Details





Titel:

1 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-06-2004 en tekstbijwerking tot 21-06-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Art. 2-3
HOOFDSTUK II. - Opleidingscheque.
Afdeling 1. - Erkenningscriteria van de opleidingen.
Art. 4-6
Afdeling 2. - (Procedure betreffende de toekenning en de schorsing van de erkenning en van de certificeringsaudit.) <BWG 2006-09-07/32, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
Art. 7-12
Afdeling 3. - Aanwijzing van de certificeerders.
Art. 13-17
Afdeling 4. - Procedure m.b.t. de toekenning van de opleidingscheque.
Art. 18-20
Afdeling 5. [1 - Controle]1
Art. 21-22, 22/1, 22/2, 22/3
HOOFDSTUK III. - Aanpassingkrediet.
Afdeling 1. - Criteria m.b.t. de erkenning van de opleidingen.
Art. 23-25
Afdeling 2. - Procedure m.b.t. de toekenning van het aanpassingskrediet.
Art. 26-28, 28bis
HOOFDSTUK IV. - Opvolging en evaluatie van de opleidingscheque en van het aanpassingskrediet.
Art. 29-34
HOOFDSTUK V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 35-40



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1987027487  1993027331  1998027478 





Artikels:

Artikel 1. Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 127, § 1, ervan.

HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Art.2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° "decreet" : het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn;
  2° "opleidingscheque" : de toelage zoals bedoeld in artikel 4, 1°, van het decreet;
  3° "aanpassingskrediet" : de toelage zoals bedoeld in artikel 4, 2°, van het decreet;
  4° "certificeerder" : de certificeringsinstelling geaccrediteerd door het systeem BELCERT om over te gaan tot de controle en de certificering van de producten, kwaliteitssystemen of personen krachtens het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot oprichting van een accreditatiesysteem van certificatie-instellingen en tot vaststelling van de accreditatieprocedures overeenkomstig de criteria van de normen van de reeks NBN-EN 45000;
  5° de "FOREm" : de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" als "regisseur-ensemblier";
  6° [1 "Bestuur" : de Directie Beroepsopleiding van het Departement Werk en Beroepsopleiding van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;]1
  7° [1 "Commissie" : de Commissie "chèques" ingevoerd in artikel 24bis van het decreet]1
  8° "Minister" : de Minister van Vorming.
  (9° " Afstandonderwijs " : de flexibele opleidingsregeling georganiseerd naar gelang van de individuele of gezamenlijke behoeften (individuen en ondernemingen) dat geïndividualiseerde of gestandaardiseerde scholingen kan omvatten en de toegang tot plaatselijke of afstandshulpbronnen en -vaardigheden, dat noodzakelijk onder het toezicht van een vormingswerker en op synchrone of asynchrone wijze uitgevoerd moet worden.) <BWG 2006-09-07/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  [2 10° de minimis-Verordening : Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun ((Publicatieblad van de Europese Unie, L 352 van 24 december 2013, blz. 1);
   11° de "R.G.E.C." : Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Publicatieblad van de Europese Unie, L 187/1, van 26 juni 2014);
   12° de onderneming in moeilijkheden: de onderneming zoals bedoeld in de artikelen 1.4.c van artikel 2.18 van de "R.G.E.C.";
   13° de uitgesloten sectoren :
   a) overeenkomstig artikel, van de minimis-Verordening :
   1/ de sectoren visserij en aquacultuur (code NACE-BEL 2008 : 03. );
   2/ de sector van primaire productie van landbouwproducten (code NACE-BEL 2008 : 01.1 à 01.5);
   3/ de sector van de verwerking en de afzet van landbouwproducten wanneer:
   - het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van dergelijke van primaire producenten afgenomen producten die door de betrokken ondernemingen op de markt worden gebracht;
   - de steun afhankelijk wordt gesteld van de verplichting deze steun geheel of ten dele aan primaire producenten door te geven
   b) overeenkomstig artikel 1.2.c. van de "R.G.E.C.": de uitvoersector van derde landen of lidstaten waaronder wordt verstaan steun die rechtstreeks is gerelateerd aan de uitgevoerde hoeveelheden en steun die moet dienen voor de financiering van de oprichting en exploitatie van een distributienet of voor andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden inzake de uitvoer;]2
  [3 14° initiële bevolking: de gezamenlijke gegevens waarop de controle betrekking heeft;
   15° laag: deel van een initiële bevolking, bepaald in functie van één of meerdere criteria;
   16° referentiebevolking: het deel van de initiële bevolking die, na verwijdering en rechtzetting van de redundante en onjuiste gegevens, de te onderzoeken gegevens vormt;
   17° referentielaag: het deel van een laag dat, na verwijdering en rechtzetting van de redundante en onjuiste gegevens, de te onderzoeken gegevens vormt;
   18° staal: de geselecteerde gegevens uit een bevolking of een laag;
   19° referentiestaal: de geselecteerde gegevens uit een bevolking of een laag of uit een referentielaag;
   20° extrapoleerbaar referentiestaal: referentiestaal gevormd op toevallige, eenvoudige wijze en zonder herinvoering;
   21° extrapolatie: veralgemening van de resultaten waargenomen in een extrapoleerbaar referentiestaal naar de globaliteit van de referentiebevolking of de referentielaag waaruit het staal afgenomen is;
   22° betrouwbaarheidsinterval: de gezamenlijke waarden vervat tussen een infimum en een supremum, verkregen na onderzoek van een staal. Deze gezamenlijke waarden bieden een waarschijnlijkheid van vijfennegentig percent of meer dat de exacte waarde van de parameter in de bevolking is vervat;
   23° de omvang van het betrouwbaarheidsinterval: het verschil tussen de waarde van het supremum en die van het infimum in het betrouwbaarheidsinterval;
   24° het Departement Inspectie: het Departement Inspectie van het Operationele Directoraat-generaal Economie, Tewerkstelling en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;
   25° de inspecteurs: de statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden van het Departement Inspectie die beëdigd zijn.]3
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>
  (2)<BWG 2017-05-24/08, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2017>
  (3)<BWG 2019-04-04/65, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art.3. In de artikelen 5, § 5, en 14, tweede lid, van het decreet wordt verstaan onder :
  1° "functionele hoofdzetel" : de plaats die beschikt over personeelsleden die voortdurend aangesteld worden, en waarin herhaalde activiteiten in verband met het maatschappelijke doel en de activiteitensector van het bedrijf plaatsvinden;
  2° "institutionele investeerder" : elke bankinstelling, openbare kredietinstelling, verzekeringsmaatschappij of beleggingsfonds die niet meer dan 50 % van de aandelen van het bedrijf dat opleidingscheques wil genieten, bezit.

HOOFDSTUK II. - Opleidingscheque.
Afdeling 1. - Erkenningscriteria van de opleidingen.
Art.4. <BWG 2006-09-07/32, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006> § 1. In de zin van artikel 12, eerste lid, 1°, van het decreet worden beschouwd als opleidingen die van kwalificerende aard zijn, de opleidingen waarvan de inhoud en de doelgerichtheid overeenstemmen met de omschrijvingen bedoeld in de gebruikelijke referenten van beroepen, kwalificaties of opleidingen.
  § 2. In de zin van artikel 12, eerste lid, 1°, van het decreet worden bovendien beschouwd als opleidingen die arbeidsmarktconforme vaardigheden voortbrengen, de opleidingen waarvan de doelgerichtheid inspeelt op de behoeften die uitgedrukt worden door sectorale of interprofessionele analyses uitgevoerd met name door of voor rekening van professionele sectoren, openbare instellingen of representatieve werknemersorganisaties en representatieve werkgeversorganisaties.
  (§ 3. Behalve de voorwaarden bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het decreet, zijn de opleidingen i.v.m. de energetisch efficiëntie bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid, van het decreet degene die door de Minister op voorstel van de FOREm bepaald worden.) <BWG 2008-05-08/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 19-05-2008>

Art.5.In de zin van artikel 12, eerste lid, 2° en 3°, van het decreet wordt beschouwd als een opleiding die van het algemene type is of die verband houdt met de algemene werking van de onderneming, de opleiding die, enerzijds, multidisciplinaire vaardigheden volgens de gebruikelijke referenten van kwalificaties of opleidingen en, anderzijds, overdraagbare kwalificaties voortbrengt.
  Geacht worden overdraagbaar te zijn, de kwalificaties verworven gedurende de opleidingen die minstens één van de volgende criteria voldoen :
  1° erkend, gecertificeerd of geldig verklaard zijn door de overheden of openbare instellingen;
  2° open zijn voor de werknemers van verschillende ondernemingen of georganiseerd zijn in het kader van een samenwerking tussen verschillende onafhankelijke ondernemingen;
  3° deelnemen aan de groei van de inzetbaarheid en van de beroepsmobiliteit van de werknemer.
  In de zin van dit hoofdstuk wordt beschouwd als onderneming, de kleine of middelgrote onderneming die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5 van het decreet [1 en die geen onderneming in moeilijkheden is, een onderneming die het voorwerp uitmaakt van een niet-uitgevoerd bevel tot invordering krachtens een vorig besluit van de Commissie waarbij steun onwettig en onverenigbaar met de interne markt verklaard wordt, met uitzondering van de steunregelingen die de door sommige natuurrampen veroorzaakte schade moeten verhelpen of een onderneming die deel uitmaakt van de uitgesloten sectoren.]1
  In de zin van dit hoofdstuk wordt beschouwd als werknemer, elke persoon bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid, van het decreet.
  [2 Onder opleiding om zich te schikken naar de verplichte nationale normen inzake opleiding, dient men de opleidingen te verstaan die door een wet, een decreet, een koninklijk besluit of een besluit van de Waalse Regering van toepassing in het Franse taalgebied opgelegd worden.
   Deze opleidingen worden aan de minimis-Verordening onderworpen
   De Minister brengt de projectdrager of de onderneming op de hoogte van het de minimis-karakter van de steun voor de opleidingen die onder het toepassingsgebied van de minimis-Verordening vallen.
   Zolang een authentieke gegevensbron over de-minimissteun niet is ingesteld, verstrekt de onderneming aan de Minister, volgens de modaliteiten die hij bepaalt, volledige informatie over de ontvangen de-minimissteun, andere dan die in dit besluit is opgenomen.]2
  ----------
  (1)<BWG 2017-05-24/08, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2017>
  (2)<BWG 2017-05-24/08, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2017>

Art.6.<BWG 2006-09-07/32, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006> § 1. Onverminderd artikel 12 van het decreet moet de afstandsopleiding, om erkend te worden, een specifieke begeleiding van de werknemer voorstellen.
  Deze specifieke begeleiding houdt verplicht hetgeen volgt in :
  1° de identificatie van een persoonlijke adviseur van de werknemer;
  2° een persoonlijke opvolging per telefoon, e-mail, videoconferentie, discussieforum of door elke andere formule gebonden aan de ontwikkeling van de communicatietechnologie.
  § 2. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Afdeling 2. - (Procedure betreffende de toekenning en de schorsing van de erkenning en van de certificeringsaudit.)
Art.7.§ 1. [2 De opleidingsverstrekker die in het kader van het decreet een opleiding wenst te geven en voor zijn diensten via cheques voor het volgen van een opleiding vergoed wenst te worden, richt een aanvraag aan de Administratie aan de hand van een formulier waarvan het model door de Minister bepaald wordt en dat door de administratie ter beschikking van de opleidingsverstrekker gesteld wordt.]2
  De aanvraag wordt via post, fax, e-mail ingediend.
  Het Bestuur ontvangt de erkenningsaanvraag en stuurt binnen tien dagen een ontvangbericht aan de opleidingsoperator.
  § 2. Tegelijkertijd verzoekt het Bestuur er de opleidingsoperator om zich overeenkomstig artikel 13 aan een audit te onderwerpen door de certificeerder van zijn keuze onder die aangewezen door de Minister.
   Bovendien voegt het Bestuur bij het ontvangbericht een vademecum waarin de aan de certificeerder mede te delen elementen worden vermeld, met inbegrip van het in te vullen auditformulier.
  [1 De Minister bepaalt het model van het auditformulier.]1
  § 3. (Het Bestuur behandelt de erkenningsaanvraag binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst ervan op grond van een verklaring op erewoord van de opleidingsoperator die zich ertoe verbindt de bepalingen van het decreet en van dit besluit na te leven en op grond van de overmaking door hem per post, per e-mail of per fax van de op het moment van de aanvraag vigerende tarieven die van toepassing zijn op de aan de erkenning onderworpen opleidingen.) <BWG 2006-09-07/32, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  Het Bestuur gaat ook na of de aan de erkenning onderworpen opleiding niet het voorwerp uitmaakt van een subsidiëring door andere openbare overheden, met name door het Europees Sociaal Fonds.
  In dat geval schorst het Bestuur de behandeling en stelt het er de Minister onmiddellijk in kennis van, die vóór elke beslissing tot weigering van de erkenning de opleidingsoperator of de door hem aangewezen persoon kan horen.
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>
  (2)<BWG 2010-03-24/02, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 28-12-2009>

Art.8.§ 1. De door de certificeerder uitgevoerde audit heeft betrekking op één of meer opleidingen waarvoor de opleidingsoperator kiest zich te laten erkennen.
  § 2. De audit bestaat hoofdzakelijk voor de certificeerder erin :
  1° een formulier te laten invullen door de opleidingsoperator;
  2° de opleidingssite(s) minstens één keer te bezoeken;
  3° de werkelijkheid en de relevantie te controleren van de middelen die worden gebruikt om een opleiding die voldoet aan de voorwaarden van het decreet en van dit besluit, te geven [1 ...]1 ;
  4° (Een omstandig auditrapport op te stellen en het per post, per e-mail of per fax over te maken aan het Bestuur met het formulier ingevuld door de opleidingsoperator in het kader van de certificering). <BWG 2006-09-07/32, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  § 3. De certificeerder maakt zijn auditrapport over aan het Bestuur binnen twintig dagen na zijn bezoek bij de opleidingsoperator.
  Het auditrapport eindigt met een al dan niet gunstig advies. De certificeerder moet evenwel ervoor zorgen om zijn advies te staven met bijzondere commentaren zodat de opleidingsoperator kan vooruitgaan. In geval van ongunstig advies moet de certificeerder verhelpingssporen voorstellen.
  § 4. [2 De opleidingsoperatoren die uiterlijk bij de indiening van de aanvraag beschikken over de erkende certificering van het type ISO 9001 op het gebied van de VORMING of CDO QFOR, kunnen door de Minister vrijgesteld worden van de auditprocedure.
   De met redenen omklede aanvraag om vrijstelling van de audit wordt per post, e-mail of fax ingediend bij het Bestuur dat zijn voorstel binnen een termijn van negentig werkdagen na ontvangst van de aanvraag overmaakt. In voorkomend geval maakt het Bestuur het dossier ter advies aan de Commissie over. Wanneer het Bestuur acht dat het dossier onvolledig is, vraagt het dan bijkomende inlichtingen. De termijn van negentig dagen begint pas te lopen op de dag waarop de aangevraagde inlichtingen per post, e-mail of fax met een bericht van ontvangst door het bestuur in ontvangst zijn genomen.
   Als het Bestuur binnen de voorgeschreven termijn geen voorstel uitbrengt, wordt het geacht gunstig te zijn.]2
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>
  (2)<BWG 2009-03-27/43, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Art.9.<BWG 2006-09-07/32, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006> Binnen een termijn van tien dagen na ontvangst van het auditrapport stuurt het Bestuur dit rapport per post, e-mail of fax [1 in voorkomend geval, aan de Commissie]1 alsmede ter informatie aan de opleidingsoperator. Het stuurt ook per post, e-mail of fax en binnen dezelfde termijn een beslissingsvoorstel aan de Minister.
  Wanneer een vrijstelling van de audit is aangevraagd overeenkomstig artikel 8, § 4, van het besluit, maakt het Bestuur [1 in voorkomend geval, het desbetreffende advies van de Commissie]1 per post, e-mail, of fax ter informatie aan de opleidingsoperator over binnen tien dagen na ontvangst ervan. Binnen dezelfde termijn en volgens dezelfde modaliteiten maakt het een beslissingsvoorstel aan de Minister over.
  [1 ...]1
  De Minister spreekt zich uit over de erkenningsaanvraag binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het voorstel van het bestuur. Het bestuur maakt per post, e-mail of fax de beslissing van de Minister over aan de opleidingsoperator binnen tien dagen na ontvangst ervan en zendt er een afschrift van ter informatie [1 aan de Commissie]1 .
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Art.10.§ 1. (De erkenning wordt voor een verlengbare duur van drie jaar verleend.
  De aanvraag om erkenningsverlenging wordt bij het Bestuur op zijn vroegst tweehonderd veertig dagen vóór en uiterlijk honderd twintig dagen vóór het vervallen van de lopende erkenning ingediend. Bij gebrek moet de opleidingsoperator de toekenning van de erkenning vragen volgens voornoemde procedure zelfs als hij deze erkenning vooraf nooit had genoten.
   Wanneer de aanvraag om verlenging binnen de bepaalde termijn wordt ingediend, moet de operator alleen de wijzigingen ten opzichte van de lopende erkenning aan het Bestuur mededelen behoudens uitdrukkelijke aanvraag van het Bestuur. De procedure m.b.t. de verlenging van de erkenning wordt geregeld volgens dezelfde modaliteiten als die betreffende de erkenning.) (BWG 2006-09-07/32, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006)
  § 2. Wanneer de operator een nieuwe opleiding gedurende de periode van drie jaar waarvoor hij is erkend, wenst te laten erkennen, dient hij de desbetreffende aanvraag in bij het Bestuur [1 dat ze voorlegt, in voorkomend geval, aan de Commissie]1 .
  [1 Het Bestuur en, in voorkomend geval, de Commissie]1 kan aan de Minister voorstellen om de operator vrij te stellen van de audit. In dit geval is dezelfde procedure als die bedoeld in artikel 8, § 4, van toepassing en dekt de erkenning ook de nieuwe opleiding en dit tot de bepaalde termijn van die erkenning.
  [1 ...]1
  (§ 3. De aan de opleidingsoperator toegekende erkenning is alleen van toepassing op de module van opleidingen waarvoor een erkenning vereist is.) <BWG 2006-09-07/32, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Art.11.<BWG 2006-09-07/32, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006> § 1. Op de voordracht van het Bestuur en [1 volgens het geval na advies van de Commissie]1 kan de lopende erkenning ofwel ingetrokken, ofwel geschorst worden door de Minister.
  Als de erkenning geschorst wordt, kan de operator binnen de door de Minister bepaalde termijn zijn toestand regulariseren. Het Bestuur stelt [1 in voorkomend geval, de Commissie]1 in kennis van de verhelpingselementen en dit laatste brengt advies uit.
  Na deze termijn kan de Minister de erkenning intrekken als de opleidingsoperator niet gunstig heeft gereageerd op de redenen van de schorsing.
  § 2. De lopende erkenning kan door de Minister ofwel ingetrokken, ofwel geschorst worden, indien de opleidingsoperator ophoudt één van de erkenningsvoorwaarden bedoeld in het decreet en dit besluit te vervullen.
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Art.12.<BWG 2006-09-07/32, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006> In geval van weigering, schorsing of intrekking van de erkenning kan de opleidingsoperator door alle middelen waardoor hem een vaststaande datum wordt toegekend, een met redenen omkleed beroep indienen bij het Bestuur binnen vijftien dagen na ontvangst van de beslissing van weigering, schorsing of intrekking. Als hij deze termijn niet naleeft, verliest de opeleidingsoperator zijn recht op beroep tegen de beslissing van weigering, schorsing of intrekking van de erkenning.
  Het beroep is niet opschortend.
  Het Bestuur bericht er binnen tien dagen per e-mail of fax ontvangst van. Het behandelt het dossier en maakt het over aan het comité binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het met redenen omkleed beroep.
  De vertegenwoordigers van de opleidingsoperator worden dan gehoord [1 in voorkomend geval, door de Commissie]1 dat het dossier te hunner beschikking stelt binnen tien dagen vóór het horen.
  Binnen tien dagen na het horen van de opleidingsoperator maakt [1 het Bestuur en, in voorkomend geval, de Commissie]1 een met redenen omkleed advies per post over aan de Minister.
  De Minister bevestigt zijn oorspronkelijke beslissing of maakt ze ongedaan binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het advies [1 van het Bestuur of, in voorkomend geval, van de Commissie]1 .
  Het Bestuur deelt de beslissing van de Minister door alle middelen die hem een bepaalde datum toekennen, aan de opleidingsoperator mede binnen tien dagen na ontvangst van de beslissing van de Minister.
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Afdeling 3. - Aanwijzing van de certificeerders.
Art.13.Om aangewezen te worden als certificeerder gemachtigd om de audit van de opleidingsoperatoren uit te voeren, moet de certificeringsinstelling de volgende voorwaarden vervullen :
  1° geaccrediteerd worden door het systeem BELCERT krachtens het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot oprichting van een accreditatiesysteem van certificatie-instellingen en tot vaststelling van de accreditatieprocedures overeenkomstig de criteria van de normen van de reeks NBN-EN 45000;
  2° zich ertoe verbinden het operationele auditformulier waarvan het model bepaald is door de Minister, [1 ...]1 te gebruiken;
  3° zich ertoe verbinden de in artikel 16 bedoelde tarifering ten opzichte van de opleidingsoperatoren toe te passen;
  4° om de zes maanden verslag uitbrengen over zijn activiteiten [1 aan het Bestuur]1 ;
  5° handelen met inachtneming van de regels van vertrouwelijkheid en commerciële ethiek.
  Als één van de bovenvermelde voorwaarden niet vervuld is, kan de Minister de machtiging van de instelling om opleidingsoperatoren te certificeren intrekken.
  Wanneer de certificeringsinstelling erom verzoekt, kan ze of de door haar aangewezen persoon, gehoord worden door de Minister vóór elke beslissing tot intrekking van de machtiging.
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Art.14.De certificeerders worden [1 ...]1 aangewezen door de Minister.
  De aanwijzing als certificeerder is voor een verlengbare periode van drie jaar geldig.
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Art.15. De certificeerder kan in onderlinge overeenstemming met de opleidingsoperator zijn opdracht schorsen en deze laatste een nieuwe audit binnen (negentig dagen) voorstellen. In dit geval past hij het in artikel 16, § 1, zevende lid, bedoelde verlaagde tarief toe. <BWG 2006-09-07/32, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>

Art.16.§ 1. Het niet-onderhandelbare forfaitaire tarief dat door de certificeerder vereist kan worden, bedraagt 880 euro per dag, exclusief BTW. Dit bedrag is geïndexeerd op grond van de gezondheidsindex die elk jaar voor de maand januari opgemeten wordt.
  Het basistarief is de referentie voor een operator gelegen op een opleidingssite die één tot vijftien verschillende opleidingen voorstelt om erkend te worden. Het omvat de analyse van het formulier, de verificatie ter plaatse gedurende minimum vier uur en het opstellen van het verslag betreffende (de te erkennen opleidingen). <BWG 2006-09-07/32, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  Van zestien tot dertig verschillende opleidingen worden het basistarief en het aantal uren voor de verificatie ter plaatse met twee vermenigvuldigd.
  Boven dertig verschillende opleidingen worden het basistarief en het aantal uren voor de verificatie ter plaatse met drie vermenigvuldigd.
  In geen enkel geval mag het door de certificeerder vereiste totale tarief hoger zijn dan 2.640 euro, exclusief BTW, en mag de auditprocedure niet langer zijn dan drie dagen.
  De certificeerder mag een aanvullende halve dag, of 440 euro, vereisen per bijkomende site met een maximum van drie sites.
  In geval van uitstel van de audit tot (negentig dagen), kan die laatste slechts gefactureerd worden voor het equivalent van maximum drie vierde van een dag met een minimum van twee uur audit ter plaatse, of 660 euro. <BWG 2006-09-07/32, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  § 2. [1 ...]1 [1 De Minister kan]1 het bedrag en de tariferingmodaliteiten bedoeld in § 1 wijzigen.
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Art.17.Elke klacht van een opleidingsoperator ten opzichte van een certificeerder moet ingediend worden bij de Minister die beslist de machtiging van de betrokken certificeerder al dan niet in te trekken [1 ...]1 . <BWG 2006-09-07/32, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  Wanneer de certificeringsinstelling erom verzoekt, kan ze of de door haar aangewezen persoon voorafgaand aan elke beslissing tot intrekking van de machtiging gehoord worden door de Minister.
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Afdeling 4. - Procedure m.b.t. de toekenning van de opleidingscheque.
Art.18. De uitschrijver van opleidingscheques, hierna de uitschrijver genoemd, wordt voor een periode van drie jaar aangewezen.

Art.19.§ 1. Het bedrijf dient zijn aanvraag van opleidingscheques bij de "FOREm" per post, fax of e-mail in en bezorgt hem alle gegevens die vereist zijn voor het verkrijgen van opleidingscheques met inbegrip van een attest op erewoord dat bepaalt dat het bedrijf geen andere subsidiëring heeft voor hetzelfde voorwerp en dat het artikel [1 31.3 van de R.G.E.C. of van de minimis-Verordening]1 in acht neemt.
  De "FOREm" gaat na of de in de artikelen 5 en 8 van het decreet bedoelde voorwaarden door het bedrijf worden vervuld.
  Voor de toepassing van § 4 van artikel 8 van het decreet wordt niet beschouwd als een dubbele subsidiëring, het optellen bij de opleidingscheque van een andere financieringsbron zoals de hulp toegekend door een sectoraal fonds om het deel van de kosten dat niet wordt gedekt door de opleidingscheque, te betalen en dit met inachtneming van [2 de R.G.E.C. of van de minimis-Verordening.]2
  Als de in de artikelen 5 en 8 van het decreet bedoelde voorwaarden niet worden vervuld, stelt de "FOREm" er het bedrijf in kennis van binnen tien dagen na de indiening van de aanvraag. Als de voorwaarden worden voldaan, maakt de "FOREm" de aanvraag onverwijld aan de uitschrijver over.
  Binnen drie dagen na de overmaking van de aanvraag door de "FOREm" bevestigt de uitschrijver zijn inschrijving aan het bedrijf volgens het door hem gekozen middel, en geeft ze een klantennummer.
  § 2. De uitschrijver bezorgt het bedrijf de aangevraagde opleidingscheques binnen vijf dagen na de betaling.
  Aan het einde van de opleiding bezorgt het bedrijf de operator het aantal cheques dat overeenstemt met het aantal gepresteerde uren/werknemer. De operator richt zijn factuur alsmede de afgegeven cheques aan de uitschrijver.
  Als het bedrag van de factuur lager is dan de som van de gekregen cheques, betaalt de uitschrijver het bedrag van de factuur aan de opleidingsoperator en betaalt hij het saldo terug aan het bedrijf binnen twintig dagen na ontvangst van de opleidingscheques en van de andere bewijsstukken.
  Als het bedrag van de factuur hoger is dan de som van de gekregen cheques, betaalt de uitschrijver de tegenwaarde van de gekregen cheques aan de opleidingsoperator en verzoekt hij het bedrijf om het saldo te betalen aan de operator en dit binnen twintig dagen na ontvangst van de opleidingscheques en van de andere bewijsstukken. De termijn waarin het bedrijf de opleidingsoperator moet betalen, wordt door deze laatste bepaald.
  ----------
  (1)<BWG 2017-05-24/08, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2017>
  (2)<BWG 2017-05-24/08, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2017>

Art.20. De opleidingscheque mag niet gebruikt worden voor opleidingen waarvan de individuele uurprijs lager is dan zeven euro.
  Gedurende de erkenning of om in aanmerking te komen voor die erkenning mag de opleidingsoperator zijn prijzen niet overmatig verhogen. Elk kennelijk misbruik heeft de intrekking of de weigering van de aangevraagde erkenning als gevolg.
  De opleidingscheque mag slechts gebruikt worden voor opleidingen die beginnen nadat de aanvraag om cheques door de uitschrijver is aangenomen.

Afdeling 5. [1 - Controle]1   ----------   (1)
Art.21.[1 Ter uitvoering van artikel 26, lid 2, van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn, kunnen de opleidingenverstrekkers die aan een controle worden onderworpen geselecteerd worden volgens een methodologie aangepast aan de controlestrategie bepaald door het Departement Inspectie, meer bepaald op basis van een risico-analyse.
   De controle strekt er met name toe de terugbetalingen na te gaan, verricht aan de opleidingenverstrekkers, evenals het in aanmerking komen van het leerpubliek, de realiteit van het aantal gevolgde opleidingsuren, de daadwerkelijke erkenning van de opleiding en meer in het algemeen de inachtneming van de voorwaarden vastgesteld bij de decreetgeving evenals de erkenningsbesluiten.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-04-04/65, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art.22.[1 De inspecteur kan een controle in meerdere fases uitvoeren door bij elke stap de onderzoekstechnieken toe te passen die het best aan het behandelde dossier zijn aangepast. De inspecteur onderzoekt één of meerdere aspecten van de regeling door verscheidene informaties te kruisen, zoals de subsidiegerechtigden, de erkende operatoren, de aangegeven opleidingen, de facturen en de eventuele dienovereenkomstige kredietnota's, de databanken.
   De inspecteur onderzoekt de documenten, opgesteld in het kader van de certificeringsaudit, de opleidingencatalogus en de erkenningsbesluiten. Hij gaat na of de bestaande databanken volledig zijn en bepaalt de referentiebevolking.
   Voor de controle van de individuele dossiers gaat de inspecteur de overeenstemming na tussen de terugbetalingsaanvragen, ingediend door de opleidingenverstrekker bij de emittent, en de informatie overgemaakt aan "FOREm" door de begunstigden en de opleidingenverstrekkers.
   De inspecteur consolideert deze gegevens en kan eveneens verscheidene informatie gebruiken uit directe en indirecte bronnen, zoals gegevensvergelijking, gegevensuitdieping, antecedenten van de werkgever, interne en externe databases, meldingen van andere administraties, klachten of aangiftes.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-04-04/65, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art.22/1. [1 Overeenkomstig artikel 35 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen overgaan tot het onderzoek van een staal voor alle of een deel van de te controleren aspecten of te controleren individuele dossiers.
   Daarvoor kan de inspecteur:
   1° elk type trekking gebruiken, alle onderzoekstechnieken en -methodes door elkaar gebruiken om een te onderzoeken referentiebevolking of referentielaag te vormen en er de onregelmatigheden op te sporen ten opzichte van de regeling waarvan de inachtneming ter controle voorligt;
   2° in voorkomend geval een trekking van het toevallige, eenvoudige type zonder herinvoering in een referentiebevolking of een referentielaag verrichten om aldus een extrapoleerbaar referentiestaal te vormen. In dat geval kan de inspecteur het percentage vastgestelde onregelmatigheden in het staal extrapoleren naar de referentiebevolking of de referentielaag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/65, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2019>


Art.22/2. [1 § 1. Bij vaststelling van een percentage onregelmatigheden in het referentiestaal dat lager is dan twintig percent van het aantal gecontroleerde gegevens kan de inspecteur ofwel:
   1° 1° de terugvordering voorstellen in verband met, enkel, de vastgestelde onregelmatigheden en de controle beëindigen;
   2° de controle verderzetten waarbij hij in zijn verslag de redenen motiveert die deze beslissing motiveren.
   § 2. Bij vaststelling van een percentage onregelmatigheden in het referentiestaal dat hoger is dan twintig percent van het aantal gecontroleerde gegevens kan de inspecteur ofwel:
   1° een tweede, al dan niet gelaagd, referentiestaal onderzoeken. In dat geval stelt de inspecteur de terugvordering voor in verband met, enkel, de vastgestelde onregelmatigheden in beide referentiestalen;
   2° desnoods zijn onderzoekingen heroriënteren en nieuwe aspecten of criteria selecteren die onderzocht dienen te worden in functie van de in aanmerking genomen criteria;
   3° een extrapoleerbaar staal samenstellen, al dan niet gelaagd in de onderzochte referentiebevolking of -laag, waardoor een betrouwbaarheidsinterval bekomen kan worden van vijfennegentig percent of meer rondom de waarde van de staalafname, met een maximale omvang van tien percentpunt.
   § 3. Als het onderzoek van het eerste referentiestaal op meer dan tachtig percent onregelmatigheden wijst, bepaalt de inspecteur een extrapoleerbaar staal en het percentage vastgestelde onregelmatigheden wordt geëxtrapoleerd naar de gezamenlijke referentiebevolking of -laag.
   § 4. Onverminderd de terugvorderingen voorgesteld op grond van niet-extrapoleerbare vaststellingen, stelt de inspecteur, onder gebruikmaking van een extrapoleerbaar staal, de terugvordering van een bedrag van de subsidie voor berekend op basis van het percentage van het infimum van het betrouwbaarheidsinterval, geëxtrapoleerd naar de subsidie betreffende de onderzochte referentiebevolking of -laag.
   § 5. Bij het gebruikmaken van de extrapolatiemethode omschrijft de inspecteur de gebruikte methodologie in zijn verslag en geeft het betrouwbaarheidsinterval en de omvang van het betrouwbaarheidsinterval aan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/65, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2019>


Art.22/3. [1 Overeenkomstig artikel 37 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen, kan de opleidingenverstrekker het vermoeden voortvloeiend uit de extrapolatie bedoeld in de artikelen 22/1 en 22/2 omdraaien door de geldigheid van het geheel of van een deel van het percentage van de betwiste subsidie aan te tonen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/65, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2019>


HOOFDSTUK III. - Aanpassingkrediet.
Afdeling 1. - Criteria m.b.t. de erkenning van de opleidingen.
Art.23. § 1. In de zin van artikel 17, § 1, van het decreet wordt beschouwd als een opleiding die een specifieke kwalificerende aard heeft, elke opleiding waarvan het onderwijs rechtstreeks en hoofdzakelijk van toepassing is op de actuele of volgende werkplek van de werknemer in het bedrijf en die kwalificaties voortbrengt, die weinig of niet overdraagbaar zijn in andere bedrijven of andere werkgebieden.
  Overeenkomstig artikel 17, § 2, van het decreet wordt verstaan onder omstandigheden die toelaatbaar zijn voor de specifieke opleiding, de volgende opleidingen :
  1° een opleiding gebonden aan het weer opfrissen van de bevoegdheden van de werknemer of aan de behoeften aan ruime inzetbaarheid in het bedrijf of aan een verandering van werkplek;
  2° een opleiding gebonden aan een investering of aan de uitwerking van nieuwe werkmethoden;
  3° een opleiding gebonden aan een kwaliteitsbeheersysteem volgens de internationale norm NBN ISO 9001 van 14 februari 2001;
  4° een opleiding gebonden aan een milieubeheersysteem dat verwijst naar norm NBN EN ISO 14001 van 5 april 1997 of aan het reglement SMEA volgens Verordening EG 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem;
  5° een opleiding gebonden aan een veiligheidsbeheersysteem dat verwijst naar de criterialijsten VCA (LSC), versie 2000, of naar de criterialijst BeSaCC, versie 2000, of naar norm OHSAS 18001, versie 1999;
  6° een opleiding gebonden aan een systeem voor arbeidstijdverkorting of voor de aanpassing van de arbeidsduur toegelaten door de federale Minister van Tewerkstelling.
  Elke opleiding voortvloeiend uit de noodzaak voor het bedrijf om zich aan te passen ten gevolge van de industriële, organisatie- of technologische veranderingen kan bovendien beschouwd worden als een toelaatbare omstandigheid voor de specifieke opleiding voorzover de Minister na advies van het beheerscomité van de "FOREm" instemt met de inhoud en de duur ervan.
  De opleidingen bedoeld in de punten 3° tot 5° van het vorige lid zijn één keer toelaatbaar niettegenstaande elke eventuele ontwikkeling van het betrokken systeem.
  § 2. Beschouwd wordt als collectief in de zin van artikel 17, § 2, van het decreet, de opleiding die minstens drie werknemers betreft.
  § 3. Beschouwd wordt als bedrijf in de zin van dit hoofdstuk, het bedrijf dat voldoet aan de in artikel 14 van het decreet bedoelde voorwaarden.
  Beschouwd wordt als werknemer in de zin van dit hoofdstuk, elke persoon bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, van het decreet.

Art.24. Op voorstel van het beheerscomité van de "FOREm" wordt de toelage toegekend op grond van een overeenkomst die tussen het bedrijf en de "FOREm" gesloten is en waarvan het model door de Minister wordt goedgekeurd.
  Deze overeenkomst bepaalt een periode waarin alle betrokken werknemers een opleiding moeten volgen. Deze periode duurt minimum één jaar en maximum twee jaar. Ze begint op de datum van het ontvangbewijs bedoeld in artikel 26, § 1, tweede lid.

Art.25. § 1. Tijdens de duur van de overeenkomst moet het bedrijf overeenkomstig artikel 22, § 1, van het decreet minstens 80 % van het globale werknemersbestand in het Franse taalgebied behouden.
  Onder globaal werknemersbestand wordt verstaan het in voltijds uitgedrukte arbeidsplaatsen uitgedrukt aantal werknemers die ingeschreven zijn bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, hierna RSZ genoemd.
  Het aantal loontrekkenden wordt op grond van de gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid gecontroleerd aan het einde van het trimester vóór het begin van de opleidingsperiode en aan het einde van het trimester gedurende welke de opleidingsperiode eindigt.
  § 2. Het bedrijf dat, krachtens artikel 22, § 1, van het decreet het behoud van minstens 80 % van het globale werknemersbestand aan het einde van de opleidingsperiode niet heeft kunnen waarborgen, krijgt een naar rata van het verloren werknemersbestand verminderde toelage en is verplicht de onrechtmatig gestorte sommen terug te betalen.
  Na advies van het beheerscomité van de "FOREm" kan de Minister evenwel afwijken van de toepassing van het vorige lid wanneer behoorlijk met redenen omklede uitzonderlijke omstandigheden door het bedrijf naar voren worden gebracht.
  § 3. De Minister kan ook afwijken van de toepassing van artikel 22, § 2, van het decreet wanneer de twee volgende voorwaarden worden vervuld :
  1° het bedrijf legt een herstructureringsplan goedgekeurd door de federale Minister van Tewerkstelling voor;
  2° het beheerscomité van de "FOREm" brengt een gunstig advies uit waarin het terug te betalen bedrag in voorkomend geval wordt vermeld.

Afdeling 2. - Procedure m.b.t. de toekenning van het aanpassingskrediet.
Art.26.§ 1. Het bedrijf richt zijn oorspronkelijke aanvraag vóór de aanvang van de opleiding per post, fax of e-mail aan de "FOREm".
  De "FOREm" ontvangt de aanvraag en stuurt het bedrijf een ontvangbericht binnen tien dagen.
  De "FOREm" voegt bij het ontvangbewijs een in te vullen dossier, waarvan het model door de Minister wordt goedgekeurd, alsmede een vademecum om het bedrijf te helpen voor het invullen van zijn dossier.
  § 2. Het dossier bevat minstens de volgende elementen :
  1° de administratieve gegevens betreffende het bedrijf, met name :
  a) de beschrijving van het bedrijf in termen van wettelijke benaming, van juridische vorm alsmede het adres van de maatschappelijke zetel en, in voorkomend geval, van de hoofdzakelijke bedrijfszetel;
  b) de identificatie van het bedrijf in termen van inschrijving bij de BTW, bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, van RZS-nummer, van bankrekeningnummer;
  c) de referentie naar de hoofdzakelijke en secundaire NACE-code;
  d) de omzet en de totale balans van het laatste boekjaar;
  e) andere informatie-elementen zoals de contactpersoon in het bedrijf alsmede zijn e-mail;
  2° een attest op erewoord dat bepaalt dat het bedrijf geen andere subsidiëring heeft voor hetzelfde voorwerp en dat het artikel [1 31.3 van de R.G.E.C.]1 in acht neemt;
  3° de identificatie van de opleidingsoperator;
  4° de motivatie van de opleidingsmethode in het bedrijf;
  5° (het opleidingsplan alsmede het desbetreffende advies uitgebracht door de Ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming op het werk of de representatieve werknemersorganisaties.) <BWG 2006-09-07/32, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  De in het vorige lid bedoelde administratieve gegevens worden medegedeeld via het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van het bedrijf.
  Wat betreft punt 5° van het eerste lid, wordt het model van het opleidingsplan vastgesteld door het beheerscomité van de "FOREm". Deze mag evenwel een opleidingsplan dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een akkoord binnen een collectieve arbeidsovereenkomst, in aanmerking nemen.
  (§ 3. Overeenkomstig artikel 19, derde lid, van het decreet brengt het territoriaal bevoegde Subregionaal Comité voor Arbeidsbemiddeling en Vorming een met redenen omkleed advies over het opleidingsplan aan het bedrijf uit binnen twintig dagen na de zending door hem van het dossier zoals het opgemaakt is na behandeling van de aanvraag om tegemoetkoming van de onderneming. Bij gebrek aan advies binnen deze termijn wordt het geacht gunstig te zijn.) <BWG 2006-09-07/32, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  ----------
  (1)<BWG 2017-05-24/08, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2017>

Art.27.§ 1. Op straffe van verval stuurt het bedrijf het behoorlijk ingevulde dossier per post of e-mail aan de "FOREm" binnen twee maanden na het ontvangbewijs, op straffe van uitsluiting.
  De "FOREm" bericht ontvangst van het dossier binnen tien dagen na de zending ervan, informeert, in voorkomend geval, het bedrijf over de ontbrekende gegevens en bepaalt in onderlinge overeenstemming met het bedrijf de datum waarop zijn diensten het bedrijf zullen bezoeken.
  De "FOREm" gaat in het bijzonder na of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 17 en 18 van het decreet vervuld zijn.
  Voor de toepassing van § 3 van artikel 17 wordt niet beschouwd als een dubbele subsidiëring, het optellen bij de aanpassingskrediet van een andere financieringsbron zoals de hulp toegekend door een sectoraal fonds om het deel van de kosten dat niet wordt gedekt door het aanpassingskrediet, te betalen en dit met inachtneming van [1 de R.G.E.C.]1
  § 2. Binnen veertig dagen na de overmaking van het volledige dossier brengt het uitvoerende bureau van de entiteit "Regisseur-ensemblier" van de "FOREm" krachtens artikel 20 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", zoals gewijzigd bij het decreet van 26 februari 2003, een advies aan de Minister uit en stelt in geval van gunstig advies het maximaal tegemoetkomingbedrag, zijn aanrekening op de begroting alsmede de termijn waarin het bedrijf bewijsstukken overlegt, voor.
  § 3. De Minister neemt zijn beslissing en betekent ze aan het bedrijf binnen veertien dagen na ontvangst van het advies aan de "FOREm". Hij richt een afschrift van zijn beslissing aan het Bestuur en aan de "FOREm".
  ----------
  (1)<BWG 2017-05-24/08, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2017>

Art.28. De toelage wordt uitbetaald in twee schijven :
  1° een eerste schijf van 50 % van de toelage wordt gestort zodra de "FOREm" de door het bedrijf ondertekende overeenkomst ontvangt;
  2° het saldo aan het einde van de overeenkomst en na verificatie door de "FOREm" van de naleving van de voorwaarden van het decreet en van dit besluit.

Art. 28bis. [1 Overeenkomstig artikel 27 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn, wordt de Minister van beroepsopleiding, of de bevoegde diensten die hij daartoe aanwijst, ertoe gemachtigd de onbehoorlijk aangewende subsidies terug te vorderen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2013-01-24/04, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 16-02-2013>

HOOFDSTUK IV. - Opvolging en evaluatie van de opleidingscheque en van het aanpassingskrediet.
Art.29. Het technisch verslag bedoeld in de artikelen 13, 5°, en 23, 5°, van het decreet wordt uiterlijk op (1 mei) medegedeeld aan zijn geadresseerden alsmede aan het "Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique". <BWG 2006-09-07/32, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  Dit technisch verslag bevat met name de volgende elementen :
  1° (de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens betreffende de werknemers die onder andere naar gelang van het geslacht, de leeftijd, het statuut en de woonplaats worden geïdentificeerd; deze gegevens zullen uiterlijk op 15 januari door de operatoren worden overgemaakt aan de " FOREm ". De invoering van gegevens moet verplicht verricht worden aan de hand van de door de " FOREm " ter beschikking gestelde software en met inachtneming van de eigenschappen van deze software zodat de integriteit ervan wordt behouden.) <BWG 2006-09-07/32, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  2° de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens betreffende de bedrijven die onder andere naar gelang van hun omvang, hun lokalisatie, hun domein en/of activiteitensector, en alle andere relevante elementen inzake opleidingspraktijken worden geïdentificeerd;
  3° de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens betreffende de opleidingsoperatoren, de opleidingen die het voorwerp uitmaken van de erkenning alsmede de algemene ontwikkeling van het opleidingsaanbod in het Franse taalgebied;
  4° elk overtuigend element in verband met andere opleidingsbeleidsvormen in het Franse taalgebied, zoals het stelsel voor de bekrachtiging van de bevoegdheden.

Art.30. De "FOREm" werkt de driemaandelijkse situatie-overzichten uit, waarin alle relevante gegevens betreffende de opleidingscheque en het aanpassingskrediet op synthetische wijze worden vermeld, die hij mededeelt aan de Minister, de Subregionale comités voor Arbeidsbemiddeling en Vorming en aan de Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest.

Art.31. De "FOREm" en het bestuur delen op eigen initiatief of op zijn verzoek alle gegevens betreffende ofwel de opleidingscheque, ofwel het aanpassingskrediet aan het (Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique " (Waals Instituut voor Evaluatie, Prospectie en Statistiek)) mede om hem in staat te stellen zijn opdracht i.v.m. met de meting van de voortgang van de beroepsopleiding in het Waalse Gewest te vervullen. <BWG 2006-09-07/32, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>

Art.32. Om de modaliteiten van hun medewerking nader te bepalen werken de "FOREm" en het bestuur een protocol uit en leggen ze binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit ter goedkeuring voor aan de Minister.

Art.33.[1 ...]1
  De Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest maakt (in de loop van het tweede halfjaar) de jaarlijkse evaluatie aan de Minister over, die er de Regering in kennis van stelt, overeenkomstig artikel 24, tweede lid, 2° van het decreet. <BWG 2006-09-07/32, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2006>
  ----------
  (1)<BWG 2009-03-27/43, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 27-04-2009>

Art.34.Uiterlijk tien dagen na de inwerkingtreding van dit besluit bezorgt de "FOREm" de Minister een syntheseverslag bedoeld in artikel [1 11 van de R.G.E.C.]1
  ----------
  (1)<BWG 2017-05-24/08, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2017>

HOOFDSTUK V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art.35. De in dit besluit bedoelde termijnen zijn volle dagen. De dag van de akte die het uitgangspunt van de termijn is, is niet inbegrepen. De dag van het verstrijken is in de termijn inbegrepen. Wanneer deze dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de dag van het verstrijken uitgesteld tot de eerstvolgende werkdag.

Art.36. De aanwijzing van de in artikel 13 bedoelde certificeerders moet binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit plaatsvinden.

Art.37. Artikel 6 van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de beroepsopleiding wordt aangevuld als volgt :
  "De opleidingen in bedrijven gesubsidieerd krachtens hoofdstuk II van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van dit artikel."

Art.38. Het besluit van de Waalse Regering van 23 juli 1998 betreffende de opleidingscheques wordt opgeheven.
  Alle erkenningen van opleidingsoperatoren die bij voornoemd besluit van 23 juli 1998 toegekend zijn en die op datum van inwerkingtreding van het decreet lopend zijn, blijven evenwel geldig tot de voorziene termijn. Alle aangekochte cheques blijven geldig tot hun vervaldatum en alle bestellingen van cheques bij de uitschrijver die aan de datum van inwerkingtreding van het decreet voorafgaan, worden betaald.

Art.39. Het besluit van de Waalse Regering van 3 juni 1993 tot instelling van tegemoetkomingen voor de oprichting, de uitbreiding en de omschakeling van bedrijven door de indienstneming en opleiding van werknemers te bevorderen, gewijzigd bij het decreet van 5 februari 1998 en bij de besluiten van 30 maart 1995, 20 februari 1997 en 18 december 1997 wordt opgeheven.
  De ministeriële akkoorden die toegekend zijn krachtens bovenvermeld besluit van 3 juni 1993 alsmede elke aanvraag die krachtens dat besluit ingediend is, blijven evenwel geldig tot de in de daaropvolgende overeenkomsten bedoelde termijn.

Art. 40. Het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn alsmede dit besluit treden in werking op 1 mei 2004.