5 DECEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de nadere regels voor de aanwerving van de leden van het dagelijks bestuur, de onverenigbaarheden voor de leden van het dagelijks bestuur en de zetel van de reguleringsinstantie bedoeld in het decreet betreffende water bestemd voor menselijke aanwending. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-01-2004 en tekstbijwerking tot 21-05-2008)
Art. 1-12
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° De minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, zoals vermeld in artikel 6, § 1, II, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen;
2° Het decreet : het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending;
De definities van het decreet zijn van toepassing op dit besluit.
Art.2. De Vlaamse reguleringsinstantie bedoeld in het decreet wordt opgericht. De zetel van de reguleringsinstantie wordt gevestigd in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Art.3. De leden van het dagelijks bestuur van de reguleringsinstantie, bedoeld in artikel 9, § 1 van het decreet, worden bij arbeidsovereenkomst voor zes jaar in dienst genomen door de reguleringsinstantie. Voor het afsluiten van de arbeidsovereenkomst met de leden van het dagelijks bestuur treedt de minister op namens de reguleringsinstantie, na machtiging door de Vlaamse regering. Het afsluiten van de arbeidsovereenkomst geldt als aanstelling in de zin van artikel 10 § 1 van het decreet.
Behoudens expliciet andersluidende bepalingen in decreten en besluiten van de Vlaamse regering mbt de reguleringsinstantie en in de arbeidsovereenkomsten met de leden van het dagelijks bestuur, is deel XIV van het Vlaams personeelsstatuut mutatis mutandis van toepassing op de leden van het dagelijks bestuur van de reguleringsinstantie.
Art.4. § 1. De in artikel 3 vermelde indienstnemingen gebeuren na oproep tot kandidaatsstelling door de publicatie van een vacaturebericht in het Belgisch Staatsblad.
§ 2. Het vacaturebericht vermeldt minstens :
1° de aanwervingsvoorwaarden;
2° de functiebeschrijving;
3° het gewenste profiel en de diplomavereisten;
4° de termijn, de voorschriften en het adres voor het indienen van de kandidaatstelling;
5° desgevallend de bij de kandidaatstelling te voegen stukken;
6° de duur van de overeenkomst;
7° de onverenigbaarheden, omschreven in artikel 6.
Art.5. De machtiging bedoeld in artikel 3 wordt bekomen op basis van een gemotiveerd voorstel van de minister. Dit gemotiveerd voorstel bevat de voorwaarden waartegen de voorzitter en de beheerders van de reguleringsinstantie hun opdracht zullen uitoefenen.
De bezoldiging van de bestuursleden wordt onderhandeld tussen de minister of zijn gemachtigde en de kandidaten. Met uitzondering van de voorzitter worden de beheerders gelijk bezoldigd.
Art.6. De leden van het dagelijks bestuur van de reguleringsinstantie mogen :
1° geen enkele functie of activiteit uitoefenen, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een beheerder of eigenaar van een privaat of openbaar waterdistributienetwerk, producent van water bestemd voor menselijke aanwending (andere dan voor eigen gebruik), houder van een leveringsvergunning, leverancier of tussenpersoon. Het verbod blijft van kracht gedurende één jaar na afloop van hun mandaat bij de reguleringsinstantie;
2° geen aandelen bezitten, of andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, uitgegeven door beheerders of eigenaars van private of openbare waterdistributienetwerken, producenten van water bestemd voor menselijke aanwending (ander dan voor eigen gebruik), houders van een leveringsvergunning, leveranciers of tussenpersonen, noch financiële instrumenten die toelaten om dergelijke aandelen of waardepapieren te verwerven of over te dragen, of die aanleiding geven tot een betaling in contanten die hoofdzakelijk afhankelijk is van de evolutie van de waarde van dergelijke aandelen of waardepapieren;
3° geen lid zijn van de wetgevende kamers, het Europees Parlement en de gemeenschaps- en gewestraden. Eveneens uitgesloten zijn ministers, staatssecretarissen, leden van gewest- of gemeenschapsregeringen, leden van het kabinet van een lid van de federale regering of van een gemeenschaps- of gewestregering, leden van de bestendige deputaties van de provincieraden en leden van het College van burgemeester en schepenen van een gemeente.
Art.7. Indien een lid van het dagelijks bestuur van de reguleringsinstantie, rechtstreeks of onrechtstreeks een belang heeft bij een beslissing, advies of andere akte van de reguleringsinstantie, mag deze de betreffende beraadslagingen van het dagelijks bestuur niet bijwonen, noch deelnemen aan de stemming. Hij moet de overige leden van het dagelijks bestuur hiervan vooraf inlichten. Er wordt melding gemaakt van het belangenconflict in de notulen van de vergadering.
Art.8. § 1. Uiterlijk drie maanden en ten vroegste zes maanden vóór het einde van zijn arbeidsovereenkomst van 6 jaar wordt elk betrokken lid van het dagelijks bestuur beoordeeld door de Vlaamse regering bijgestaan door een door haar aangestelde bekwaam geachte externe beoordelaar.
Alvorens een beoordeling te maken hoort deze externe beoordelaar de regeringscommissaris, de minister, en de voorzitter van de reguleringsinstantie in het geval de beoordeling over een andere bestuurder gaat.
Het doel van de beoordeling is te bepalen of het aangewezen is de arbeidsovereenkomst voor een volgende periode van 6 jaar te verlengen.
§ 2. Wanneer de beoordeling negatief is, zal de Vlaamse regering de minister machtigen de betrekking in te vullen overeenkomstig artikel 4.
Wanneer de beoordeling positief is, zal de Vlaamse regering het betrokken lid van het dagelijks bestuur opnieuw aanduiden voor een termijn van zes jaar door middel van een verlenging van zijn arbeidsovereenkomst overeenkomstig artikel 3.
§ 3. De arbeidsovereenkomst is een onbeperkt aantal keer verlengbaar, telkens voor een termijn van zes jaar. De overeenkomst wordt van rechtswege beëindigd wanneer betrokkene de volle leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt heeft.
Art.9. De Vlaamse regering machtigt de minister om in afwachting van de aanwerving van de voorzitter van het dagelijks bestuur, het materieel en financieel beheer van de reguleringsinstantie te voeren en de nodige uitgaven te doen verbonden aan de oprichting van de reguleringsinstantie.
De uitgaven worden aangerekend op de kredieten voor de dotatie aan de reguleringsinstantie zoals voorzien in basisallocatie 41.41 van het programma 61.5 van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Art.10. § 1. De in artikel 9 bedoelde bevoegdheid heeft betrekking op :
1° de handelingen en uitgaven voor de aankoop, de huur en de reservering van kantoorruimte, materiaal en daarmee verband houdende diensten;
2° het aangaan van verbintenissen en het verrichten van daaraan verbonden uitgaven inzake vervoers-, verzendings- en verplaatsingskosten, studies, softwareontwikkelingen, publicaties en adviesverstrekking, met inbegrip van diensten voor personeelsselectie en ondersteunende diensten.
§ 2 de minister kan de bevoegdheid in paragraaf 1 geheel of gedeeltelijk verder delegeren aan [1 de Vlaamse Milieumaatschappij]1.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 371, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.11. Dit besluit treedt in werking op 22 juli 2003.
Art. 12. De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 5 december 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
B. SOMERS
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking,
L. SANNEN