12 FEBRUARI 2004. - Decreet betreffende de overheidsbestuurder. (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-03-2004 en tekstbijwerking tot 20-07-2023)
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1-3, 3/1
HOOFDSTUK II. - Benoeming en afzetting van de overheidsbestuurder.
Art. 4-9
HOOFDSTUK III. - Rechten en verplichtingen van de overheidsbestuurder.
Art. 10-14, 14/1, 15, 15/1, 15/2
Art. 15/2 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 15/3
Art. 15/3 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 15/4
Art. 15/4 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 15/5, 15/6
HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Bezoldiging van de overheidsbestuurder en van de beheerder]1
Art. 15bis
Art. 15bis TOEKOMSTIG RECHT
Art. 15ter
HOOFDSTUK IIIter. [1 Auditcomité]1
Art. 15quater
HOOFDSTUK IV. - Handvest.
Art. 16-17
HOOFDSTUK V. - [1 Diverse, overgangs- en slotbepalingen]1
Art. 18, 18bis, 18ter, 19
2005200939 2009203721 2013205124 2014203286 2017203009 2018202913 2018203047 2018203760 2019204767 2019205290 2023203571
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld bij artikel 39 van de Grondwet.
Art.2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° [1 overheidsbestuurder : elke persoon of diens plaatsvervanger :
a) die tegelijk
- in het orgaan belast met het bestuur van een [2 instelling]2 zitting heeft;
- door de Regering of het Parlement of op voordracht van laatstgenoemden overeenkomstig het decreet of het besluit tot oprichting van die [2 instelling]2, de statuten ervan of de rechten van de Regering in het aandeelhouderschap benoemd is of aangewezen werd door de Waalse Regering in één van de openbare vervoersmaatschappijen op voordracht van de " Société régionale wallonne du Transport " (Waalse Gewestelijke Vervoersmaatschappij) of in het bestuursorgaan van een [2 instelling]2 benoemd werd door toedoen van het Waalse Gewest, van een onder het Gewest ressorterend orgaan, een provincie of een gemeente;
b) en die niet van rechtswege bestuurder is van het bestuursorgaan van een [2 instelling]2.]1
2° [2 "beheerder": elke persoon die met het dagelijks bestuur belast is of optreedt in het orgaan belast met het dagelijks bestuur van de instelling;]2
3° "bestuursorgaan" : de raad van bestuur van de rechtspersoon bedoeld in de artikelen 3 en 17 of, bij ontstentenis, elk ander orgaan, ongeacht diens benaming, die over alle bevoegdheden beschikt die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de opdracht of het maatschappelijk doel van de rechtspersoon;
[3 3° /1 : "uitvoerend bureau" : het beperkt bestuursorgaan dat, ongeacht zijn benaming één of meerdere bestuurders omvat en een deel van de bevoegdheden van het bestuursorgaan krijgt;]3
4° [3 "instelling" : een publiekrechtelijke rechtspersoon; of
een entiteit gecontroleerd door een publiekrechtelijke rechtspersoon of waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon een gekwalificeerde deelneming bezit]3;
5° "handvesten" : de formele verbintenissen die overeenkomstig de artikelen 16 of 17 van dit decreet gesloten zijn;
6° "toezichthoudend minister" : de Minister van de regering aan wie een bijzondere controlebevoegdheid over de instelling bedoeld in artikel 3, §§ 1 tot en met 3, is toegewezen krachtens het decreet of het besluit tot oprichting van die instelling of het besluit tot verdeling van de bevoegdheden in de regering;
7° "regering" : de Regering van het Waalse Gewest.
[1 8° bestuurder van rechtswege : elke persoon die als dusdanig aangewezen is in het decreet tot oprichting van de instelling.]1
[1 9° waarnemer : elke persoon die, zonder bestuurder te zijn, door de Regering aangewezen is om de vergaderingen bij te wonen van de organen van de maatschappij, zonder beslissende rol en die toegang tot de stukken heeft.]1
[2 10° "bezoldiging": het bruto jaarlijks bedrag dat de som is van alle bedragen in gelden en van de voordelen die in geld te schatten zijn waarvoor de overheidsbestuurder of de beheerder in aanmerking komt, hetzij als mandataris in de zin van de Waalse Ambtenarencode, hetzij in het kader van een arbeidsverhouding onder het statuut van loontrekkende, hetzij als zelfstandige.
Het betreft het bedrag vóór aftrek van de persoonlijke sociale bijdragen die verschuldigd zijn ter uitvoering van de sociale wetgeving betreffende de loonarbeiders of een wettelijk of reglementair statuut dat de betrokkenen uit het toepassingsveld van de sociale wetgeving uitsluit.
Afwijkingshalve worden uitgesloten uit het begrip bezoldiging, voor zover zij bepaald worden met inachtneming van de toepasselijke fiscale bepalingen:
a) de bedragen ontvangen als terugbetaling van de kosten gemaakt voor rekening van de instelling;
b) de voordelen van alle aard die voortvloeien uit het privé gebruik van werkingsmiddelen, zoals de mobiele telefoon en de draagbare computer, met inbegrip van de eventuele wagen die ter beschikking wordt gesteld
Deze werkingsmiddelen worden door de begunstigde terugbezorgd na afloop van het mandaat of van de contractuele arbeidsverhouding;
c) de verzekeringspremies burgerlijke aansprakelijkheid, rechterlijke bescherming en degenen die een dekking bieden van de gemaakte kosten wegens de gezondheidstoestand van de overheidsbestuurder of de beheerder ten laste genomen door de werkgever;]2
[2 11° "maximum bezoldiging": het jaarlijks bruto maximumbedrag van de bezoldiging ontvangen door de beheerder;]2
[2 12° "individuele en [3 nominatieve]3 informatie": gegevens die voorkomen in het bezoldigingsverslag betreffende een betrokken persoon [3 en ]3 waarvan de voornaam en naam [3 aan de]3 Regering en het Waals Parlement worden overgemaakt;]2
[3 13° "afgeleid mandaat" : het mandaat of de functie uitgeoefend door de overheidsbestuurder, de beheerder of het personeelslid van een instelling en dat/die hem toevertrouwd is door of op de voordracht van de instelling waaronder hij ressorteert;]3
[3 14° "openbaar mandaat, functie of ambt van politieke aard " : elk openbaar mandaat, elke openbare functie of elk openbaar ambt van politieke aard zoals bepaald in artikel L5111-1, 6°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie;]3
[3 15° "mandaat, leidende functie of beroep, ongeacht de aard ervan, uitgeoefend zowel in de openbare sector als in opdracht van elke natuurlijke of rechtspersoon, elke instelling of feitelijke vereniging, gevestigd in België of in het buitenland" : mandaten, leidende functies of beroepen zoals bepaald in artikel L5111-1, 8°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie;]3
[3 16° "controleorgaan" : het controleorgaan opgericht overeenkomstig artikel L5111-1, 15°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie;]3
[3 17° "samenwerkingsakkoord van 20 maart 2014" : het samenwerkingsakkoord van 20 maart 2014 tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap betreffende het bestuur in de uitvoering van de openbare mandaten in de overheidsinstellingen en in de van de overheid afgeleide entiteiten;]3
[3 18° "beveiligde elektronische weg" : elk beveiligd communicatiemiddel dat zorgt voor de elektronische toezending van gegevens die van het controleorgaan afkomstig zijn of die aan bedoeld orgaan in het kader van zijn bevoegdheden worden gericht, volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten met inachtneming van de eisen bepaald in artikel 5 van het decreet van 27 maart 2014 betreffende de communicaties via elektronische weg tussen de gebruikers en de Waalse openbare overheden;]3
[3 19° "bijzondere functie" : de voorzitter of de ondervoorzitter van de door de raad van bestuur aangewezen comités;]3
[3 20° " publiekrechtelijke rechtspersoon" : het Waalse Gewest, de Waalse gemeenten, de Waalse provincies, de Waalse intercommunales en de andere bij een decreet of een besluit van de Waalse Regering opgerichte rechtspersonen dan de vennootschappen of verenigingen waarin de openbare besturen een gekwalificeerde deelneming bezitten;]3
[3 21° "deelneming" : een deelneming in het kapitaal of in het sociaal fonds van een entiteit;]3
[3 22° "gekwalificeerde deelneming" : een deelneming in het kapitaal of in het sociaal fonds van een entiteit, waarbij de persoon of de entiteit die ze bezit, ofwel de aanneming van een beslissing door de organen van deze entiteit krachtens de op de entiteit toepasselijke wet kan verhinderen, haar statuten of een overeenkomst, ofwel één of meerdere bestuurders kan aanwijzen, krachtens de wet toepasselijk op de entiteit, haar statuten of een overeenkomst ;]3
[3 23° "entiteit" : elke andere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke constructie met rechtspersoonlijkheid dan een publiekrechtelijke rechtspersoon;]3
[3 24° "openbaar mandaat" : een openbaar mandaat zoals bepaald in artikel 1, § 2, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 20 maart 2014 tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap betreffende het bestuur in de uitvoering van de openbare mandaten in de overheidsinstellingen en in de van de overheid afgeleide entiteiten.]3
[3 Wat het eerste lid, 3° /1, betreft, bestaat het uitvoerend bureau uit de voorzitter, de ondervoorzitter en uit maximum 25 % van de leden van de raad van bestuur, met inbegrip van de voorzitter en de ondervoorzitter. De beheerder neemt, als genodigde, deel aan het uitvoerend bureau.]3
----------
(1)<DWG 2011-04-07/05, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 15-05-2011>
(2)<DWG 2016-11-24/16, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2016>
(3)<DWG 2018-03-29/46, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
Art.3.§ 1. [4 De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 zijn van toepassing op de overheidsbestuurders en de beheerders die hun ambt uitoefenen bij volgende rechtspersonen:
1° het " Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique " (Iweps) (Waals Instituut voor Evaluatie, Toekomstwetenschap en Statistiek);
2° het "Agence wallonne à l'Exportation" (Waals Exportagentschap);
3° [8 de [9 "Wallonie Entreprendre (WE)"]9;]8
4° het "Office Economique du bois";
5° het "Agence du Numérique" (AdN);
6° de naamloze vennootschap "Wallimage";
7° de naamloze vennootschap "Wallimage Entreprises";
8° de naamloze vennootschap "Wallimage Coproductions";
9° het "Fonds d'investissement dans les entreprises culturelles" (het Investeringsfonds in de cultuurondernemingen) " St'art";
10° de Autonome haven van regio "Centre" en regio "West" (PACO).
11° de Autonome haven van Charleroi (PAC);
12° de Autonome haven van Namen" (PAN);
13° de Autonome haven van Luik (PAL);
14° de "Société de développement de Liège Guillemins" (SDLG) ;
15° de "Société wallonne de Financement complémentaire des Infrastructures" (SOFICO) (Waalse Maatschappij voor de Aanvullende Financiering van de Infrastructuren)
16° de "Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement" (Openbare maatschappij voor hulpverlening inzake de verbetering van het leefmilieu) (Spaque) en haar dochterondernemingen;
17° de "Société de rénovation et d'assainissement des sites industriels" (SORASI) (Vennootschap voor de Sanering en de Vernieuwing van Bedrijfsruimten);
18° de "de "Société d'Assainissement et de Rénovation des Sites industriels dans l'ouest du Brabant wallon" (Sarsi) (Vennootschap voor de Sanering en de Vernieuwing van Bedrijfsruimten in het Westen van Waals Brabant);
19° de "Société régionale wallonne du Transport public de Personnes" (SRWT) (Gewestelijke Waalse Vervoermaatschappij) ;
20° de Openbare Vervoersmaatschappij Waals-Brabant;
21° de Openbare Vervoersmaatschappij Charleroi;
22° de Openbare Vervoersmaatschappij Henegouwen;
23° de Openbare Vervoersmaatschappij Luik-Verviers;
24° de Openbare Vervoersmaatschappij Namen-Luxemburg;
25° de "Société wallonne des Aéroports" (SOWAER) (Waalse Maatschappij voor Luchthavens);
26° de Maatschappij "Brussels South Charleroi Airport" (BSCA);
27° de maatschappij "BSCA Security";
28° de "Société aéroportuaire de Bierset." (Liege Airport) (luchthavenmaatschappij Bierset);
29° de maatschappij " Liege Airport Security";
30° de "Société wallonne des Eaux" (Waalse Watermaatschappij);
31° de "Société publique de Gestion de l'Eau" (SPGE) (Openbare Maatschappij voor Waterbeheer);
32° het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" (FLW) (Woningfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië);
33° de "Société wallonne du Logement" (SWL) (Waalse huisvestingsmaatschappij);
34° de "Société wallonne du Crédit social" (SWCS) (Waalse maatschappij voor sociaal krediet);
35° de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Forem) (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling);
36° het "Commissariat Général au Tourisme" (Commissariaat-Generaal voor Toerisme);
37° de naamloze vennootschap "IMMOWAL";
38° [5 ...]5
39° de publiekrechtelijke naamloze vennootschap "Le Circuit de Spa-Francorchamps";
40° het "Parc d'aventures scientifique" (PASS);
41° het " Institut scientifique de service public " (ISSeP) (Openbaar Wetenschappelijk Instituut);
42° het "Centre wallon de Recherches agronomiques" (CRAW) (Waals Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek);
43° het "Agence wallonne pour la Promotion d'une Agriculture de Qualité en Wallonie" (Apaq-W) (Waals agentschap voor de bevordering van een kwaliteitslandbouw in Wallonië);
44° [7 ...]7;
45° het "Centre régional d'aide aux communes" (CRAC) (Gewestelijk hulpcentrum voor gemeenten);
46° [9 ...]9
47° [9 ...]9
48° [9 ...]9
49° Sambrinvest en haar dochterondernemingen;
50° Meusinvest en haar dochterondernemingen;
51° Investsud en haar dochterondernemingen;
52° Nivelinvest en haar dochterondernemingen;
53° Invest Borinage Centre en haar dochterondernemingen;
54° Hoccinvest en haar dochterondernemingen;
55° Ostbelgieninvest en haar dochterondernemingen;
56° Namurinvest en haar dochterondernemingen;
57° Luxembourg développement.]4
§ 2. [1 De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 [4 met uitzondering van artikel 15bis, § 3, 2°,]4 van dit decreet zijn van toepassing op]1 elke overheidsbestuurder [4 en op elke beheerder]4 die zijn ambt uitoefent in een gespecialiseerde maatschappij [4 ...]4 [8 de Maatschappij bedoeld in artikel 1 van het decreet van 19 oktober 2022 betreffende de gewestelijke maatschappijen voor economische ontwikkeling en de gespecialiseerde maatschappijen]8.
§ 3. Onverminderd paragraaf 2 [1 zijn de artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 [4 met uitzondering van artikel 15bis, § 3, 2°,]4 van dit decreet van toepassing op]1 elke overheidsbestuurder [4 en op elke beheerder]4 die zijn ambt uitoefent bij elke rechtspersoon die is opgericht bij een decreet of een besluit na inwerkingtreding van dit decreet, behalve andersluidende bepaling.
§ 4. Dit decreet geldt niet voor de bestaande of op te richten rechtspersonen die de vorm hebben van een vereniging zonder winstoogmerk [4 , met uitzondering van artikel 18ter]4.
[2 § 5. De raad van bestuur van een autonome haven bestaat uit maximum vijftien leden.]2
[4 § 6. De beheerder vervult zijn opdracht van dagelijks beheer hetzij als mandataris in de zin van de Waalse Ambtenarencode, hetzij in het kader van een arbeidsverhouding onder het statuut van loontrekkende, hetzij als zelfstandige.
[6 De beheerder, de overheidsbestuurder en de waarnemer mogen geen rechtspersoon zijn.]6.]4
[4 § 7. [6 De artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 van dit decreet zijn van toepassing op elke overheidsbestuurder en op elke beheerder die zijn ambt uitoefent in de entiteiten waarin de in § 1 bedoelde instellingen rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming bezitten.
In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 1 tot en met 16, 18, 18bis en 19 niet van toepassing op de overheidsbestuurders en op de beheerders :
1° van de entiteiten waarin een instelling tijdelijk een deelneming, met inbegrip van een gekwalificeerde deelneming, bezit, wanneer ze die deelneming bezit, met als uitsluitend doel de steun voor de oprichting, de ontwikkeling of de herstructurering van een onderneming in de zin van artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht, en die geen openbare dienst exploiteren en/of die geen overheidsgezag uitoefenen;
2° voor wie een met redenen omklede afwijking, op voorafgaandelijk, schriftelijk en met redenen verzoek van de betrokken entiteit, toegekend is bij besluit van de Regering.
Voor de entiteiten waarin een instelling een gekwalificeerde deelneming bezit, wordt een vergelijkend onderzoek van bezoldigingen uitgevoerd vóór de aanwerving of elke wijziging van de bezoldiging van de beheerders]6.]4
[6 De vennootschap met een significante lokale overheidsparticipatie zoals bepaald in artikel L5111-1, eerste lid, 10°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie valt niet onder het toepassingsgebied van de bepalingen van dit decreet.]6
----------
(1)<DWG 2007-11-07/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 02-12-2007>
(2)<DWG 2010-07-22/10, art. 1, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; treedt in werking bij de eerstvolgende integrale of gedeeltelijke hernieuwing van bedoelde beheersorganen, ten vroegste op 1 november 2012>
(3)<DWG 2011-04-07/05, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 15-05-2011>
(4)<DWG 2016-11-24/16, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2016>
(5)<DWG 2017-07-12/14, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(6)<DWG 2018-03-29/46, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
(7)<DWG 2022-10-06/19, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 17-12-2022>
(8)<DWG 2022-10-19/01, art. 30, 012; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(9)<BWG 2023-04-27/11, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 09-01-2023>
Art.3/1. [1 De functie van beheerder is onverenigbaar met :
1° het mandaat van lid van een gemeentecollege of van een provinciecollege;
2° het mandaat van voorzitter van een gemeentecollege of van een provinciecollege;
3° het mandaat van lid van het Europees Parlement, van de federale wetgevende kamers of van een Gewest- en Gemeenschapsparlement;
4° een mandaat van overheidsbestuurder binnen de instelling waarvan hij de beheerder is.
De titularis van een functie van beheerder die de hoedanigheid van kabinetschef of adjunct-kabinetschef van een lid van de federale Regering of van een deelgebied of van een Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft of krijgt, wordt geacht verhinderd te zijn.
De beheerder woont de Raad van bestuur met raadgevende stem bij. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
HOOFDSTUK II. - Benoeming en afzetting van de overheidsbestuurder.
Art.4.§ 1. De overheidsbestuurder wordt benoemd of voorgedragen door de regering waarbij rekening gehouden wordt, voor alle overheidsbestuurders van de instelling, met de proportionele vertegenwoordiging van de in [1 het Waals Parlement]1 erkende politieke groepen onder aanwending van het mechanisme omschreven in de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek maar waarbij niet rekening gehouden wordt met de politieke groep(en) die de democratische beginselen van, inzonderheid, het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, de aanvullende protocols bij dat Verdrag die in België gelden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, niet zou(den) naleven.
[3 Als één van die politieke fracties overeenkomstig de bepalingen van lid 1 niet over een overheidsbestuurder beschikt in het bestuursorgaan van een instelling die een overheidsinstelling is bedoeld bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, wordt hij er vertegenwoordigd door een waarnemer aangewezen door de Regering op voordracht van die politieke fractie.]3
Voorafgaandelijk aan de benoeming of het voorstel tot benoeming gaat de regering na :
1° of de kandidaat voldoende beschikbaar is om zijn mandaat uit te oefenen;
2° via de voorlegging van een curriculum vitae, of de kandidaat over de beroepsvaardigheden, de nuttige ervaring, inzonderheid in de activiteitengebieden van de instelling, heeft;
3° via de voorlegging van een bewijs van goed zedelijk gedrag, of de kandidaat geen enkele strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen die onverenigbaar zou zijn met de uitoefening van het mandaat van overheidsbestuurder of, bij ontstentenis, een verklaring op erewoord dat hij niet een dergelijke veroordeling heeft opgelopen;
4° of de kandidaat via een verklaring op erewoord schriftelijk bevestigt dat hij zich niet in de veronderstellingen bedoeld in artikel 7 bevindt;
5° of er bij de kandidaat geen rechtstreeks of onrechtstreeks belangenconflict bestaat wegens de uitoefening van een activiteit of het hebben van belangen bij een rechtspersoon die een activiteit uitoefent die met de activiteit van de instelling in concurrentie is;
[2 6° of de kandidaat de leeftijd van 70 jaar niet heeft bereikt op de datum van zijn aanwijzing;]2
[2 7° of de kandidaat binnen de Europese Unie woonachtig is.]2
§ 2. Onverminderd de bepalingen tot regeling van de benoeming van de [4 beheerder]4 vervat in het decreet of het besluit tot oprichting van de instellingen of in de statuten ervan geldt de procedure bedoeld in paragraaf 1 voor de [4 beheerder]4, uitgezonderd het in rekening nemen van de proportionele vertegenwoordiging bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.
----------
(1)<DWG 2007-11-07/34, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 02-12-2007>
(2)<DWG 2010-07-22/10, art. 2, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ; treedt in werking bij de eerstvolgende integrale hernieuwing van bedoelde beheersorganen>
(3)<DWG 2011-04-07/05, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 15-05-2011>
(4)<DWG 2016-11-24/16, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2016>
Art.5.Het mandaat van overheidsbestuurder overschrijdt niet vijf jaar en is hernieuwbaar.
[
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 5. Het mandaat van overheidsbestuurder overschrijdt niet vijf jaar en is hernieuwbaar. [1 Onverminderd lid 1 worden de overheidsbestuurders van de instellingen die overheidsinstellingen van openbaar nut zijn bedoeld bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut of krachtens hun oprichtingsdecreet benoemd voor de duur van de legislatuur binnen de drie maanden volgend op de datum van de eedaflegging van de leden van de Regering na de hernieuwing van het Waalse Parlement.]1
----------
(1)<DWG 2011-04-07/05, art. 4, 005; Inwerkingtreding : onbepaald , bij de hernieuwing van het Waals Parlement volgend op de inwerkingtreding van het DWG 2011-04-07/05>
Art.6. Onverminderd de bepalingen tot regeling van de voorlopige vervanging van de overheidsbestuurder in geval van een openstaand mandaat, vervat in het decreet of het besluit tot oprichting van de instelling, in diens statuten of het Wetboek van vennootschappen, waakt de regering er in geval van een openstaand mandaat van een overheidsbestuurder over dat de overheidsbestuurder zo spoedig mogelijk vervangen wordt of dat de vervanging van de overheidsbestuurder zo spoedig mogelijk voorgesteld wordt, volgens de procedure bedoeld in artikel 4.
Art.7. De regering mag niemand als overheidsbestuurder benoemen of voordragen die lid is van of sympathiseert met elke instelling, partij, vereniging of rechtspersoon ongeacht welke ze zijn, die de democratische beginselen van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, van de aanvullende protocols bij dat Verdrag die in België gelden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, niet naleeft.
Indien de regering de kandidatuur van een persoon op grond van vorig lid verwerpt, motiveert hij op bijzondere wijze zijn beslissing.
Art.8.§ 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens een wet, een decreet, een besluit of de statuten van de instelling is het mandaat van overheidsbestuurder onverenigbaar met het mandaat of ambt van :
1° lid van de regering van de federale Overheid, een Gewest of een Gemeenschap;
2° lid van het Europees Parlement, de federale Wetgevende Kamers of een parlement van een Gewest of een Gemeenschap;
3° provinciegouverneur;
4° personeelslid van de instelling, of van één van de dochtermaatschappijen ervan, uitgezonderd de verantwoordelijke(n) voor het dagelijks bestuur;
5° externe raadgever of regelmatige adviesgever van de instelling.
[1 § 2.[2 § 2. Bovendien is het mandaat van voorzitter, van ondervoorzitter of de uitoefening van bijzondere functies binnen een instelling onverenigbaar met de hoedanigheid van lid van het kabinet van :
1° de Minister van de Regering onder wie de instelling ressorteert;
2° de Minister-President en de Vice-Presidenten van de Regering]2.]1
§ [1 3]1. Indien de overheidsbestuurder in de loop van zijn mandaat aanvaardt om een ambt of een mandaat bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°, uit te oefenen, wordt zijn mandaat van rechtswege opgeschort. Hij wordt tijdens de duur van zijn mandaat of de uitoefening van het daarmee onverenigbare ambt vervangen, in voorkomend geval door zijn plaatsvervanger of door een overheidsbestuurder die overeenkomstig artikel 4 benoemd of voorgedragen wordt.
Bij beëindiging van de onverenigbaarheid kan de overheidsbestuurder wiens mandaat opgeschort werd, zijn mandaat wederopnemen binnen de drie maanden na het einde van de onverenigbaarheid.
§ [1 4]1. Indien de overheidsbestuurder in de loop van zijn mandaat aanvaardt om een ambt of een mandaat bedoeld in paragraaf 1, 3° tot en met 5°, uit te oefenen, wordt zijn mandaat van rechtswege beëindigd. Hij wordt vervangen door een overheidsbestuurder die overeenkomstig artikel 4 benoemd of voorgedragen wordt.
----------
(1)<DWG 2011-04-07/05, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 15-05-2011>
(2)<DWG 2018-03-29/46, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
Art.9. § 1. Onverminderd de bepalingen met betrekking tot het afzettingrecht vervat in het decreet of besluit tot oprichting van de instelling, diens statuten, in het Wetboek van vennootschappen of in het gemeen recht, kan de regering, in voorkomend geval na advies of op de voordracht van de regeringscommissaris(sen) de overheidsbestuurder afzetten of zijn afzetting voorstellen aan het bevoegde orgaan indien blijkt dat de overheidsbestuurder :
1° bewust een handeling gepleegd heeft die onverenigbaar is met de opdracht of het maatschappelijk doel van de instelling;
2° een fout of een ernstige nalatigheid begaan heeft in de uitoefening van zijn mandaat;
3° in de loop van éénzelfde jaar zonder verantwoording afwezig is gebleven van drie gewone en regelmatig bijeengeroepen vergaderingen van het bestuursorgaan van de instelling;
4° zich in één van de veronderstellingen bedoeld in artikel 7 bevindt;
5° de voorwaarden bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid, 3° tot en met 5°, niet meer vervult;
6° de verbintenissen voortvloeiend uit het handvest van de overheidsbestuurder bedoeld in artikel 16 niet in acht neemt.
§ 2. De regering hoort de overheidsbestuurder na hem opgeroepen te hebben waarbij hem voorafgaandelijk aan de beslissing of het voorstel tot afzetting, de feiten die hem verweten worden en die kaderen in de veronderstellingen opgesomd in paragraaf 1, uiteengezet worden.
Bij zijn verhoor kan de overheidsbestuurder bijgestaan worden door de persoon van zijn keuze.
HOOFDSTUK III. - Rechten en verplichtingen van de overheidsbestuurder.
Art.10. De overheidsbestuurder houdt zich op de hoogte van de evolutie van wet- en regelgeving, of algemeen of sectoraal, die verband houden met zijn statuut, zijn ambt, evenals met de opdrachten of het maatschappelijk doel van de instelling.
Daartoe organiseert of financiert de instelling ten behoeve van de overheidsbestuurder informatievergaderingen of -cursussen die de overheidsbestuurder in de mogelijkheid moeten stellen om in zijn permanente vorming te voorzien.
Art.11. De overheidsbestuurder vergewist zich er bij de voorzitter van het bestuursorgaan van de instelling van dat de toezichthoudend minister of elke andere persoon aangewezen door de regering regelmatig ingelicht wordt over de verwezenlijking van de opdrachten van de instelling, met inbegrip van de gedelegeerde opdrachten bedoeld in artikel 22 van de wet van 2 april 1962 betreffende de federale investeringsmaatschappij of de gewestelijke investeringsmaatschappijen, zoals gewijzigd bij het decreet van 6 mei 1999, of het maatschappelijk doel van de instelling en, in voorkomend geval, diens dochtermaatschappijen bedoeld in artikel 3, § 2.
Art.12. § 1. Indien het bestuursorgaan van de instelling het voornemen heeft om een strategische beslissing aan te nemen, vergewist de overheidsbestuurder er zich bij diens voorzitter op voorhand van of de Minister-President van de regering, de Minister van Begroting en de toezichthoudend Minister of elke andere persoon aangewezen door de regering ingelicht zijn over het belang en de gevolgen van de te treffen beslissing.
De voorzitter van het bestuursorgaan oordeelt of de voorgenomen beslissing van strategische aard is.
Onder strategische beslissing wordt meer bepaald de beslissing verstaan die verband houdt met de oprichting van dochtermaatschappijen, het opstarten, het tot stand brengen of het afstoten van activiteiten en die onmiddellijk of op termijn van significante invloed kan zijn voor de instelling of voor het Gewest.
§ 2. Bij wijze van uitzondering kan de regering het bestuursorgaan van de instelling, ofwel schriftelijk ofwel op een buitengewone vergadering van het bestuursorgaan die bijeengeroepen wordt overeenkomstig de bepalingen daartoe voorzien in het decreet of het besluit tot oprichting van de instellingen of in diens statuten, zijn standpunt meedelen ter zake van de voorgenomen strategische beslissing.
Het door de regering medegedeelde standpunt verbindt de overheidsbestuurders niet.
Art.13. § 1. Onverminderd de verplichtingen die hem opgelegd worden bij de artikelen 11 en 12, § 1, de wet, het decreet, het besluit of de statuten kan de overheidsbestuurder de inlichtingen waarvan hij in het kader van zijn ambt kennis heeft gekregen, niet gebruiken of verspreiden indien het gebruik of de verspreiding ervan de belangen van de instelling schade kan berokkenen.
§ 2. De personen voor wie de inlichtingen medegedeeld krachtens de artikelen 11 en 12, § 1, bestemd zijn, hebben geen toestemming om die inlichtingen te gebruiken of te verspreiden indien het gebruik of de verspreiding ervan de belangen van de instelling schade kan berokkenen.
Art.14. Volgens een door de regering vastgestelde procedure licht laatstgenoemde het bestuursorgaan van de instelling in over diens beleidskeuzes met betrekking tot de statuten, de opdrachten en het maatschappelijk doel van de instelling.
Art.14/1.[1 Als het bestuursorgaan van het organisme, krachtens de toepasbare organieke wetgeving zijn bevoegdheden ten dele overdraagt, vermeldt diens beraadslaging over de bevoegdheidsoverdracten, welke bestuurshandelingen worden overgedragen, en de duur van de delegatie, met een maximale, en verlengbare, duur van drie jaar. Er wordt bij gewone meerderheid over gestemd, met bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en kennisgeving aan de vennoten, bestuurders en eventuele regeringscommissarissen. Na elke algehele hernieuwing van de raad van bestuur eindigt deze overdracht.
Het huishoudelijk reglement kan in bijzondere meerderheden voorzien.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/03, art. 46, 009; Inwerkingtreding : 15-10-2018>
<DWG 2018-07-17/04, art. 442ter, 010; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
Art.15.[1 § 1. De voorzitter van het beheersorgaan maakt de Regering jaarlijks het activiteitenverslag van de instelling over of, bij ontstentenis, het beheersverslag, waarin een bezoldigingsverslag vervat is waarvan het model door de Regering wordt bepaald en waarin de [2 individuele en nominatieve]2 informatie bedoeld in de paragrafen 2 en 3 vervat is.
Dit bezoldigingsverslag beoogt de transparantie wat betreft de toepassing van de regels betreffende de omkadering van de bezoldigingen bedoeld in artikel 15bis en de parlementaire controle ervan.
§ 2. Het bezoldigingsverslag bedoeld in paragraaf 1 bevat, voor de overheidsbestuurders, de volgende informatie:
1° de datum van de aanwijzing en de duur van het mandaat;
2° het bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen, vergoedingen, voordelen en aanwezigheidsgeld rechtstreeks of onrechtstreeks toegekend in functie van hun hoedanigheid van bestuurder, voorzitter of ondervoorzitter of lid van een comité of orgaan opgericht door de Raad van bestuur van de instelling, alsook de informatie [2 over de bezoldigingen betreffende de afgeleide mandaten die rechtstreeks worden gestort aan de instelling waaronder de persoon die het afgeleide mandaat uitoefent, ressorteert]2;
[2 Het bezoldigingsverslag bevat, voor de waarnemers, de in het eerste lid, 1°, bedoelde informatie]2
3° het jaarlijks aantal vergaderingen van de beheersorganen en de deelname van de overheidsbestuurders aan deze vergaderingen."
§ 3. Het bezoldigingsverslag bedoeld in paragraaf 1 bevat, voor de beheerders, de volgende informatie:
1° a) het type overeenkomst, de datum van de ondertekening van de overeenkomst alsook de datum van zijn indiensttreding, evenals in voorkomend geval de datum van het einde van het mandaat of van het ambt;
b) de datum van het aanwijzingsbesluit opgemaakt overeenkomstig de bepalingen voorzien bij de Waalse Ambtenarencode;
2° het bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldiging, onderverdeeld als volgt:
a) de jaarlijkse basisbezoldiging ;
b) in voorkomend geval, de jaarlijkse variabele aanvullende bezoldiging i.v.m. meetbare doelstellingen en zijn betalingsmodaliteiten;
c) in voorkomend geval, het bedrag betaald door de instelling in het kader van een aanvullend pensioenplan;
d) elk ander bestanddeel van de ontvangen bezoldiging, met uitsluiting van degenen bedoeld in artikel 2, 10°, a), b) en c) ;
3° [2 de volledige informatie over de bezoldigingen betreffende de afgeleide mandaten die rechtstreeks worden gestort aan de instelling waaronder de persoon die het afgeleide mandaat uitoefent, ressorteert]2;
4° de modaliteiten i.v.m. de vertrektoelagen.
In geval van vertrek wordt het bedrag van de vertrektoelagen die eventueel worden ontvangen, ook vermeld in het bezoldigingsverslag bedoeld in paragraaf 1.
§ 4. Het activiteitenverslag van de instelling of, bij ontstentenis, het beheersverslag maken eveneens gewag van de toepassing van de maatregelen ter bevordering van de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen en van de verdeling van de beklede mandaten over beide geslachten.
§ 5. De Regering deelt jaarlijks de informatie vervat in het bezoldigingsverslag bedoeld in paragraaf 1 aan het Waals Parlement mee, volgens de nadere regels die zij vastlegt.
Inzage in het activiteitenverslag van de instelling of, bij ontstentenis, het beheersverslag wordt op eenvoudig verzoek verleend. In de gevallen bedoeld in artikel 6 van het decreet van 30 maart 1995 over de openbaarheid van bestuur kan het verzoek geweigerd worden.
§ 6. Elke instelling deelt jaarlijks aan de toezichthoudend minister het bezoldigingsverslag mee met de geïndividualiseerde [2 nominatieve]2 bedragen van de bezoldiging van elke overheidsbestuurder en elke beheerder die ze telt. Onverminderd de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen legt het beheersorgaan bij elke algemene vergadering een verslag voor over de doelstellingen die voor het bedoelde werkjaar werden vastgesteld.
Onverminderd de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen ziet de Raad van bestuur erop toe dat de algemene vergaderingen alle gepaste uitleg krijgt over de agendapunten.]1
----------
(1)<DWG 2016-11-24/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2016>
(2)<DWG 2018-03-29/46, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
Art.15/1.[1 § 1. De overheidsbestuurders en de beheerders zijn verplicht om bij het controleorgaan een jaarlijkse aangifte te doen van hun mandaten, functies en bezoldigingen. Hoewel ze ook krachtens het vijfde deel van het Wetboek van plaatselijke democratie en decentralisatie aan die verplichting worden onderworpen, wordt hun aangifte overgemaakt via de formulieren opgesteld voor de personen die krachtens bedoeld Wetboek aan die verplichting worden onderworpen. Een eenmalige aangifte wordt ingediend door de overheidsbestuurder die een functie van beheerder uitoefent volgens de in § 2 bedoelde bepalingen.
§ 2. De aangifte die door de overheidsbestuurder wordt ingevuld, omvat voor het jaar vóór welk waarin de aangifte wordt ingevuld, de volgende luiken :
1° vermelding van de mandaten van overheidsbestuurder alsook van het bedrag van de bezoldiging betaald als tegenprestatie van de uitoefening van deze mandaten van overheidsbestuurder en van de daaraan gebonden voordelen in natura - luik 1;
2° vermelding van de mandaten toegekend of voorgesteld door de instelling waarin de overheidsbestuurder zijn mandaat uitoefent - luik 2;
3° vermelding van de openbare mandaten, functies en ambten van politieke aard alsook van het bedrag van de presentiegelden en van de bezoldiging betaald als tegenprestatie van de uitoefening van deze openbare mandaten, functies en ambten van politieke aard en van de daaraan gebonden voordelen in natura - luik 3;
4° vermelding van de functies van beheerder alsook van het bedrag van de bezoldiging betaald als tegenprestatie van de uitoefening van deze functies van beheerder en van de daaraan gebonden voordelen in natura - luik 4;
5° vermelding van de mandaten, leidende functies of beroepen, ongeacht de aard ervan, uitgeoefend zowel in de openbare sector als in opdracht van elke natuurlijke of rechtspersoon, elke instelling of feitelijke vereniging, gevestigd in België of in het buitenland - luik 5.
Wat het eerste lid, 5°, betreft, vermeldt de aangifte welke van de mandaten, leidende functies of beroepen aanleiding geven tot de toekenning van presentiegelden, bezoldigingen of voordelen in natura.
§ 3. De aangifte die door de beheerder wordt ingevuld, omvat voor het jaar waarin de aangifte wordt ingevuld, de volgende luiken :
1° vermelding van de functie van beheerder alsook van het bedrag van de bezoldiging betaald als tegenprestatie van de uitoefening van deze functies van beheerder en van de daaraan gebonden voordelen in natura - luik 1;
2° vermelding van de functies die het gevolg zijn van de functie van beheerder - luik 2;
3° vermelding van de openbare mandaten, functies en ambten van politieke aard alsook van het bedrag van de presentiegelden en van de bezoldiging betaald als tegenprestatie van de uitoefening van deze openbare mandaten, functies en ambten van politieke aard en van de daaraan gebonden voordelen in natura - luik 3;
4° vermelding van de mandaten, leidende functies of beroepen, ongeacht de aard ervan, uitgeoefend zowel in de openbare sector als in opdracht van elke natuurlijke of rechtspersoon, elke instelling of feitelijke vereniging, gevestigd in België of in het buitenland.
Wat het eerste lid, 4°, betreft, vermeldt de aangifte welke van de mandaten, leidende functies of beroepen aanleiding geven tot de toekenning van presentiegelden, bezoldigingen of voordelen in natura - luik 4. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
Art.15/2.[1 § 1. Uiterlijk op 1 juni van elk jaar richten de overheidsbestuurder en de beheerder bij aangetekend schrijven, bij beveiligde elektronische weg of volgens de door het controleorgaan bepaalde modaliteiten, een aangifte die de in artikel 15/1 bedoelde luiken omvat, aan het controleorgaan.
De fiscale fiches die de controle van de in het eerste lid bedoelde bezoldigingen door het controleorgaan mogelijk maken, worden door de overheidsbestuurder en door de beheerder bij de aangifte gevoegd.
De aangiftemodellen worden door het controleorgaan vastgesteld.
Het controleorgaan is de verantwoordelijke voor de verwerking bedoeld in artikel 1, § 4, tweede lid, van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Het controleorgaan behoudt de aangiften en de fiscale fiches bedoeld in het tweede lid die hem worden overgemaakt, tijdens een periode van zes jaar. Na afloop van die termijn zorgt het voor de vernietiging ervan.
§ 2. Onverminderd de opdrachten bedoeld in het vijfde deel van het Wetboek van plaatselijke democratie en decentralisatie is het controleorgaan belast met de volgende taken :
1° het verifieert de overeenstemming van alle aangiften met de bepalingen van de artikelen 15/1 en 15/2 ;
2° het gaat na of de verplichtingen inzake bezoldigingsplafonds en voordelen in natura bedoeld in artikel 1bis, § 1, eerste lid, 3°, nageleefd worden;
3° het gaat na of het in artikel 15bis, § 1, eerste lid, 10°, bedoelde plafond nageleefd wordt;
4° het gaat na of het in artikel 15, § 3, eerste en tweede lid, bedoelde bezoldigingsplafond nageleefd wordt.
Het controleorgaan kan zich door de aan zijn gezag onderworpen persoon zijn aanslagbiljet, zijn belastingaangifte alsook elk boekhoudkundig document of elk bewijsstuk in zijn bezit, laten bezorgen.
Het controleorgaan kan ook die persoon horen.
Indien er aanwijzingen van inbreuk van de verplichtingen vermeld in de in het eerste lid bedoelde artikelen zijn, kan het controleorgaan zich door elke derde zijn aanslagbiljet, zijn belastingaangifte alsook elk boekhoudkundig document of elk bewijsstuk in zijn bezit, laten bezorgen. Het controleorgaan kan ook die derde horen.
§ 3. Het controleorgaan stelt een kadaster van de mandaten vast voor elke overheidsbestuurder en beheerder. Dit kadaster omvat de informatie verstrekt door de aangever in de verschillende luiken van zijn aangifte, zoals opgesomd in artikel 15/1.
Dit kadaster wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Gewest bekendgemaakt.
De bekendmaking wordt verricht uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de functies en de mandaten zijn uitgeoefend.
De lijst van de overheidsbestuurders en van de beheerders die de in artikel 15/1 bedoelde aangiften aan het einde van de procedure betreffende de verificatie van de in artikel 15/3 bedoelde aangiften niet hebben ingediend, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Gewest op hetzelfde ogenblik als de bekendmaking van het kadaster.
Indien de overheidsbestuurder of beheerder binnen een termijn van twee maanden na de bekendmaking van het kadaster een verschil vaststelt tussen het bekendgemaakte kadaster en de aangifte die hij aan het controleorgaan heeft gericht, maakt hij bij aangetekend schrijven of volgens de modaliteiten bepaald door het controleorgaan een verbetering over aan bedoelde orgaan . Het controleorgaan zorgt voor de bekendmaking van de verbetering in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Gewest.
De verbeteringen die tussen 15 november en de bekendmaking van het kadaster in de aangifte worden aangebracht door de overheidsbestuurder of de beheerder, kunnen niet in aanmerking worden genomen voor de bekendmaking die uiterlijk op 31 december wordt uitgevoerd.
Het controleorgaan zorgt voor de latere bekendmaking van deze verbeteringen in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Gewest.
Overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek is het personeel van het controleorgaan tot het beroepsgeheim gehouden . Het kan inlichtingen betreffende de uitoefening van zijn opdracht alleen met inachtneming van de in dit decreet bedoelde bekendmakingregels verspreiden .
" 4. Het Rekenhof controleert minstens om de drie jaar de door het controleorgaan ingevoerde processen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
Art.15/2 TOEKOMSTIG RECHT. [1 § 1. Uiterlijk op 1 juni van elk jaar richten de overheidsbestuurder en de beheerder bij aangetekend schrijven, bij beveiligde elektronische weg of volgens de door het controleorgaan bepaalde modaliteiten, een aangifte die de in artikel 15/1 bedoelde luiken omvat, aan het controleorgaan.
De fiscale fiches die de controle van de in het eerste lid bedoelde bezoldigingen door het controleorgaan mogelijk maken, worden door de overheidsbestuurder en door de beheerder bij de aangifte gevoegd.
De aangiftemodellen worden door het controleorgaan vastgesteld.
Het controleorgaan is de verantwoordelijke voor de verwerking bedoeld in artikel 1, § 4, tweede lid, van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Het controleorgaan behoudt de aangiften en de fiscale fiches bedoeld in het tweede lid die hem worden overgemaakt, tijdens een periode van zes jaar. Na afloop van die termijn zorgt het voor de vernietiging ervan.
§ 2. Onverminderd de opdrachten bedoeld in het vijfde deel van het Wetboek van plaatselijke democratie en decentralisatie is het controleorgaan belast met de volgende taken :
1° het verifieert de overeenstemming van alle aangiften met de bepalingen van de artikelen 15/1 en 15/2 ;
2° het gaat na of de verplichtingen inzake bezoldigingsplafonds en voordelen in natura bedoeld in artikel 1bis, § 1, eerste lid, 3°, nageleefd worden;
3° [2 ...]2
4° het gaat na of het in artikel 15, § 3, eerste en tweede lid, bedoelde bezoldigingsplafond nageleefd wordt.
Het controleorgaan kan zich door de aan zijn gezag onderworpen persoon zijn aanslagbiljet, zijn belastingaangifte alsook elk boekhoudkundig document of elk bewijsstuk in zijn bezit, laten bezorgen.
Het controleorgaan kan ook die persoon horen.
Indien er aanwijzingen van inbreuk van de verplichtingen vermeld in de in het eerste lid bedoelde artikelen zijn, kan het controleorgaan zich door elke derde zijn aanslagbiljet, zijn belastingaangifte alsook elk boekhoudkundig document of elk bewijsstuk in zijn bezit, laten bezorgen. Het controleorgaan kan ook die derde horen.
§ 3. Het controleorgaan stelt een kadaster van de mandaten vast voor elke overheidsbestuurder en beheerder. Dit kadaster omvat de informatie verstrekt door de aangever in de verschillende luiken van zijn aangifte, zoals opgesomd in artikel 15/1.
Dit kadaster wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Gewest bekendgemaakt.
De bekendmaking wordt verricht uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de functies en de mandaten zijn uitgeoefend.
De lijst van de overheidsbestuurders en van de beheerders die de in artikel 15/1 bedoelde aangiften aan het einde van de procedure betreffende de verificatie van de in artikel 15/3 bedoelde aangiften niet hebben ingediend, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Gewest op hetzelfde ogenblik als de bekendmaking van het kadaster.
Indien de overheidsbestuurder of beheerder binnen een termijn van twee maanden na de bekendmaking van het kadaster een verschil vaststelt tussen het bekendgemaakte kadaster en de aangifte die hij aan het controleorgaan heeft gericht, maakt hij bij aangetekend schrijven of volgens de modaliteiten bepaald door het controleorgaan een verbetering over aan bedoelde orgaan . Het controleorgaan zorgt voor de bekendmaking van de verbetering in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Gewest.
De verbeteringen die tussen 15 november en de bekendmaking van het kadaster in de aangifte worden aangebracht door de overheidsbestuurder of de beheerder, kunnen niet in aanmerking worden genomen voor de bekendmaking die uiterlijk op 31 december wordt uitgevoerd.
Het controleorgaan zorgt voor de latere bekendmaking van deze verbeteringen in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Gewest.
Overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek is het personeel van het controleorgaan tot het beroepsgeheim gehouden . Het kan inlichtingen betreffende de uitoefening van zijn opdracht alleen met inachtneming van de in dit decreet bedoelde bekendmakingregels verspreiden .
" 4. Het Rekenhof controleert minstens om de drie jaar de door het controleorgaan ingevoerde processen.]1
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
(2)<DWG 2018-03-29/46, art. 31,1°, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>. Houden op van kracht te zijn op de datum van aanwijzing van het geheel van de leden van de Commissie voor Beroepsregels en Ethiek, overeenkomstig artikel 5 van het samenwerkingsakkoord van 13 maart 2014 tussen de Franse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest houdende oprichting van een Commissie voor Beroepsregels en Ethiek
Art.15/3. [1 § 1. Het controleorgaan stelt een advies tegen de overheidsbestuurder of de beheerder op wanneer bedoeld orgaan het gebrek aan aangifte vaststelt terwijl ze vereist was, een anomalie constateert of een onregelmatigheid vermoedt in de bepalingen van de artikelen 15/1, 15/2, 15bis § 1, eerste lid, 3° en 10° en 15bis, § 3, eerste en tweede lid.
Het in het eerste lid bedoelde advies :
1° vermeldt de tekortkomingen die kunnen worden verweten aan de overheidsbestuurder of aan de beheerder;
2° wordt bij aangetekend schrijven aan de betrokken persoon betekend.
Onder betrokken persoon zoals bedoeld in het tweede lid, 2°, wordt verstaan, volgens het geval, de overheidsbestuurder of de beheerder.
§ 2. De betrokken persoon beschikt over een termijn van vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van het advies om zijn opmerkingen of zijn verbeterde aangifte, samen met een eventueel verzoek om gehoord te worden, bij aangetekend schrijven gericht aan het controleorgaan mede te delen.
De hoorzitting, als hierom wordt verzocht, vindt plaats binnen een termijn van veertig dagen na ontvangst door het controleorgaan van het in het eerste lid bedoeld aangetekend schrijven. De betrokken persoon kan door een raadsheer bijgestaan worden.
Een proces-verbaal van de hoorzitting wordt opgemaakt en gericht bij aangetekend schrijven aan de betrokken persoon binnen acht dagen na de hoorzitting. Laatstgenoemde beschikt over drie dagen na ontvangst van het proces-verbaal om zijn opmerkingen bij aangetekend schrijven te opperen. Zoniet wordt het proces-verbaal als definitief beschouwd.
Het controleorgaan geeft zijn beslissing binnen :
1° vijfenzeventig dagen na de kennisgeving van zijn advies indien de betrokken persoon daarop niet gereageerd heeft;
2° vijfenzeventig dagen na ontvangst van de opmerkingen of van de verbeterde aangifte van de mandataris indien de betrokken persoon niet gehoord is;
3° vijfenzeventig dagen na de definitieve opstelling van het proces-verbaal van de hoorzitting indien ze plaatsgevonden heeft.
Het controleorgaan richt zijn beslissing bij aangetekend schrijven aan de betrokken persoon.
Het controleorgaan richt het in § 1, eerste lid, bedoelde advies binnen elf maanden na ontvangst van de aangifte.
De aangifte wordt geacht overeen te stemmen met de bepalingen van dit decreet voor het referentiejaar indien het controleorgaan het in § 1, eerste lid, bedoelde advies niet binnen de voorgeschreven termijn heeft gericht.
§ 3. De beslissing van het controleorgaan heeft betrekking op het bestaan en de overeenstemming van de aangiften met de bepalingen bedoeld in artikel 15/2, § 2, eerste lid, die het voorwerp hebben uitgemaakt van de in de §§ 1 en 2 bedoelde procedure. Indien nodig omvat ze omvat de afrekening van de sommen die in het verleden door de overheidsbestuurder of beheerder te veel zijn ontvangen, en de terugbetalingsvoorwaarden.
Het controleorgaan maakt de beslissing over aan de overheid die het mandaat heeft toevertrouwd aan de betrokken persoon of die de beheerder heeft aangewezen.
De betrokken persoon betaalt de in het eerste lid bedoelde sommen die te veel zijn ontvangen, terug binnen zestig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing van het controleorgaan.
Het controleorgaan kan de in het derde lid bedoelde termijn verlengen met een periode die het bepaalt voor zover de betrokken persoon binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing de uitzonderlijke redenen waarop zijn verzoek is gegrond, bij aangetekend schrijven meedeelt.
De terugbetaling van de sommen die t.o.v. artikel 15bis, § 1, 10°, door de overheidsbestuurder te veel zijn ontvangen, gebeurt ten gunste van de instellingen waarin hij zijn mandaten die in verhouding tot de te veel ontvangen bezoldigd worden, uitoefent.
De terugbetaling van de sommen die door de overheidsbestuurder of de beheerder te veel zijn ontvangen, gebeurt ten gunste van de instelling die de te veel ontvangen som heeft gestort.
De betrokken persoon richt zo spoedig mogelijk het bewijs van de terugbetaling aan het controleorgaan. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
Art.15/3 TOEKOMSTIG RECHT. [1 § 1. Het controleorgaan stelt een advies tegen de overheidsbestuurder of de beheerder op wanneer bedoeld orgaan het gebrek aan aangifte vaststelt terwijl ze vereist was, een anomalie constateert of een onregelmatigheid vermoedt in de bepalingen van de artikelen 15/1, 15/2, 15bis § 1, eerste lid, 3° [2 ...]2 en 15bis, § 3, eerste en tweede lid.
Het in het eerste lid bedoelde advies :
1° vermeldt de tekortkomingen die kunnen worden verweten aan de overheidsbestuurder of aan de beheerder;
2° wordt bij aangetekend schrijven aan de betrokken persoon betekend.
Onder betrokken persoon zoals bedoeld in het tweede lid, 2°, wordt verstaan, volgens het geval, de overheidsbestuurder of de beheerder.
§ 2. De betrokken persoon beschikt over een termijn van vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van het advies om zijn opmerkingen of zijn verbeterde aangifte, samen met een eventueel verzoek om gehoord te worden, bij aangetekend schrijven gericht aan het controleorgaan mede te delen.
De hoorzitting, als hierom wordt verzocht, vindt plaats binnen een termijn van veertig dagen na ontvangst door het controleorgaan van het in het eerste lid bedoeld aangetekend schrijven. De betrokken persoon kan door een raadsheer bijgestaan worden.
Een proces-verbaal van de hoorzitting wordt opgemaakt en gericht bij aangetekend schrijven aan de betrokken persoon binnen acht dagen na de hoorzitting. Laatstgenoemde beschikt over drie dagen na ontvangst van het proces-verbaal om zijn opmerkingen bij aangetekend schrijven te opperen. Zoniet wordt het proces-verbaal als definitief beschouwd.
Het controleorgaan geeft zijn beslissing binnen :
1° vijfenzeventig dagen na de kennisgeving van zijn advies indien de betrokken persoon daarop niet gereageerd heeft;
2° vijfenzeventig dagen na ontvangst van de opmerkingen of van de verbeterde aangifte van de mandataris indien de betrokken persoon niet gehoord is;
3° vijfenzeventig dagen na de definitieve opstelling van het proces-verbaal van de hoorzitting indien ze plaatsgevonden heeft.
Het controleorgaan richt zijn beslissing bij aangetekend schrijven aan de betrokken persoon.
Het controleorgaan richt het in § 1, eerste lid, bedoelde advies binnen elf maanden na ontvangst van de aangifte.
De aangifte wordt geacht overeen te stemmen met de bepalingen van dit decreet voor het referentiejaar indien het controleorgaan het in § 1, eerste lid, bedoelde advies niet binnen de voorgeschreven termijn heeft gericht.
§ 3. De beslissing van het controleorgaan heeft betrekking op het bestaan en de overeenstemming van de aangiften met de bepalingen bedoeld in artikel 15/2, § 2, eerste lid, die het voorwerp hebben uitgemaakt van de in de §§ 1 en 2 bedoelde procedure. Indien nodig omvat ze omvat de afrekening van de sommen die in het verleden door de overheidsbestuurder of beheerder te veel zijn ontvangen, en de terugbetalingsvoorwaarden.
Het controleorgaan maakt de beslissing over aan de overheid die het mandaat heeft toevertrouwd aan de betrokken persoon of die de beheerder heeft aangewezen.
De betrokken persoon betaalt de in het eerste lid bedoelde sommen die te veel zijn ontvangen, terug binnen zestig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing van het controleorgaan.
Het controleorgaan kan de in het derde lid bedoelde termijn verlengen met een periode die het bepaalt voor zover de betrokken persoon binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing de uitzonderlijke redenen waarop zijn verzoek is gegrond, bij aangetekend schrijven meedeelt.
De terugbetaling van de sommen die t.o.v. artikel 15bis, § 1, 10°, door de overheidsbestuurder te veel zijn ontvangen, gebeurt ten gunste van de instellingen waarin hij zijn mandaten die in verhouding tot de te veel ontvangen bezoldigd worden, uitoefent.
De terugbetaling van de sommen die door de overheidsbestuurder of de beheerder te veel zijn ontvangen, gebeurt ten gunste van de instelling die de te veel ontvangen som heeft gestort.
De betrokken persoon richt zo spoedig mogelijk het bewijs van de terugbetaling aan het controleorgaan. ]1
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
(2)<DWG 2018-03-29/46, art. 31,2°, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>. Houden op van kracht te zijn op de datum van aanwijzing van het geheel van de leden van de Commissie voor Beroepsregels en Ethiek, overeenkomstig artikel 5 van het samenwerkingsakkoord van 13 maart 2014 tussen de Franse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest houdende oprichting van een Commissie voor Beroepsregels en Ethiek
Art.15/4. [1 § 1. De overheid die de openbare mandaten heeft toevertrouwd kan aan het einde van de in § 2 bedoelde procedure de openbare mandaten herroepen wanneer de betrokken persoon :
1° geen aangifte heeft ingediend;
2° opzettelijk een valse aangifte heeft ingediend;
3° verzuimd heeft de onbehoorlijk gekregen sommen binnen de voorgeschreven termijn terug te betalen;
4° de in artikel 15bis, § 1, eerste lid, 10°, bedoelde verplichtingen niet heeft nageleefd.
§ 2. Het controleorgaan deelt bij aangetekend schrijven een kennisgeving van de feiten die van dien aard zijn dat ze de herroeping tot gevolg hebben, aan de betrokken persoon mede.
Op zijn vroegst twintig dagen na de overmaking van de kennisgeving en na de betrokken persoon, eventueel vergezeld van de raadsheer van zijn keuze, gehoord te hebben als hij daarom binnen een termijn van acht dagen na ontvangst van de kennisgeving heeft verzocht, kan de overheid die het openbaar mandaat heeft toevertrouwd, de herroeping vaststellen.
De beslissing van de overheid wordt genomen binnen een termijn van maximum één maand na het einde van de in het eerste en het tweede lid bedoelde procedure.
Deze beslissing wordt aan de betrokken persoon betekend.
In geval van herroeping van de mandaten wordt de beslissing ook betekend aan het orgaan waarin de betrokken persoon de mandaten die het voorwerp van de herroeping hebben uitgemaakt, uitoefent.
Indien de betrokken persoon zijn functies blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van zijn herroeping na ontvangst van de in het derde lid bedoelde kennisgeving, kan hij gestraft worden met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.
Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen vijftien dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
Art.15/4 TOEKOMSTIG RECHT. [1 § 1. De overheid die de openbare mandaten heeft toevertrouwd kan aan het einde van de in § 2 bedoelde procedure de openbare mandaten herroepen wanneer de betrokken persoon :
1° geen aangifte heeft ingediend;
2° opzettelijk een valse aangifte heeft ingediend;
3° verzuimd heeft de onbehoorlijk gekregen sommen binnen de voorgeschreven termijn terug te betalen;
4° [2 ...]2
§ 2. Het controleorgaan deelt bij aangetekend schrijven een kennisgeving van de feiten die van dien aard zijn dat ze de herroeping tot gevolg hebben, aan de betrokken persoon mede.
Op zijn vroegst twintig dagen na de overmaking van de kennisgeving en na de betrokken persoon, eventueel vergezeld van de raadsheer van zijn keuze, gehoord te hebben als hij daarom binnen een termijn van acht dagen na ontvangst van de kennisgeving heeft verzocht, kan de overheid die het openbaar mandaat heeft toevertrouwd, de herroeping vaststellen.
De beslissing van de overheid wordt genomen binnen een termijn van maximum één maand na het einde van de in het eerste en het tweede lid bedoelde procedure.
Deze beslissing wordt aan de betrokken persoon betekend.
In geval van herroeping van de mandaten wordt de beslissing ook betekend aan het orgaan waarin de betrokken persoon de mandaten die het voorwerp van de herroeping hebben uitgemaakt, uitoefent.
Indien de betrokken persoon zijn functies blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van zijn herroeping na ontvangst van de in het derde lid bedoelde kennisgeving, kan hij gestraft worden met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.
Een op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State gegrond beroep wordt tegen deze beslissing ingesteld. Het moet binnen vijftien dagen na de kennisgeving ervan ingediend worden. ]1
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
(2)<DWG 2018-03-29/46, art. 31,3°, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>. Houden op van kracht te zijn op de datum van aanwijzing van het geheel van de leden van de Commissie voor Beroepsregels en Ethiek, overeenkomstig artikel 5 van het samenwerkingsakkoord van 13 maart 2014 tussen de Franse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest houdende oprichting van een Commissie voor Beroepsregels en Ethiek
Art.15/5. [1 De persoon van wie het openbare mandaat overeenkomstig artikel 15/4 is herroepen, mag niet opnieuw voor dit mandaat benoemd worden tijdens een termijn van twee jaar na de kennisgeving van de beslissing tot herroeping.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
Art.15/6. [1 § 1. De Regering stelt een register van de instellingen vast, dat het geheel van de openbare mandaten van de bestuurders en van de functies van de erin aangewezen beheerders omvat.
Het in het eerste lid bedoelde register :
1° wordt gevoegd bij het register bedoeld in artikel L6411-1 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie;
2° wordt vastgesteld op grond van de gegevens die een institutionele informant op eigen verantwoordelijkheid aan de Regering heeft overgemaakt.
De Regering bepaalt de over te maken gegevens, de overmakings- en bekendmakingsmodaliteiten van de ingezamelde informatie.
De institutionele informant is de beheerder of diens afgevaardigde. In voorkomend geval deelt de beheerder de aanwijzing van zijn afgevaardigde aan de Regering mede.
§ 2. Uiterlijk binnen vijftien dagen volgend op de installatie van de bestuurders, die lid zijn van de beheersorganen van de instelling of binnen dertig dagen op verzoek van de Regering maakt de institutionele informant op eigen verantwoordelijkheid de volgende lijsten over :
1° de lijst van de interne organen van de instelling en de identiteit van de erin aangewezen mandatarissen en van de beheerders, met inbegrip van hun rijksregisternummer;
2° de lijst van het geheel van de dochterondernemingen die de instelling of een dochteronderneming van die instelling bezit, en de identiteit van de erin aangewezen mandatarissen en van de beheerders, met inbegrip van hun rijksregisternummer.
De institutionele informant maakt op eigen verantwoordelijkheid de in het eerste lid bedoelde informatie ononderbroken over zodat de Regering bij elke wijziging ervan geïnformeerd wordt.
De institutionele informant stelt een lijst vast van de overheidsbestuurders onderworpen aan de bij dit decreet voorziene verplichting tot aangifte en informeert hen over hun verplichtingen uiterlijk op 30 april van elk jaar. De Regering of het controleorgaan kan het bewijs eisen dat dit lid nageleefd wordt.
§ 3. In geval van niet-naleving van de bepalingen van § 2 richt de Regering een schrijven aan de institutionele informant, waarin zij hem aan zijn verplichtingen herinnert; dit schrijven wordt vergezeld van een verplichting tot overmaking van de vereiste informatie binnen dertig dagen na de kennisgeving van dit schrijven.
Bij gebrek aan antwoord binnen de termijn kan de institutionele informant gestraft worden met een geldboete van 100 tot 1000 euro. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Bezoldiging van de overheidsbestuurder en van de beheerder]1
----------
(1)
Art. 15bis.[1 § 1. [2 § 1. Bij de aanwijzing van de overheidsbestuurder bepaalt de Regering op de voordracht van de Voogdijminister de vormen, bedragen en modaliteiten van de toekenning van zijn bezoldiging rekening houdende met de activiteitensector van de instelling en van het verantwoordelijkheidsniveau, met inachtneming van de volgende regels :
1° de overheidsbestuurder kan een presentiegeld ontvangen voor zijn deelname aan het geheel van een vergadering;
2° alleen de overheidsbestuurder die een functie van voorzitter of ondervoorzitter uitoefent, kan in plaats van de in 1° bedoelde presentiegelden een vaste bezoldiging en voordelen in natura ontvangen ontvangen met inachtneming van de in 3° bedoelde plafonds voor de uitoefening zijn functie binnen het controleorgaan;
3° de jaarlijkse bruto-bezoldiging van een overheidsbestuurder is niet hoger dan :
a) 19.997,14 euro voor de voorzitter van de raad van bestuur ;
b) 14.997,87 euro voor de ondervoorzitter van de raad van bestuur ;
c) 4.999,28 euro voor een bestuurder;
4° de reiskosten ivm verplaatsingen uitgevoerd voor de behoeften inherent aan de uitoefening van het mandaat van overheidsbestuurder of waarnemer geven aanleiding tot een tegemoetkoming in de vormen en onder de voorwaarden bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse ambtenarencode;
5° er is geen bezoldiging verschuldigd aan de overheidsbestuurders die in statutair of contractueel dienstverband binnen de diensten van de Waalse Regering of van een instelling een functie van rang A3 of hoger of een daarmee gelijk te stellen functie uitoefenen alsook aan de titularissen van een directiefunctie binnen het directiecomité van een Waalse instelling, ongeacht de aard ervan;
6° de waarnemer oefent zijn opdrachten kosteloos uit;
7° onverminderd punt 9 kunnen alleen de vergaderingen van de beheersorganen, van het uitvoerend bureau indien het opgericht wordt, en van het auditcomité, aanleiding geven tot presentiegelden ten belope van een presentiegeld per vergadering waaraan de overheidsbestuurder werkelijk deelneemt of aanleiding geven tot de toekenning van een bezoldiging en voordelen in natura;
8° het aantal vergaderingen dat aanleiding geeft tot de toekenning van een presentiegeld, mag niet hoger zijn dan :
a) voor een voornaamst beheersorgaan : twaalf per jaar;
b) voor een uitoverend bureau : achttien per jaar;
c) voor een auditcomité : drie per jaar;
9° dezelfde overheidsbestuurder mag alleen een presentiegeld per dag ontvangen, ongeacht de aard en het aantal vergaderingen die hij heeft bijgewoond binnen dezelfde instelling;
10° het totaalbedrag geïnd door een niet-gekozen persoon als tegenprestatie van de uitvoering van het geheel van zijn openbare mandaten mag niet hoger zijn dan 50% van de parlementaire vergoeding ontvangen door een lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Het totaalbedrag geïnd door een niet-gekozen persoon als tegenprestatie van de uitvoering van het geheel van zijn openbare mandaten mag niet hoger zijn dan 150 % van de parlementaire vergoeding ontvangen door een lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Wat de in het eerste lid, 3°, bedoelde bedragen betreft, worden ze verstaan "voordelen van alle aard inbegrepen" en worden ze gekoppeld aan spilindex 138,01 van 1 januari 1990.
Wat het eerste lid, 5° betreft, wordt de bezoldiging als tegenprestatie van de uitoefening door een overheidsbestuurder van een afgeleid mandaat rechtstreeks gestort aan de instelling waaronder de persoon die het afgeleide mandaat uitoefent, ressorteert.
Wat het eerste lid, 10° betreft, wordt voor de berekening van het plafond geen rekening gehouden met het mandaat van beheerder dat ofwel voltijds, ofwel hoofdzakelijk, uitgeoefend wordt in het kader van een rechtstreekse of onrechtstreekse arbeidsbetrekking onder een loontrekkend, zelfstandig of statutair statuut.
Onverminderd een indexeringmechanisme mag een overheidsbestuurder geen bezoldiging ontvangen die hoger is aan degene die een overheidsbestuurder in dienst binnen de betrokken instelling op 31 december 2016 en die dezelfde functie uitoefende, ontving.
§ 1/1. De in § 1, 2°, bedoelde bezoldiging van de voorzitter en van de ondervoorzitter wordt berekend voor de deelname aan het geheel van de vergaderingen van de beheersorganen waaraan de bovenvermelde functies moeten deelnemen. Indien een gebrek aan deelname is vastgesteld, wordt het bedrag van de bezoldiging in evenredige mate verminderd.
De voorzitter en de ondervoorzitter die niet aan de hele vergadering hebben deelgenomen, worden geacht in gebrek aan deelname te zijn. Een gehele of gedeeltelijke afwezigheid op een vergadering van een beheersorgaan wegens een ziekte, een zwangerschapsverlof of in geval van overmacht indien deze feitelijke toestand wordt gerechtvaardigd, wordt niet als een gebrek aan deelneming geacht.
De bezoldiging wordt maandelijks aan het einde van elke maand betaald.
De raad van bestuur van de instelling die de voorzitter en de ondervoorzitter bezoldigt, voegt bij het in artikel 15 bedoelde bezoldigingsverslag een jaarlijkse samenvattende fiche die de gestorte bedragen en hun rechtvaardiging voor elke maand vermeldt.]2
§ 2.[2 Met inachtneming van de in § 1 bedoelde plafonds, stelt het beheersorgaan, voor de instellingen onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen, in overleg met de aandeelhouders en op voorstel van het bezoldigingscomité, de vorm, het bedrag en de nadere regels voor hun bezoldiging aan de algemene vergadering voor bij de aanwijzing van de overheidsbestuurders. Deze bepaling gebeurt door rekening te houden met de activiteitssector van elke instelling]2.
§ 3. [2 De maximum bezoldiging van de beheerder van een instelling bedraagt het jaarlijkse bruto-bedrag van 245.000,00 euro.
De maximum bezoldiging van 245.000,00 euro wordt geïndexeerd op 1 januari van elk jaar door toepassing van de volgende formule : De maximum bezoldiging is gelijk aan 245.000,00 euro vermenigvuldigd met het indexcijfer van de consumptieprijzen van december (basis 2004) en gedeeld door 121,66 (indexcijfer van de consumptieprijzen december 2012, basis 2004).
Het jaarlijks bedrag van de bezoldiging wordt gekregen door alle bedragen in gelden en van de voordelen die in geld te schatten zijn op te tellen, waarvoor de beheerder in aanmerking komt als tegenprestatie of ter gelegenheid van zijn mandaat.
In afwijking van het derde lid worden van de bezoldiging uitgesloten :
1° de bedragen ontvangen als terugbetaling van de kosten gemaakt voor rekening van de instelling, indien ze bepaald worden met inachtneming van de toepasselijke fiscale regels;
2° de voordelen van alle aard dit voortvloeien uit het privé gebruik van werkingsmiddelen, zoals de mobiele telefoon en de draagbare computer, met inbegrip van de eventuele wagen die ter beschikking wordt gesteld, indien de fiscale regels worden toegepast;
3° de verzekeringspremies burgerlijke aansprakelijkheid, rechterlijke bescherming en degenen die een dekking bieden van de gemaakte kosten wegens de gezondheidstoestand van de beheerder ten laste genomen door de werkgever;
4° voor het contractuele personeel, de aanvullende pensioenplannen met vaste bijdrage, waarvan het bedrag en de voorwaarden identiek toepasselijk zijn op het geheel van het personeel van de instelling.
Wat het vierde lid, 2°, betreft, worden de werkingsmiddelen door de beheerder terugbezorgd na afloop van de contractuele arbeidsverhouding.
De instelling mag de volgende elementen toekennen aan de beheerder :
1° alleen de aanvullende pensioenplannen met vaste bijdrage, m.b.t. de betaling van een vaste patronale bijdrage uitgedrukt in een percentage van de bezoldiging tijdens een periode waarin de beheerder effectief tewerkgesteld is in deze hoedanigheid door de instelling, zijn toegelaten.
2° de eventuele variabele bezoldiging is beperkt tot twintig procent van de jaarlijks totaal bruto bezoldiging.
Het jaarlijks totaal bruto bedrag van de in lid 6, 2°, bedoelde variabele bezoldiging wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de maximum bezoldiging bedoeld in paragraaf 3, eerste en tweede lid.
De in lid 6, 2°, bedoelde variabele bezoldiging wordt bepaald in functie van meetbare doelstellingen, financieel of andere, die minstens zes maanden op voorhand worden vastgelegd.
De instelling kent het volgende niet toe aan de beheerder :
1° een bezoldiging onder de vorm van aandelen, aandelenoptie of elk gelijkaardig product;
2° in het geval van vrijwillig of ingestemd vertrek van de beheerder, een vertrekpremie, ongeacht de naam of de aard ervan, met inbegrip van de giften, en dit, onverminderd de eventuele vergoedingen die verschuldigd zijn krachtens een concurrentiebeding;
3° in het geval van een vertrek ten gevolge van een eenzijdige verbreking vanwege de instelling of in het geval van ontbinding van bedoelde instelling, elke andere vertrekvergoeding dan die voorzien door de wetgeving van toepassing op de arbeidsverhouding.
In het geval van deeltijdse uitoefening van de functie van beheerder worden de maximum bezoldiging berekend naar rato van de overeengekomen arbeidsregeling.
Geen ander personeelslid mag een bezoldiging en voordelen hoger dan het in § 3, eerste lid, bedoelde plafond ontvangen, met uitzondering van de ziekenhuisgeneesheren en van de beoefenaars van gezondheidsberoepen respectievelijk bedoeld in artikel 8, eerste lid, 4°, en in artikel 9 van gecoördineerde wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen]2.
§ 4. [2 ...]2
§ 5. [2 ...]2
§ 6. [2 De bezoldiging geïnd als tegenprestatie van de uitoefening, door een bestuurder of een personeelslid van een instelling, van een afgeleid mandaat wordt rechtstreeks gestort aan de instelling waaronder de persoon die het afgeleide mandaat uitoefent, ressorteert.]2.
§ 7. Bij de vaststelling van de bezoldiging van een beheerder houdt de instelling rekening met volgende elementen:
1° zijn verantwoordelijkheidsniveau ;
2° zijn anciënniteit ;
3° zijn ervaring ;
4° zijn activiteitsdomein.
§ 8. Er kan in het contract van de beheerder een concurrentiebeding worden voorzien.
Als de beheerder zijn functies uitoefent in het kader van een arbeidsovereenkomst kan een concurrentiebeding worden ingevoegd vóór het einde van de contractuele relaties of op het ogenblik van de verbreking met inachtneming van de voorwaarden bepaald door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, o.a. met het oog op de activiteit van de betrokken instelling.
Een overeenkomst van concurrentiebeding kan worden afgesloten na afloop van de contractuele relaties met het oog op de activiteit van de betrokken instelling.
In ieder geval is het concurrentiebeding voor een periode van maximum zes maanden voorzien. De vergoeding ontvangen in dat opzicht is niet hoger dan de basisbezoldiging voor de helft van de voorziene periode van concurrentiebeding.
§ 9. De beheerder die een andere beroepsactiviteit wenst uit te oefenen ter aanvulling van zijn functie van beheerder vraagt het akkoord van het beheersorgaan waarin hij zijn functie uitoefent.
Het beheersorgaan doet uitspraak over dat verzoek rekening houdend met het effect dat deze andere functie kan hebben op de functie van beheerder in de instelling en bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten, o.a. wat betreft het effect op de maximum bezoldiging.
In afwijking van het eerste lid wordt het akkoord van het beheersorgaan niet aangevraagd als het gaat om een beroepsactiviteit of een mandaat van bestuurder [2 of van Regeringscommissaris]2, op beslissing van de Regering.
§ 10. Het beheersorgaan van een instelling bedoeld in artikel 3 richt in zijn midden een Bezoldigingscomité op.
Het Bezoldigingscomité heeft als opdracht om een advies uit te brengen over het beleid en de praktijken inzake bezoldiging in de instelling en om aanbevelingen uit te brengen over de individuele bezoldiging en enigerlei voordeel toegekend aan de beheerders.
Het Bezoldigingscomité bestaat in meerderheid uit niet-uitvoerbare bestuurders en op een pluralistische manier. De uitvoerende bestuurders mogen niet deelnemen aan de aanbevelingen over de individuele bezoldiging en allerlei voordelen toegekend aan de beheerders. [2 De voorzitter en de ondervoorzitter van de raad van bestuur maken niet deel uit van het bezoldigingscomité.]2
Het Bezoldigingscomité vergadert minstens twee keer per jaar en telkens als hij het nodig acht voor de uitvoering van zijn opdrachten.
Het Bezoldigingscomité brengt regelmatig verslag uit aan het beheersorgaan over de uitoefening van zijn opdrachten.
Afwijkingshalve wordt de instelling van openbaar nut waarvan het personeel aan de Waalse Ambtenarencode of aan een gelijkaardige reglementering is onderworpen, niet aan deze bepaling onderworpen.
§ 11. Het beheersorgaan van elke instelling en elk comité dat zij opricht krijgen een organiek reglement.
Het reglement bedoeld in het eerste lid voorziet minstens in welke mate en tegen welke voorwaarden een door één der leden van het beheersorgaan in de uitoefening van diens ambt vastgelegde uitgave terugbetaald kan worden door de instelling, evenals de opmaking door elk der leden van een jaarverslag met vermelding van de uitgaven door die leden vastgelegd in de uitoefening van hun ambt.]1
[2 § 12. De bedragen die onbehoorlijk door de overheidsbestuurder, de waarnemer of de beheerder worden geïnd, worden terugbetaald aan de instelling die de te veel ontvangen som heeft gestort.]2
[2 § 13. De regels bedoeld in dit artikel zijn van toepassing op het geheel van de akten tot aanwijzing van de overheidsbestuurders, waarnemers en beheerders en op het geheel van de contracten gesloten tussen de instelling en de beheerder, met inbegrip van de akten aangenomen en de contracten gesloten vóór of later de inwerkingtreding van deze bepaling.]2
----------
(1)<DWG 2016-11-24/16, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2016>
(2)<DWG 2018-03-29/46, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
Art.15bis TOEKOMSTIG RECHT. [1 § 1. [2 § 1. Bij de aanwijzing van de overheidsbestuurder bepaalt de Regering op de voordracht van de Voogdijminister de vormen, bedragen en modaliteiten van de toekenning van zijn bezoldiging rekening houdende met de activiteitensector van de instelling en van het verantwoordelijkheidsniveau, met inachtneming van de volgende regels :
1° de overheidsbestuurder kan een presentiegeld ontvangen voor zijn deelname aan het geheel van een vergadering;
2° alleen de overheidsbestuurder die een functie van voorzitter of ondervoorzitter uitoefent, kan in plaats van de in 1° bedoelde presentiegelden een vaste bezoldiging en voordelen in natura ontvangen ontvangen met inachtneming van de in 3° bedoelde plafonds voor de uitoefening zijn functie binnen het controleorgaan;
3° de jaarlijkse bruto-bezoldiging van een overheidsbestuurder is niet hoger dan :
a) 19.997,14 euro voor de voorzitter van de raad van bestuur ;
b) 14.997,87 euro voor de ondervoorzitter van de raad van bestuur ;
c) 4.999,28 euro voor een bestuurder;
4° de reiskosten ivm verplaatsingen uitgevoerd voor de behoeften inherent aan de uitoefening van het mandaat van overheidsbestuurder of waarnemer geven aanleiding tot een tegemoetkoming in de vormen en onder de voorwaarden bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse ambtenarencode;
5° er is geen bezoldiging verschuldigd aan de overheidsbestuurders die in statutair of contractueel dienstverband binnen de diensten van de Waalse Regering of van een instelling een functie van rang A3 of hoger of een daarmee gelijk te stellen functie uitoefenen alsook aan de titularissen van een directiefunctie binnen het directiecomité van een Waalse instelling, ongeacht de aard ervan;
6° de waarnemer oefent zijn opdrachten kosteloos uit;
7° onverminderd punt 9 kunnen alleen de vergaderingen van de beheersorganen, van het uitvoerend bureau indien het opgericht wordt, en van het auditcomité, aanleiding geven tot presentiegelden ten belope van een presentiegeld per vergadering waaraan de overheidsbestuurder werkelijk deelneemt of aanleiding geven tot de toekenning van een bezoldiging en voordelen in natura;
8° het aantal vergaderingen dat aanleiding geeft tot de toekenning van een presentiegeld, mag niet hoger zijn dan :
a) voor een voornaamst beheersorgaan : twaalf per jaar;
b) voor een uitoverend bureau : achttien per jaar;
c) voor een auditcomité : drie per jaar;
9° dezelfde overheidsbestuurder mag alleen een presentiegeld per dag ontvangen, ongeacht de aard en het aantal vergaderingen die hij heeft bijgewoond binnen dezelfde instelling;
10° [3 ...]3
§ 1/1. De in § 1, 2°, bedoelde bezoldiging van de voorzitter en van de ondervoorzitter wordt berekend voor de deelname aan het geheel van de vergaderingen van de beheersorganen waaraan de bovenvermelde functies moeten deelnemen. Indien een gebrek aan deelname is vastgesteld, wordt het bedrag van de bezoldiging in evenredige mate verminderd.
De voorzitter en de ondervoorzitter die niet aan de hele vergadering hebben deelgenomen, worden geacht in gebrek aan deelname te zijn. Een gehele of gedeeltelijke afwezigheid op een vergadering van een beheersorgaan wegens een ziekte, een zwangerschapsverlof of in geval van overmacht indien deze feitelijke toestand wordt gerechtvaardigd, wordt niet als een gebrek aan deelneming geacht.
De bezoldiging wordt maandelijks aan het einde van elke maand betaald.
De raad van bestuur van de instelling die de voorzitter en de ondervoorzitter bezoldigt, voegt bij het in artikel 15 bedoelde bezoldigingsverslag een jaarlijkse samenvattende fiche die de gestorte bedragen en hun rechtvaardiging voor elke maand vermeldt.]2
§ 2.[2 Met inachtneming van de in § 1 bedoelde plafonds, stelt het beheersorgaan, voor de instellingen onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen, in overleg met de aandeelhouders en op voorstel van het bezoldigingscomité, de vorm, het bedrag en de nadere regels voor hun bezoldiging aan de algemene vergadering voor bij de aanwijzing van de overheidsbestuurders. Deze bepaling gebeurt door rekening te houden met de activiteitssector van elke instelling]2.
§ 3. [2 De maximum bezoldiging van de beheerder van een instelling bedraagt het jaarlijkse bruto-bedrag van 245.000,00 euro.
De maximum bezoldiging van 245.000,00 euro wordt geïndexeerd op 1 januari van elk jaar door toepassing van de volgende formule : De maximum bezoldiging is gelijk aan 245.000,00 euro vermenigvuldigd met het indexcijfer van de consumptieprijzen van december (basis 2004) en gedeeld door 121,66 (indexcijfer van de consumptieprijzen december 2012, basis 2004).
Het jaarlijks bedrag van de bezoldiging wordt gekregen door alle bedragen in gelden en van de voordelen die in geld te schatten zijn op te tellen, waarvoor de beheerder in aanmerking komt als tegenprestatie of ter gelegenheid van zijn mandaat.
In afwijking van het derde lid worden van de bezoldiging uitgesloten :
1° de bedragen ontvangen als terugbetaling van de kosten gemaakt voor rekening van de instelling, indien ze bepaald worden met inachtneming van de toepasselijke fiscale regels;
2° de voordelen van alle aard dit voortvloeien uit het privé gebruik van werkingsmiddelen, zoals de mobiele telefoon en de draagbare computer, met inbegrip van de eventuele wagen die ter beschikking wordt gesteld, indien de fiscale regels worden toegepast;
3° de verzekeringspremies burgerlijke aansprakelijkheid, rechterlijke bescherming en degenen die een dekking bieden van de gemaakte kosten wegens de gezondheidstoestand van de beheerder ten laste genomen door de werkgever;
4° voor het contractuele personeel, de aanvullende pensioenplannen met vaste bijdrage, waarvan het bedrag en de voorwaarden identiek toepasselijk zijn op het geheel van het personeel van de instelling.
Wat het vierde lid, 2°, betreft, worden de werkingsmiddelen door de beheerder terugbezorgd na afloop van de contractuele arbeidsverhouding.
De instelling mag de volgende elementen toekennen aan de beheerder :
1° alleen de aanvullende pensioenplannen met vaste bijdrage, m.b.t. de betaling van een vaste patronale bijdrage uitgedrukt in een percentage van de bezoldiging tijdens een periode waarin de beheerder effectief tewerkgesteld is in deze hoedanigheid door de instelling, zijn toegelaten.
2° de eventuele variabele bezoldiging is beperkt tot twintig procent van de jaarlijks totaal bruto bezoldiging.
Het jaarlijks totaal bruto bedrag van de in lid 6, 2°, bedoelde variabele bezoldiging wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de maximum bezoldiging bedoeld in paragraaf 3, eerste en tweede lid.
De in lid 6, 2°, bedoelde variabele bezoldiging wordt bepaald in functie van meetbare doelstellingen, financieel of andere, die minstens zes maanden op voorhand worden vastgelegd.
De instelling kent het volgende niet toe aan de beheerder :
1° een bezoldiging onder de vorm van aandelen, aandelenoptie of elk gelijkaardig product;
2° in het geval van vrijwillig of ingestemd vertrek van de beheerder, een vertrekpremie, ongeacht de naam of de aard ervan, met inbegrip van de giften, en dit, onverminderd de eventuele vergoedingen die verschuldigd zijn krachtens een concurrentiebeding;
3° in het geval van een vertrek ten gevolge van een eenzijdige verbreking vanwege de instelling of in het geval van ontbinding van bedoelde instelling, elke andere vertrekvergoeding dan die voorzien door de wetgeving van toepassing op de arbeidsverhouding.
In het geval van deeltijdse uitoefening van de functie van beheerder worden de maximum bezoldiging berekend naar rato van de overeengekomen arbeidsregeling.
Geen ander personeelslid mag een bezoldiging en voordelen hoger dan het in § 3, eerste lid, bedoelde plafond ontvangen, met uitzondering van de ziekenhuisgeneesheren en van de beoefenaars van gezondheidsberoepen respectievelijk bedoeld in artikel 8, eerste lid, 4°, en in artikel 9 van gecoördineerde wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen]2.
§ 4. [2 ...]2
§ 5. [2 ...]2
§ 6. [2 De bezoldiging geïnd als tegenprestatie van de uitoefening, door een bestuurder of een personeelslid van een instelling, van een afgeleid mandaat wordt rechtstreeks gestort aan de instelling waaronder de persoon die het afgeleide mandaat uitoefent, ressorteert.]2.
§ 7. Bij de vaststelling van de bezoldiging van een beheerder houdt de instelling rekening met volgende elementen:
1° zijn verantwoordelijkheidsniveau ;
2° zijn anciënniteit ;
3° zijn ervaring ;
4° zijn activiteitsdomein.
§ 8. Er kan in het contract van de beheerder een concurrentiebeding worden voorzien.
Als de beheerder zijn functies uitoefent in het kader van een arbeidsovereenkomst kan een concurrentiebeding worden ingevoegd vóór het einde van de contractuele relaties of op het ogenblik van de verbreking met inachtneming van de voorwaarden bepaald door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, o.a. met het oog op de activiteit van de betrokken instelling.
Een overeenkomst van concurrentiebeding kan worden afgesloten na afloop van de contractuele relaties met het oog op de activiteit van de betrokken instelling.
In ieder geval is het concurrentiebeding voor een periode van maximum zes maanden voorzien. De vergoeding ontvangen in dat opzicht is niet hoger dan de basisbezoldiging voor de helft van de voorziene periode van concurrentiebeding.
§ 9. De beheerder die een andere beroepsactiviteit wenst uit te oefenen ter aanvulling van zijn functie van beheerder vraagt het akkoord van het beheersorgaan waarin hij zijn functie uitoefent.
Het beheersorgaan doet uitspraak over dat verzoek rekening houdend met het effect dat deze andere functie kan hebben op de functie van beheerder in de instelling en bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten, o.a. wat betreft het effect op de maximum bezoldiging.
In afwijking van het eerste lid wordt het akkoord van het beheersorgaan niet aangevraagd als het gaat om een beroepsactiviteit of een mandaat van bestuurder [2 of van Regeringscommissaris]2, op beslissing van de Regering.
§ 10. Het beheersorgaan van een instelling bedoeld in artikel 3 richt in zijn midden een Bezoldigingscomité op.
Het Bezoldigingscomité heeft als opdracht om een advies uit te brengen over het beleid en de praktijken inzake bezoldiging in de instelling en om aanbevelingen uit te brengen over de individuele bezoldiging en enigerlei voordeel toegekend aan de beheerders.
Het Bezoldigingscomité bestaat in meerderheid uit niet-uitvoerbare bestuurders en op een pluralistische manier. De uitvoerende bestuurders mogen niet deelnemen aan de aanbevelingen over de individuele bezoldiging en allerlei voordelen toegekend aan de beheerders. [2 De voorzitter en de ondervoorzitter van de raad van bestuur maken niet deel uit van het bezoldigingscomité.]2
Het Bezoldigingscomité vergadert minstens twee keer per jaar en telkens als hij het nodig acht voor de uitvoering van zijn opdrachten.
Het Bezoldigingscomité brengt regelmatig verslag uit aan het beheersorgaan over de uitoefening van zijn opdrachten.
Afwijkingshalve wordt de instelling van openbaar nut waarvan het personeel aan de Waalse Ambtenarencode of aan een gelijkaardige reglementering is onderworpen, niet aan deze bepaling onderworpen.
§ 11. Het beheersorgaan van elke instelling en elk comité dat zij opricht krijgen een organiek reglement.
Het reglement bedoeld in het eerste lid voorziet minstens in welke mate en tegen welke voorwaarden een door één der leden van het beheersorgaan in de uitoefening van diens ambt vastgelegde uitgave terugbetaald kan worden door de instelling, evenals de opmaking door elk der leden van een jaarverslag met vermelding van de uitgaven door die leden vastgelegd in de uitoefening van hun ambt.]1
[2 § 12. De bedragen die onbehoorlijk door de overheidsbestuurder, de waarnemer of de beheerder worden geïnd, worden terugbetaald aan de instelling die de te veel ontvangen som heeft gestort.]2
[2 § 13. De regels bedoeld in dit artikel zijn van toepassing op het geheel van de akten tot aanwijzing van de overheidsbestuurders, waarnemers en beheerders en op het geheel van de contracten gesloten tussen de instelling en de beheerder, met inbegrip van de akten aangenomen en de contracten gesloten vóór of later de inwerkingtreding van deze bepaling.]2
(1)<DWG 2016-11-24/16, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 22-12-2016>
(2)<DWG 2018-03-29/46, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
(2)<DWG 2018-03-29/46, art. 31,4°, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>. Houden op van kracht te zijn op de datum van aanwijzing van het geheel van de leden van de Commissie voor Beroepsregels en Ethiek, overeenkomstig artikel 5 van het samenwerkingsakkoord van 13 maart 2014 tussen de Franse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest houdende oprichting van een Commissie voor Beroepsregels en Ethiek
Art. 15ter.
<Opgeheven bij DWG 2018-03-29/46, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
HOOFDSTUK IIIter. [1 Auditcomité]1
----------
(1)
Art.15quater. [1 § 1. Het beheersorgaan van een instelling richt uit zijn midden een auditcomité op.
Het auditcomité bestaat uit leden van de raad van bestuur die geen lid zijn van het uitvoerend bureau. Het maximumaantal leden van het auditcomité is niet hoger dan 25 % van het aantal leden van de raad van bestuur.
De voorzitter van het auditcomité wordt door de leden van het comité aangewezen.
Minstens één lid van het auditcomité beschikt over een praktische ervaring of over technische kennis inzake boekhouding of audit.
De beheerder van de instelling wordt met raadgevende stem op de vergaderingen uitgenodigd.
§ 2. De raad van bestuur bepaalt de opdrachten van het auditcomité die minstens de volgende opdrachten omvatten :
1° de mededeling aan de raad van bestuur van inlichtingen over de resultaten van de wettelijke controle op de jaarrekeningen en van uitleg over de wijze waarop de wettelijke controle op de jaarrekeningen en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde rekeningen bijgedragen hebben tot de integriteit van de financiële informatie en over de rol die het auditcomité in dit proces heeft gespeeld;
2° de opvolging van het proces voor de uitwerking van de financiële informatie en aanbevelingen of voorstellen om er de integriteit van te waarborgen;
3° de opvolging van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en beheer van de risico's van de instelling en van de opvolging van de interne audit en van de doeltreffendheid ervan;
4° de opvolging van de wettelijke controle van de jaarrekeningen, met inbegrip van de opvolging van de vragen en aanbevelingen die door de Regeringscommissaris worden geformuleerd;
Het auditcomité brengt regelmatig verslag uit aan de raad van bestuur over de uitoefening van zijn opdrachten, en dit, minstens bij de vaststelling door laatstgenoemde van de jaarrekeningen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/46, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 24-05-2018>
HOOFDSTUK IV. - Handvest.
Art.16. § 1. De regering of de toezichthoudend Minister sluit met elke overheidsbestuurder een handvest, "handvest van de overheidsbestuurder" genoemd overeen.
De regering stelt de inhoud van het handvest vast.
In dat handvest wordt minstens melding gemaakt van de verbintenis van de overheidsbestuurder om :
1° alle bepalingen van dit decreet na te leven en te waken over de openbare belangen en doelstellingen van de instelling, evenals over diens openbare aandeelhouder;
2° over de doeltreffende werking van het bestuursorgaan te waken;
3° de deontologische regels die uitvoerig uiteengezet worden bij regeringsbesluit, in het bijzonder wat de belangenconflicten, het gebruik van bevoorrechte inlichtingen, loyauteit, discretie en zorgvuldig beheer van de openbare gelden aangaat, na te leven;
4° zijn beroepsvaardigheden verder te ontwikkelen en bij te houden in de activiteitengebieden van de instelling;
5° erover te waken dat het bestuursorgaan de wet, de decreten of elke andere regelgevende bepaling evenals elke bepaling van het beheerscontract naleeft.
§ 2. De benoeming of het voorstel tot benoeming van de regering heeft enkel uitwerking nadat de overheidsbestuurder het handvest ondertekend heeft.
Art.17. § 1. De regering sluit een handvest af met elke persoon die zitting heeft in het bestuursorgaan van een rechtspersoon niet bedoeld in artikel 3 die door de regering of op diens voordracht wordt benoemd met of zonder toedoen van een derde.
De regering sluit een handvest af met de leden van het beheersorgaan van de rechtspersonen bedoeld in artikel 3 die benoemd worden door toedoen van een derde, al dan niet samen met de regering.
Die bepaling geldt niet voor de bestuurders die hun mandaat uitoefenen bij een vereniging zonder winstoogmerk.
De regering bepaalt de inhoud van het handvest.
In dat handvest wordt minstens melding gemaakt van de verbintenis van de bestuurder om :
1° over de doeltreffende werking van het bestuursorgaan te waken;
2° de deontologische regels die uitvoerig uiteengezet worden bij regeringsbesluit, in het bijzonder wat de belangenconflicten, het gebruik van bevoorrechte inlichtingen, loyauteit, discretie en zorgvuldig beheer van de openbare gelden aangaat, na te leven;
3° zijn beroepsvaardigheden verder te ontwikkelen en bij te houden in de activiteitengebieden van de instelling;
4° erover te waken dat het bestuursorgaan de wet, de decreten of elke andere regelgevende bepaling evenals elke bepaling van het beheerscontract naleeft.
§ 2. De benoeming of het voorstel tot benoeming van de regering heeft enkel uitwerking nadat de personen bedoeld in paragraaf 1 het handvest ondertekend hebben.
HOOFDSTUK V. - [1 Diverse, overgangs- en slotbepalingen]1
----------
(1)
Art.18. De instellingen waken erover hun statuten in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet.
Art. 18bis. [1 § 1. Als een erkende politieke groep binnen het Waals Parlement in het kader van de toepassing van artikel 4, § 1, de aanwijzing voorstelt van :
- twee personen, mogen deze personen niet van hetzelfde geslacht zijn;
- drie personen of meer, mag minstens één derde, afgerond naar de lagere of hogere eenheid, van het aantal personen voorgedragen door de groep niet van hetzelfde geslacht zijn als de overige personen die hij voordraagt.
Als een derde aan de Regering de aanwijzing binnen het bestuursorgaan van een in artikel 3, §§ 1 tot 3 bedoelde instelling voorstelt van :
- twee personen, mogen deze personen niet van hetzelfde geslacht zijn;
- drie personen of meer, mag minstens één derde, afgerond naar de lagere of hogere eenheid, van het aantal personen voorgedragen door de derde niet van hetzelfde geslacht zijn als de overige personen die hij voordraagt.
De derde kan van deze verplichtingen vrijgesteld worden als hij de Regering laat weten dat hij ze onmogelijk kan nakomen, mits motivering.
§ 2. De voorschriften bedoeld in paragraaf 1 zijn voor het eerst van toepassing bij de volledige hernieuwing, na de gewestelijke verkiezingen van 2009, van de mandaten van het bestuursorgaan die afhankelijk zijn van een benoeming of van een voorstel van de Regering.
Ondertussen en tot de datum van inwerkingtreding van de voorschriften bedoeld in paragraaf 1 zijn, voor het eerst bij de volledige hernieuwing na de gewestelijke verkiezingen van 2009 van de mandaten van het bestuursorgaan die afhankelijk zijn van een benoeming of van een voorstel van de Regering de volgende overgangsregels van toepassing.
1° als een een binnen het Waals Parlement erkende politieke groep in het kader van de tenuitvoerlegging van artikel 4, § 1, de aanwijzing van drie personen of meer voorstelt, mag minstens één derde van het dichtstbijzijnde veelvoud van drie, lager dan of gelijk aan het aantal personen voorgedragen door de groep, niet van hetzelfde geslacht zijn als de overige personen die hij voordraagt.
2° als één derde aan de Regering de aanwijzing binnen het bestuursorgaan van een in artikel 3, §§ 1 tot 3 bedoelde instelling voorstelt van drie personen of meer, mag minstens één derde van het dichtstbijzijnde veelvoud van drie, lager dan of gelijk aan het aantal personen voorgedragen door de derde, niet van hetzelfde geslacht zijn als de overige personen die hij voordraagt.
De derde kan van deze verplichtingen vrijgesteld worden als hij de Regering laat weten dat hij ze onmogelijk kan nakomen, mits motivering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2007-11-07/34, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 02-12-2007>
Art. 18ter. [1 Als de Regering een persoon aanwijst of zijn aanwijzing voordraagt, al dan niet met de tussenkomst van een derde, om zitting te hebben binnen het bestuursorgaan van een rechtspersoon die niet bedoeld wordt in artikel 3, §§ 1 tot 3, of, in afwijking van artikel 3, § 4, binnen een rechtspersoon die de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk heeft, overeenkomstig het decreet of het besluit tot oprichting van bedoelde rechtspersoon, de statuten ervan of de rechten van de Regering in het aandeelhouderschap, moet ook voldaan worden aan de verplichtingen tot bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen waarin artikel 18bis voorziet voor de politieke groepen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2007-11-07/34, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 02-12-2007>
Art. 19. De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit decreet lopende mandaten van overheidsbestuurder worden op de vervaldagen bepaald in het decreet of het besluit tot oprichting van de instelling, in diens statuten of in de benoemingsbesluiten beëindigd.