Artikels:
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° DAC-projecten : de dac-projecten, die voorkomen in de lijst als bijlagen III;
2° arbeidsplaatsen : de voormalige DAC-arbeidssplaatsen;
3° Polders : de openbare besturen geregeld bij de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
4° Wateringen : de openbare besturen geregeld bij de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen;
5° sectoren : de groep van Vlaamse milieu- en natuurverenigingen die onder het [3 beleidsdomein Omgeving]3 vallen en de groep van polders en wateringen, zoals omschreven in 3° en 4° van dit artikel, die onder het [3 beleidsdomein Omgeving]3 vallen;
6° initiatiefnemer : de organisatie die deel uitmaakt van één van de sectoren en die verantwoordelijk is voor één of meerdere voormalige dac-tewerkstellingsplaatsen;
7°[2 ...]2;
[1 7°bis de VMM voor wat betreft de sector polders en wateringen : de Vlaamse Milieumaatschappij;]1
8° werknemer : de werknemer, tewerkgesteld in het kader van een voormalig DAC-project;
9° vervanger : de werknemer die een werknemer, tewerkgesteld in het kader van een voormalig dac-project, vervangt wanneer de arbeidsovereenkomst van deze laatste werknemer geschorst wordt en wanneer er geen gewaarborgd loon uitbetaald wordt aan hem;
10° opvolger : de werknemer die een werknemer, tewerkgesteld in het kader van een voormalig DAC-project, vervangt wanneer de arbeidsovereenkomst van deze laatste werknemer beëindigd is;
11° loonkosten : de som van de reële jaarlijkse kosten van het bruto maandloon volgens de barema's waarbij de anciënniteit vóór 1987 niet in aanmerking genomen wordt, de eindejaarspremie, het wettelijk dubbel en enkelvoudig vakantiegeld, de wettelijke vakantiegelden bij uitdiensttreding, RSZ-bijdragen met inbegrip van de RSZ-kortingen, de tussenkomst in de verplaatsing van en naar het werk begrensd tot de algemeen wettelijk voorziene regelingen, de wettelijke bijdrage voor de dienst voor preventie en bescherming van het werk, en de premie arbeidsongevallenverzekering, opgenomen als bijlagen I en II van dit besluit;
12° maandloon : het maandelijkse salaris dat de werknemer ontvangt, zonder premies, toeslagen of extra-legale voordelen.
13° minister : het lid van de Vlaamse Regering, bevoegd voor Leefmilieu.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 383, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
(2)<BVR 2012-10-19/08, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 85, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
HOOFDSTUK II. - Subsidiëring van de voormalige dac-projecten.
Art.2.§ 1. [1 [2 Binnen de perken van de begrotingskredieten kunnen subsidies worden toegekend aan de initiatiefnemers door:
1° het hoofd van de Vlaamse Milieumaatschappij wat betreft de subsidies aan de groep polders en wateringen die onder het beleidsdomein Omgeving vallen;
2° het hoofd van het Departement Omgeving voor de groep van Vlaamse milieu- en natuurverenigingen die onder het beleidsdomein Omgeving vallen.]2]1
§ 2. De subsidies voor de dac-projecten worden omgezet naar reguliere subsidies als tegemoetkoming in de loonkosten van de werknemer.
----------
(1)<BVR 2012-10-19/08, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
(2)<BVR 2017-02-24/16, art. 86, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.3.[1 Aan de initiatiefnemers van de sector milieu- en natuurverenigingen wordt per voormalig DAC-project een subsidie toegekend die overeenstemt met de loonkosten en die begrensd is tot de loonkosten, opgenomen in bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd.
Aan de initiatiefnemers van de sector polders en wateringen wordt per voormalig DAC-project een subsidie toegekend die overeenstemt met 50 % van de loonkosten en die begrensd is tot 50 % van de loonkosten, opgenomen in bijlage II, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 2. Het begrensde bedrag van het maandloon dat in aanmerking komt voor subsidiëring en dat van toepassing is conform bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd, wordt verhoogd tot het bedrag van het actuele maandloon van de werknemer als dat actuele maandloon hoger ligt dan het begrensde maandloon dat van toepassing is op de werknemer. De voormelde verhoging is beperkt tot het bedrag van de rechten op het vlak van beloning die de werknemer verworven heeft tijdens de periode waarin de werknemer in het DAC-statuut werkte.
Het begrensde bedrag van het maandloon dat in aanmerking komt voor subsidiëring voor 50 % en dat van toepassing is conform bijlage II, die bij dit besluit is gevoegd, wordt verhoogd tot 50 % van het bedrag van het actuele maandloon van de werknemer als dat actuele maandloon hoger ligt dan het begrensde maandloon dat van toepassing is op de werknemer. De verhoging is beperkt tot het bedrag van de rechten op het vlak van beloning die de werknemer verworven heeft tijdens de periode waarin de werknemer in het DAC-statuut werkte ]1
----------
(1)<BVR 2022-03-18/04, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 30-03-2022>
HOOFDSTUK III. - Procedure.
Art.4.[1 Het eerste semester wordt, voor 31 maart, een voorschot uitgekeerd van 70 % van het in artikel 3 bepaalde subsidiebedrag. Het tweede semester wordt, voor 31 oktober, een voorschot uitgekeerd van 25 %.]1
----------
(1)<BVR 2012-10-19/08, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
Art.5.Voor [2 31 mei]2 van het jaar dat volgt op het jaar dat in aanmerking genomen wordt voor de subsidiëring, bezorgt de initiatiefnemer aan [1 de VMM voor wat betreft de sector polders en wateringen ofwel [2 aan het [3 Departement Omgeving]3]2, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen]1 de bewijsvoering van de effectieve tewerkstelling van de personeelsleden, tewerkgesteld in een voormalig DAC-project en een overzicht van de reëel betaalde loonkosten.
De minister bepaalt de vorm en inhoud van deze bewijsvoering.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 384, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
(2)<BVR 2012-10-19/08, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 87, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.6.§ 1. Het definitieve subsidiebedrag wordt berekend, toegekend en gesaldeerd na goedkeuring door [1 de VMM voor wat betreft de sector polders en wateringen ofwel [2 aan het [3 Departement Omgeving]3]2, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen]1 van de in artikel 5 vermelde bewijsvoering.
§ 2. Als zou blijken dat een initiatiefnemer meer voorschotten heeft ontvangen dan het definitieve subsidiebedrag, dan wordt het verschil door [1 de VMM voor wat betreft de sector polders en wateringen ofwel [2 aan het [3 Departement Omgeving]3]2, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen]1 teruggevorderd en/of in mindering gebracht van het eerstvolgende voorschot.
§ 3. [2 De initiatiefnemer wordt voor het einde van de maand augustus van het jaar dat volgt op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, op de hoogte gebracht van de berekening van het definitieve subsidiebedrag en het uit te betalen of terug te vorderen saldo.]2
§ 4. [2 Het verschil van het definitieve subsidiebedrag en de voorschotten van het jaar waarop het subsidiebedrag berekend wordt, wordt uitbetaald bij het voorschot voor het tweede semester van het jaar. Als dat verschil negatief is, wordt het verrekend bij hetzelfde voorschot.]2
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 384, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
(2)<BVR 2012-10-19/08, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 87, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.7.§ 1. Wanneer de arbeidsovereenkomst met een werknemer geschorst wordt en wanneer deze werknemer geen loon meer ontvangt, dan kan zijn vervanger gesubsidieerd worden.
[3 Het eerste lid is niet van toepassing voor de sector polders en wateringen.]3
§ 2. Het subsidiebedrag wordt berekend conform de bepalingen van artikel 3 en volgens dezelfde functie als de te vervangen werknemer. De maximale loonanciënniteit van de vervanger is beperkt tot 6 jaar, gebaseerd op effectieve en relevante ervaring.
§ 3. De initiatiefnemer moet [1 [3 ...]3 het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie]2, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen]1 onmiddellijk op de hoogte brengen van elke schorsing van een arbeidsovereenkomst en van elke nieuwe tewerkstelling.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 384, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
(2)<BVR 2012-10-19/08, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
(3)<BVR 2022-03-18/04, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 30-03-2022>
Art.8.§ 1. Wanneer de arbeidsovereenkomst met een werknemer wordt beëindigd, dan wordt de opvolger in deze functie gesubsidieerd indien de indiensttreding plaatsvindt binnen de eerste zes maanden, volgend op het einde van de arbeidsovereenkomst. Op gemotiveerde aanvraag van de initiatiefnemer kan [1 [4 ...]4 het [3 Departement Omgeving]3]2, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen]1 een verlenging toestaan van deze periode met maximaal 3 maanden.
[4 "Het eerste lid is niet van toepassing voor de sector polders en wateringen.]4
§ 2. Het subsidiebedrag wordt berekend conform de bepalingen van artikel 3. De maximale loonanciënniteit van de opvolger is beperkt tot 6 jaar, gebaseerd op effectieve en relevante ervaring.
§ 3. De initiatiefnemer moet [1 [4 ...]4 het [3 Departement Omgeving]3]2, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen]1 onmiddellijk op de hoogte brengen van elke beëindiging van een arbeidsovereenkomst en van elke nieuwe tewerkstelling.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 384, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
(2)<BVR 2012-10-19/08, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 87, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(4)<BVR 2022-03-18/04, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 30-03-2022>
Art.9.§ 1. Wanneer een arbeidsovereenkomst met een werknemer wordt beëindigd en hierdoor de arbeidsplaats gedurende meer dan zes maanden niet ingevuld wordt, vervalt de arbeidsplaats en wordt zij volgens parameters toegewezen binnen dezelfde sector. De minister bepaalt de procedure en parameters voor de toewijzing van vervallen arbeidsplaatsen.
Het eerste lid is niet van toepassing op de sector polders en wateringen.
§ 2. Onder invulling van de arbeidsplaats wordt de ondertekening van een arbeidsovereenkomst verstaan.
§ 3. Ook niet-initiatiefnemers kunnen een aanvraagdossier indienen.
§ 4. De nieuwe gecreëerde arbeidsplaatsen worden gesubsidieerd volgens de barema's zoals voorzien voor de onderscheiden sectoren in [1 "bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd,]1 en volgens de functie zoals toegekend in het voorheen goedgekeurde DAC-project, en met een startanciënniteit van maximum 6 jaar.
----------
(1)<BVR 2022-03-18/04, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 30-03-2022>
Art.10.§ 1.[4 . Wanneer een werkgever of de afdeling waar de werknemer in gewezen DAC-statuut werkzaam is, ophoudt te bestaan moet hij dit onmiddellijk melden aan het Departement Omgeving, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen. Hij kan voorstellen om het project, samen met de werknemer in gewezen DAC-statuut, over te dragen aan een andere organisatie. De overdracht kan enkel binnen de sector plaatsvinden. Ook niet-initiatiefnemers binnen de sector kunnen het project overnemen. Het gemotiveerde overdrachtsvoorstel, dat mede ondertekend wordt door de kandidaat-overnemer, wordt door de werkgever ter goedkeuring voorgelegd aan het Departement Omgeving, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen. Iedere sluiting van een afdeling of organisatie waar een werknemer in gewezen DAC-statuut werkzaam is, moet de werkgever onmiddellijk melden aan het Departement Omgeving, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen.]41.
§ 2. De werkgever kan een vraag tot wijziging van de functie-inhoud van een arbeidsplaats indienen bij [1 [4 ...]4 het [3 Departement Omgeving]3]2, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen]1. De minister bepaalt de voorwaarden tot goedkeuring van de vraag tot wijziging en de modaliteiten voor het onderzoek ervan.
§ 3. De minister kan bijkomende bepalingen vastleggen, waaraan het voorstel dient te voldoen.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 384, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
(2)<BVR 2012-10-19/08, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 88, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(4)<BVR 2022-03-18/04, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 30-03-2022>
Art.11. Bij een fusie, in gelijk welke vorm, van de initiatiefnemer met een of meerdere andere organisaties, en bij splitsing, in gelijk welke vorm, van een initiatiefnemer, wordt het project volledig of gedeeltelijk overgedragen naar de andere of nieuwe overnemende organisatie of organisaties. De minister kan bijkomende bepalingen vaststellen.
HOOFDSTUK IV. - Toezicht.
Art.12.[1 De VMM voor wat betreft de sector polders en wateringen ofwel [2 aan het [3 Departement Omgeving]3]2, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen]1 oefent ter plaatse of op stukken toezicht uit met betrekking tot de naleving van de bepalingen van dit besluit. Dit toezicht brengt het recht mee om de initiatiefnemer te bezoeken en om kennis te nemen van alle stukken en bescheiden die met de uitvoering van dit toezicht verband houden.
De initiatiefnemer verleent zijn volle medewerking aan de uitoefening van dit toezicht. Hij bezorgt [1 de VMM voor wat betreft de sector polders en wateringen ofwel [2 aan het [3 Departement Omgeving]3]2, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen]1, op eenvoudig verzoek, de stukken die met de uitoefening van dit toezicht verband houden.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 384, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
(2)<BVR 2012-10-19/08, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 87, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.13.[1 § 1. De vereffening van de subsidies wordt geheel of gedeeltelijk stopgezet overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof als de initiatiefnemer :
1° de voorwaarden niet naleeft, waaronder de subsidie werd verleend;
2° de subsidie niet aanwendt voor de doeleinden, waarvoor zij werd verleend of dubbelsubsidiëring wordt vastgesteld;
3° niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, vermeld in artikel 12.
De reeds vereffende subsidies worden geheel of gedeeltelijk teruggevorderd. Daarvoor kan aan de initiatiefnemer een termijn worden toegestaan.
Over de gehele of gedeeltelijke stopzetting van de vereffening van de subsidies, het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van reeds vereffende subsidies en het toestaan van een terugbetalingstermijn wordt beslist door :
1° [2 het hoofd van de Vlaamse Milieumaatschappij wat betreft de subsidies aan de groep polders en wateringen die onder het beleidsdomein Omgeving vallen;]2
2° [2 het hoofd van het Departement Omgeving voor de groep van Vlaamse milieu- en natuurverenigingen die onder het beleidsdomein Omgeving vallen.]2
Het voornemen tot stopzetting van de subsidiëring of tot terugvordering van subsidies wordt aan de initiatiefnemer verzonden met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheden en de voorwaarden om een bezwaarschrift in te dienen worden vermeld.
§ 2. Op straffe van onontvankelijkheid kan de initiatiefnemer tot uiterlijk 45 dagen na de ontvangst van het voornemen tot stopzetting van de subsidiëring of tot terugvordering van subsidies daartegen met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de minister. De initiatiefnemer kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.
In voorkomend geval moet de beslissing worden bevestigd of ingetrokken binnen zestig dagen na de ontvangst van het bezwaarschrift.
Als de initiatiefnemer geen bezwaarschrift heeft ingediend binnen de gestelde termijn of als de beslissing waartegen een bezwaarschrift is ingediend, werd bevestigd, wordt de subsidiëring geheel of gedeeltelijk stopgezet of worden de reeds uitbetaalde subsidies geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.
Als de beslissing wordt ingetrokken of als de beslissing binnen de gestelde termijn niet wordt bevestigd, wordt de subsidiëring voortgezet of blijven de reeds uitbetaalde subsidies behouden.]1
----------
(1)<BVR 2012-10-19/08, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
(2)<BVR 2017-02-24/16, art. 89, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
HOOFDSTUK V. - Overgang- en slotbepalingen.
Art.14. In afwijking van artikel 3 wordt voor het jaar 2004, het voorschot verminderd met 10 006 euro, gelet op de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 maart 2004 houdende de toekenning van een niet gereglementeerde subsidie als voorschot voor de loonkosten aan bepaalde initiatieven binnen polders, wateringen, milieuverenigingen en natuurverenigingen die personeelsleden tewerkstellen in een gewezen DAC-statuut.
Art.15.De initiatiefnemer moet [1 De VMM voor wat betreft de sector polders en wateringen ofwel [2 aan het [3 Departement Omgeving]3]2, voor wat betreft de sector milieu- en natuurverenigingen]1 onmiddellijk op de hoogte brengen, bij elke belangrijke wijziging in de arbeidsrelatie met de gesubsidieerde werknemer. Onder belangrijke wijzigingen worden onder meer verstaan : wijziging van de arbeidsduur, de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en alle schorsingsgevallen zonder loonwaarborg.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 384, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
(2)<BVR 2012-10-19/08, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Overgangsbepaling: art. 12>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 87, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.16. De minister kan extra voorwaarden opleggen waaraan de arbeidsovereenkomst onder meer inzake de continuering van de tewerkstellingssituatie en de toe te kennen anciënniteit moet voldoen.
Art.17. De Vlaamse minister, bevoegd voor Leefmilieu, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve regularisatie en toekenning van een subsidie aan bepaalde initiatieven binnen polders, wateringen, milieu- en natuurverenigingen die personeelsleden te werk stellen in een gewezen DAC-statuut.
Subsidieerbare loonkosten, van toepassing op de initiatiefnemers in de sector milieu- en natuurverenigingen.
De subsidieerbare loonkosten in deze bijlage gelden voor werknemers die in een werkweek van 38 of meer uren tewerkgesteld zijn.
De initiatiefnemers van werknemers met een arbeidsregime dat lager dan 38 uren, worden proportioneel hun arbeidsregime gesubsidieerd.
1) Subsidieerbare baremastructuur van toepassing op de werknemer van initiatiefnemers in de sector Milieu- en natuurverenigingen :
(Salarisschalen geldig op 1 januari 2003 en werknemers in een werkweek van 38 uren).
Ancienniteit | B211 | B111 | D121 |
0 | 1 746,71 | 1 384,58 | 1 366,64 |
1 | 1 778,69 | 1 427,16 | 1 391,72 |
2 | 1 837,31 | 1 469,74 | 1 416,8 |
3 | 1 895,94 | 1 512,32 | 1 441,89 |
4 | 1 895,94 | 1 512,32 | 1 441,89 |
5 | 1 954,56 | 1 576,21 | 1 441,89 |
6 | 1 954,56 | 1 576,21 | 1 492,03 |
7 | 2 013,21 | 1 640,09 | 1 492,03 |
8 | 2 013,21 | 1 640,09 | 1 492,03 |
9 | 2 130,45 | 1 703,98 | 1 542,19 |
10 | 2 130,45 | 1 703,98 | 1 542,19 |
11 | 2 197,97 | 1 767,88 | 1 542,19 |
12 | 2 197,97 | 1 767,88 | 1 592,33 |
13 | 2 288,86 | 1 831,77 | 1 592,33 |
14 | 2 288,86 | 1 831,77 | 1 592,33 |
15 | 2 379,72 | 1 895,65 | 1 642,47 |
16 | 2 379,72 | 1 895,65 | 1 642,47 |
17 | 2 470,58 | 1 959,54 | 1 642,47 |
18 | 2 470,58 | 1 959,54 | 1 692,64 |
19 | 2 561,49 | 2 023,42 | 1 692,64 |
20 | 2 561,49 | 2 023,42 | 1 692,64 |
21 | 2 652,36 | 2 087,43 | 1 742,78 |
22 | 2 652,36 | 2 087,43 | 1 742,78 |
23 | 2 743,22 | 2 151,34 | 1 742,78 |
24 | 2 743,22 | 2 151,34 | 1 805,49 |
25 | 2 834,1 | 2 215,25 | 1 855,63 |
26 | 2 834,1 | 2 215,25 | 1 855,63 |
27 | 2 924,97 | 2 279,16 | 1 855,63 |
Opmerkingen :
Onder anciënniteit wordt verstaan : de totale werkelijke anciënniteit verworven in dienst van de anciënniteit, waarbij de dienstjaar vóór 1987 niet in aanmerking genomen worden.
De inschaling in de subsidieerbare barema's gebeurt overeenkomstig de volgende tabel :
Functie | barema |
Secretaresse | B211 |
hulpboekhouder | |
opsteller | |
animator | |
documentalist | |
bediende (20100) | |
technicus-hulparbeider | B111 |
handlanger | |
arbeider voor onderhoud | |
landbouwdeskundige-landbouwtechnicus | |
hulptuinier/tuinbouw | |
houtbewerker | |
graficus | D121 |
regent | |
2) Subsidieerbare eindejaarspremie, van toepassing op de initiatiefnemers in de sector milieu- en natuurverenigingen :
De eindejaarspremie bestaat uit een volwaardige 13e maandloon, dwz het maandloon van een volledig gepresteerde kalendermaand.
3) Subsidieerbare vakantiegelden, van toepassing op initiatiefnemer in de sector milieu- en natuurverenigingen :
Zowel het verplichte dubbel, als het verplichte aanvullend vakantiegeld wordt gesubsidieerd :
4) Subsidieerbare bijdrage voor de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk :
Het subsidieerbare gedeelte is beperkt tot de wettelijke minimumbijdrage, die betaald moet worden voor de werknemer.
De éénmalige forfaitaire bijdrage wordt niet gesubsidieerd.
5) Verplaatsing van/naar het werk : algemeen geldende regeling 70 % sociaal abonnement.
Art. N2. Bijlage II bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve regularisatie en toekenning van een subsidie aan bepaalde initiatieven binnen polders, wateringen, milieu- en natuurverenigingen die personeelsleden te werk stellen in een gewezen DAC-statuut.
Subsidieerbare loonkosten, van toepassing op de initiatiefnemers in de sector polders en wateringen.
De subsidieerbare loonkosten in deze bijlage gelden voor werknemers die in een werkweek van 38 of meer uren tewerkgesteld zijn.
De initiatiefnemers van werknemers met een arbeidsregime dat lager dan 38 uren, worden proportioneel hun arbeidsregime gesubsidieerd :
1)[1 Voor 50 % subsidieerbare baremastructuur]1 van toepassing op de werknemer van initiatiefnemers in de sector polders en wateringen.
(Salarisschalen aan 100 %, geldig op 1 januari 2002 en werknemers in een werkweek van 38 uren).
Ancienniteit | B1 | B2 | B3 | D1 | D2 |
0 | 17 300 | 18 850 | 19 550 | 13 300 | 14 300 |
1 | 17 800 | 19 450 | 20 350 | 13 650 | 14 650 |
2 | 17 800 | 19 450 | 20 350 | 13 650 | 14 650 |
3 | 18 300 | 20 100 | 21 100 | 14 000 | 15 000 |
4 | 18 300 | 20 100 | 21 100 | 14 000 | 15 000 |
5 | 18 800 | 20 700 | 21 900 | 14 350 | 15 400 |
6 | 18 800 | 20 700 | 21 900 | 14 350 | 15 400 |
7 | 19 300 | 21 300 | 22 700 | 14 700 | 15 750 |
8 | 19 300 | 21 300 | 22 700 | 14 700 | 15 750 |
9 | 19 800 | 21 950 | 23 500 | 15 000 | 16 150 |
10 | 19 800 | 21 950 | 23 500 | 15 000 | 16 150 |
11 | 20 300 | 22 550 | 24 300 | 15 350 | 16 500 |
12 | 20 300 | 22 550 | 24 300 | 15 350 | 16 500 |
13 | 20 750 | 23 200 | 25 100 | 15 700 | 16 900 |
14 | 20 750 | 23 200 | 25 100 | 15 700 | 16 900 |
15 | 21 250 | 23 800 | 25 900 | 16 050 | 17 250 |
16 | 21 250 | 23 800 | 25 900 | 16 050 | 17 250 |
17 | 21 750 | 24 400 | 26 650 | 16 400 | 17 650 |
18 | 21 750 | 24 400 | 26 650 | 16 400 | 17 650 |
19 | 22 250 | 25 050 | 27 450 | 16 750 | 18 000 |
20 | 22 250 | 25 050 | 27 450 | 16 750 | 18 000 |
21 | 22 750 | 25 650 | 28 250 | 17 100 | 18 350 |
22 | 22 750 | 25 650 | 28 250 | 17 100 | 18 350 |
23 | 23 350 | 26 450 | 29 150 | 17 450 | 18 750 |
24 | 23 350 | 26 450 | 29 150 | 17 450 | 18 750 |
25 | 23 350 | 26 450 | 29 150 | 17 800 | 19 100 |
26 | 23 350 | 26 450 | 29 150 | 17 800 | 19 100 |
27 | 23 350 | 26 450 | 29 150 | 18 300 | 19 600 |
Ancienniteit | D3 | E1 | E2 | E3 |
0 | 15 500 | 12 900 | 13 550 | 14 200 |
1 | 15 850 | 13 050 | 13 700 | 14 350 |
2 | 15 850 | 13 050 | 13 700 | 14 350 |
3 | 16 250 | 13 200 | 13 850 | 14 500 |
4 | 16 250 | 13 200 | 13 850 | 14 500 |
5 | 16 600 | 13 350 | 14 000 | 14 650 |
6 | 16 600 | 13 350 | 14 000 | 14 650 |
7 | 17 000 | 13 500 | 14 150 | 14 800 |
8 | 17 000 | 13 500 | 14 150 | 14 800 |
9 | 17 350 | 13 650 | 14 300 | 14 950 |
10 | 17 350 | 13 650 | 14 300 | 14 950 |
11 | 17 700 | 13 800 | 14 450 | 15 100 |
12 | 17 700 | 13 800 | 14 450 | 15 100 |
13 | 18 100 | 13 950 | 14 600 | 15 250 |
14 | 18 100 | 13 950 | 14 600 | 15 250 |
15 | 18 450 | 14 100 | 14 750 | 15 400 |
16 | 18 450 | 14 100 | 14 750 | 15 400 |
17 | 18 850 | 14 250 | 14 850 | 15 550 |
18 | 18 850 | 14 250 | 14 850 | 15 550 |
19 | 19 200 | 14 400 | 15 000 | 15 700 |
20 | 19 200 | 14 400 | 15 000 | 15 700 |
21 | 19 600 | 14 550 | 15 150 | 15 850 |
22 | 19 600 | 14 550 | 15 150 | 15 850 |
23 | 19 950 | 14 700 | 15 300 | 16 000 |
24 | 19 950 | 14 700 | 15 300 | 16 000 |
25 | 20 350 | 14 850 | 15 450 | 16 150 |
26 | 20 350 | 14 850 | 15 450 | 16 150 |
27 | 20 700 | 15 000 | 15 650 | 16 550 |
Opmerkingen :
Onder anciënniteit wordt verstaan : de totale werkelijke anciënniteit verworven in dienst van de anciënniteit, waarbij de dienstjaar vóór 1987 niet in aanmerking genomen worden.
Schaal B2 wordt pas gesubsidieerd naar 9 dienstjaren in schaal B1.
Schaal B3 wordt pas gesubsidieerd na 9 dienstjaren in schaal B2.
Schaal D2 wordt pas gesubsidieerd naar 9 dienstjaren in schaal D1.
Schaal D3 wordt pas gesubsidieerd na 9 dienstjaren in schaal D2.
Schaal E2 wordt pas gesubsidieerd naar 9 dienstjaren in schaal E1.
Schaal E3 wordt pas gesubsidieerd na 9 dienstjaren in schaal E2.
De inschaling in de subsidieerbare barema's gebeurt overeenkomstig de volgende tabel:
Functie | barema |
Secretaresse | D1, D2 of D3 naargelang het |
| aantal dienstjaren |
hulpboekhouder | |
opsteller | |
animator | |
documentalist | |
bediende (20100) | |
| |
technicus-hulparbeider | E1, E2 of E3 naargelang het |
| aantal dienstjaren |
handlanger | |
arbeider voor onderhoud | |
landbouwdeskundige-landbouwtechnicus | |
hulptuinier/tuinbouw | |
houtbewerker | |
| |
graficus | B1, B2 of B3 naargelang het |
| aantal dienstjaren |
regent | |
2) [1 Voor 50 % subsidieerbare eindejaarspremie]1, van toepassing op de initiatiefnemers in de sector polders en wateringen :
De eindejaarspremie bestaat uit een geïndexeerd forfaitair bedrag van 296,6 euro (bedrag 2003), verhoogd met een niet-geïndexeerd bedrag van 148,74 euro.
3) [1 Voor 50 % subsidieerbare haard- en standplaatsvergoeding]1, van toepassing op de initiatiefnemers in de sector polders en wateringen :
De haardvergoeding is slechts subsidieerbaar indien zij betrekking heeft op een gehuwde werknemer, een werknemer die samenleeft, of een alleenstaande werknemer van wie één of meer kinderen die recht geven op kinderbijslag, deel uitmaken van het gezin.
[1 De subsidieerbare haardvergoeding bedraagt 50 % van 719,89 euro (100 % tewerkstelling) als het salaris 15.940,43 euro (100 % tewerkstelling) niet overschrijdt, en 50 % van 359,95 euro (100 % tewerkstelling) als het salaris hoger is dan 15.940,43 euro (100 % tewerkstelling), maar niet meer bedraagt dan 18.147,82 euro (100 % tewerkstelling).
In alle andere gevallen bedraagt de subsidieerbare standplaatsvergoeding 50 % van 359,95 euro (100 % tewerkstelling) op voorwaarde dat het salaris niet hoger is dan 15.940,43 euro (100 % tewerkstelling), en 50 % van 179,98 euro (100 % tewerkstelling) als het salaris hoger is dan 15.940,43 euro (100 % tewerkstelling), maar niet meer bedraagt dan 18.147,82 euro (100 % tewerkstelling]1.
In alle andere gevallen bedraagt subsidieerbare standplaatsvergoeding 359,95 euro (100 %) op voorwaarde dat het salaris niet hoger is dan 15 940,43 euro (100 %) en 179,98 euro (100 %) wanneer het salaris hoger is dan 15 940,43 euro (100 %) maar niet meer bedraagt dan 18 147,82 euro (100 %).
In het geval de werknemer samenleeft met een persoon of een echtgenoot heeft die beantwoord aan de voorwaarde om een haardtoelage te verkrijgen, wordt de haardvergoeding van de werknemer niet gesubsidieerd. Voor de werknemer die geen haardvergoeding geniet wordt - met respect met tot de bovenstaande loongrenzen - een standplaatsvergoeding gesubsidieerd.
Als de gezins- of inkomenssituatie wijzigt in de loop van de maand, dan wordt het - voor de werknemer - voordeligste stelsel gesubsidieerd.
Indien de verloning van de werknemer wiens loon hoger is dan 15 940,43 euro, resp. 18 147,82 euro, wordt de haard- of standplaatsvergoeding gedeeltelijk gesubsidieerd, opdat het gesubsidieerde loon niet kleiner zou zijn dan in het geval het gesubsidieerde loon gelijk zou zijn aan dat bedrag.
4) [1 Voor 50 % subsidieerbare vakantiegelden]1, van toepassing op de initiatiefnemers in de sector polders en wateringen :
Zowel het verplichte dubbel, als het verplichte aanvullend vakantiegeld wordt gesubsidieerd.
5) [1 Voor 50 % subsidieerbare bijdrage]1 voor de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk :
Het subsidieerbare gedeelte is beperkt tot de wettelijke minimumbijdrage, die betaald moet worden voor de werknemer.
De éénmalige forfaitaire bijdrage wordt niet gesubsidieerd.
6) Verplaatsing van/naar het werk : [1 50 % algemeen geldende regeling ]1 70 % sociaal abonnement.
----------
(1)<BVR 2022-03-18/04, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 30-03-2022>
Art. 1N3. Bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve regularisatie en toekenning van een subsidie aan bepaalde initiatieven binnen polders, wateringen, milieu- en natuurverenigingen die personeel te werk stellen in een gewezen DAC-statuut.
Sector milieu- en natuurverenigingen.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 15-10-2004, p. 72098-72099).
Art. 2N3. Bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve regularisatie en toekenning van een subsidie aan bepaalde initiatieven binnen polders, wateringen, milieu- en natuurverenigingen die personeel te werk stellen in een gewezen DAC-statuut.
Sector Polders en Wateringen.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 15-10-2004, p. 72099-72100).
Gewijzigd bij :
<BVR 2005-04-08/33, art. 1, Inwerkingtreding : 10-06-2005; B.S. 31-05-2005, p. 25259>