van het gemeentelijk mobiliteitsplan;
  2° een afschrift van het gemeenteraadsbesluit tot aanwijzing van een projectontwerper met, als bijlage, het aanbestedingsverslag;
  3° in voorkomend geval, een afschrift van de overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de aangewezen projectontwerper;
  4° op grond van een verantwoordingsstuk, het bedrag van het ereloon van de projectontwerper en, in voorkomend geval, de gedetailleerde gemeentelijke personeelslasten voor de opmaak en de uitwerking van het gemeentelijk mobiliteitsplan, de prestaties van een mobiliteitsadviseur die in aanmerking komt voor een subsidie overeenkomstig artikel 23, § 3, van het decreet betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid uitgesloten.
  § 3. Er wordt een overeenkomst gesloten tussen de minister en de gemeente ter regeling van de bijzonderheden in het gebruik van de subsidie met betrekking tot de studie.
  § 4. Voor de uitwerking, de herziening of het conform maken van een gemeentelijk mobiliteitsplan wordt de projectontwerper bedoeld in § 2, 2°, erkend overeenkomstig artikel 14 van het decreet betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid.

Art.5. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt :
  1° dertig percent van de subsidie bij goedkeuring van het dossier voor de subsidieaanvraag door de minister;
  2° dertig percent van de subsidie op grond van verantwoordingsstukken waaruit het doel van het plan blijkt, met, in voorkomend geval, als bijlage, de verantwoordingsstukken inzake personeelskosten;
  3° veertig percent van de subsidie na goedkeuring van het gemeentelijk mobiliteitsplan door de gemeenteraad na afloop van de termijn bedoeld in artikel 21, § 2, van het decreet betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid.

Art.6. Indien de groepering van gemeenten door de minister relevant wordt geacht, wordt het maximumbedrag bedoeld in artikel 2 vermenigvuldigd door het aantal gegroepeerde gemeenten.

TITEL 3. - Uitvoering van de maatregelen uit het gemeentelijk mobiliteitsplan of het plan inzake de schoolverplaatsingen.
HOOFDSTUK I. - Investeringen van het Gewest uit hoofde van samenwerkingsverbanden. [1 opgeheven]1   ----------   (1)
Art.7.
  <Opgeheven bij BWG 2009-06-18/31, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 27-08-2009>

Art.8.
  <Opgeheven bij BWG 2009-06-18/31, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 27-08-2009>

Art.9.
  <Opgeheven bij BWG 2009-06-18/31, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 27-08-2009>

Art.10.
  <Opgeheven bij BWG 2009-06-18/31, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 27-08-2009>

Art.11.
  <Opgeheven bij BWG 2009-06-18/31, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 27-08-2009>

HOOFDSTUK II. - Aanvullende gemeentelijke financieringen.
Art.12.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister de gemeenten die over een aangenomen of een globaal sinds minder dan twaalf jaar herzien gemeentelijke mobiliteitsplan dan wel over een plan inzake schoolverplaatsingen waarvan de minister sinds minder dan vijf jaar akte genomen heeft, beschikken, een subsidie toewijzen voor de verwezenlijking van projecten die aan volgende voorwaarden voldoen :
  1° zij bekleden een nuttige plaats in het aangenomen gemeentelijk mobiliteitsplan of in een plan inzake schoolverplaatsingen;
  2° zij beogen
  - een gebruikersvriendelijke overgang tussen verschillende verplaatsingswijzen; of
  - een verbeterde totstandkoming voor het openbaar vervoer, het carpoolen, het fietsen of het stappen of voor de toegankelijkheid voor personen met beperkte beweeglijkheid; of
  - een betere verkeersveiligheid;
  3° zij zijn niet inbegrepen in of zijn niet teruggetrokken uit het driejarenprogramma voor werken.
  § 2. [1 De subsidie dekt hoogstens vijfenzeventig procent van het bedrag van het project en wordt beperkt tot maximum :
   1° 150.000 euro voor de gemeenten met minder dan 10 000 inwoners;
   2° 200.000 euro voor de gemeenten met 10 000 tot minder dan 50 000 inwoners;
   3° 250.000 euro voor de gemeenten met 50 000 inwoners en meer.]1
  ----------
  (1)<BWG 2015-08-27/02, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.13. § 1. De dossiers worden door de gemeenten tegen 1 december ingediend bij het Directoraat-generaal Vervoer ter attentie van de minister.
  Elk dossier bevat minstens :
  - de gedetailleerde omschrijving van het project, met inbegrip van meer bepaald de doelstellingen, het verband met het gemeentelijk mobiliteitsplan of het plan inzake schoolverplaatsingen;
  - de samenwerkingsverbanden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project en de eventuele banden met andere maatregelen of projecten die opgenomen zijn in het gemeentelijk mobiliteitsplan;
  - de cijfermatige raming van het project, evenals het tijdschema dat voor de verwezenlijking van het project bepaald wordt.

Art.14. § 1. Op voorstel van het Directoraat-generaal Vervoer richt de minister tegen 1 februari een belofte tot subsidie aan de in aanmerking genomen gemeenten.
  § 2. Die belofte wordt verbonden aan de voorwaarde dat de gemeente het Directoraat-generaal Vervoer binnen de acht maanden volgend op de kennisgeving van de belofte tot subsidiëring en uiterlijk tegen 1 oktober een aanvullend dossier overmaakt met minstens :
  - het bestek, de opmetingsstaten en de plannen voor de in het vooruitzicht gestelde inrichting, evenals de gedetailleerde financiële ramingen;
  - een nota waarin bevestigd wordt dat de gemeente eigenaar is van de betrokken gronden, in voorkomend geval, of dat de eigenaar van de betrokken gronden de verwezenlijking van de werken aanvaardt of nog de beslissing van de gemeenteraad tot onteigening van de betrokken gronden;
  - het advies van de adviesverlenende commissie op het vlak van ruimtelijke ordening of, in voorkomend geval, van de plaatselijke commissie voor landelijke ontwikkeling; het uitblijven van dat advies in het dossier wordt gemotiveerd;
  - het geprogrammeerde tijdsschema voor de uitvoering van de immateriële projecten.
  § 3. Indien er een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt er een overlegvergadering met de gemachtigd ambtenaar belegd. Het verslag van die vergadering wordt bij het aanvullend dossier gevoegd.
  § 4. De subsidiebelofte tegenover een gemeente zoals bedoeld in § 1 wordt op datum van 1 oktober ondergeschikt gemaakt, in voorkomend geval, aan :
  - het opstarten van de werken met betrekking tot een subsidie zoals bedoeld in artikel 12, die toegewezen wordt in het voorgaande begrotingsjaar; of
  - het zich niet voordoen van een vertraging die langer duurt dan 50 % van het tijdschema voor de verwezenlijking van een immaterieel project met betrekking tot een subsidie bedoeld in artikel 12, die toegewezen wordt in het voorgaande begrotingsjaar.
  Als deel uitmakend van de subsidies bedoeld in artikel 12 worden de subsidies beschouwd die aan de gemeenten zijn toegekend als "impulskredieten" voor de jaren 1999 tot en met 2004.

Art.15. De subsidie wordt vereffend als volgt :
  - 15 % onmiddellijk na goedkeuring van het subsidiebesluit door de minister;
  - 35 % op grond van de beslissing van de gemeenteraad tot toewijzing van de overheidsopdracht, met als bijlage het aanbestedingsverslag en de kennisgeving van de opdracht;
  - het overblijvend bedrag op grond van het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de werken, in voorkomend geval, en van de eindafrekening.

Art.16. Na afloop van een termijn van twee jaar te rekenen van de kennisgeving van de subsidie door de minister en indien het overblijvend gedeelte van de subsidie niet vereffend wordt, verliest de subsidiegerechtigde het recht op subsidie voor het niet-uitgevoerde gedeelte. De minister kan die termijn met een beperkte periode verlengen.

Art.17. § 1. Het decreet van 1 april 2004 betreffende de plaatselijke mobiliteit en toegankelijkheid treedt in werking op 1 november 2004.
  § 2. Dit besluit treedt in werking op 1 november 2004.

Art. 18. De minister van Vervoer en Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.