19 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de subsidie voor het begrotingsjaar 2004 voor een bedrag van 54 646 euro voor de levensbeschouwelijke en sociaal-economische verenigingen die erkend zijn om radioprogramma's op de VRT te verzorgen.
Art. 1-6
Artikel 1. De subsidie voor de uitzendingen door de verenigingen, erkend om radioprogramma's te verzorgen op de VRT bedraagt voor het begrotingsjaar 2004 in totaal 54 646 euro (vierenvijftigduizend zeshonderd zesenveertig euro).
De subsidie wordt aangerekend op het programma 72.3, basisallocatie 33.03 van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004.
Art.2. De subsidie wordt als volgt verdeeld :
1° Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) : 1 267 euro;
2° Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) : 1 267 euro;
3° Algemene Centrale der Liberale Vakverbonden van België : 760 euro;
4° v.z.w. Vlaams Economisch Verbond (VEV) : 1 014 euro;
5° v.z.w. Unizo : 760 euro;
6° v.z.w. Agrarische Televisie- en Radio-Omroep : 760 euro;
7° v.z.w. Gezinsbond 1 : 520 euro;
8° v.z.w. Katholieke Televisie- en Radio-Omroep (KTRO) : 18 050 euro;
9° v.z.w. Humanistische Vrijzinnige Radio : 16 150 euro;
10° v.z.w. Pro-Erts : 8 538 euro;
11° v.z.w. Israëlitische Godsdienstige Uitzendingen : 2 280 euro;
12° Orthodoxe Kerk in België : 2 280 euro.
Art.3. De bedragen, genoemd in artikel 2, worden in twee schijven uitbetaald :
1° een eerste gedeelte van 50 % wordt uitbetaald na de ondertekening van dit besluit;
2° een tweede gedeelte van 50 % wordt uitbetaald op 1 juli 2004.
Art.4. § 1. De verenigingen sturen een financiële verantwoording van de toegekende subsidies in. Daaruit blijkt dat de subsidies effectief worden aangewend voor het verzorgen van de radioprogramma's.
Die verantwoordingsstukken worden uiterlijk op 30 april 2004 aan de administratie Media bezorgd.
§ 2. Onverminderd de toepassing van de artikelen 55 tot en met 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, kunnen de gemachtigde ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en het Rekenhof toezicht uitoefenen op de aanwending van de in artikel 1 genoemde subsidie.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het mediabeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 maart 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering,
B. SOMERS
De Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport,
M. KEULEN.