18 DECEMBER 2003. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in toepassing van artikel 46ter van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, ingelast bij ordonnantie van 2 juni 2003 betreffende het administratief toezicht en de financiële, budgettaire en boekhoudkundige voorschriften van het O.C.M.W., houdende vaststelling van de modaliteiten van de toekenning van een provisie voor geringe uitgaven.
Art. 1-10
Artikel 1. Het huidig besluit regelt, in toepassing van artikel 135 van de Grondwet, een aangelegenheid als bedoeld in artikel 128, § 1, van dezelfde wet.
Art.2. De kleine dagelijkse uitgaven als bedoeld in artikel 46ter van de voornoemde organieke wet zijn deze die enkel contant kunnen worden uitbetaald of die slechts verantwoord zijn om reden van de hoogdringendheid of van de veiligheid.
Art.3. Elke vastgelegde uitgave uitbetaald door middel van bedoelde provisie mag een bedrag van 500 euro niet overschrijden.
Art.4. Voor elk betrokken personeelslid, mag de provisie een bedrag van 1.500 euro niet overschrijden.
Art.5. Van zodra de toezichthoudende overheid zich niet meer kan verzetten tegen de uitvoering van de beslissing van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn betreffende de toekenning van de provisie, wordt zij tegen kwitantie, door de ontvanger overhandigd aan de betrokken personeelslid, die er persoonlijk verantwoordelijk voor is.
Art.6. De provisie wordt niet als uitgave in de boekhouding van het Centrum ingeschreven. De aan de ontvanger afgeleverde kwitantie vormt een geldwaardig bewijs door hem te bewaren.
Art.7. De voorzitter en de ontvanger zorgen ervoor, bij het beëindigen van de functies van de verantwoordelijke ambtenaar, dat de provisie of de verantwoordingsstukken van nog niet geregulariseerde betalingen, uitgevoerd op de provisie, worden overgemaakt aan de opvolger.
Art.8. De regelmatige uitgaven uitgevoerd door middel van de provisies worden terugbetaald aan het personeelslid belast met het beheer van de gelden op voorlegging van aanvragen tot uitbetaling. De aanvragen moeten minstens om de drie maanden worden ingediend, en, ten laatste uiterlijk op de laatste werkdag van het jaar waarop de gedane betalingen betrekking hebben.
Deze aanvragen, gestaafd door de betaalde facturen, kwitanties en ontvangstbewijzen afgeleverd door de leveranciers en getekend voor ontvangst en voor echtverklaring, worden bij ontvangst dadelijk in het grootbroek ingeschreven als definitief vastgelegde uitgaven en vervolgens toegevoegd aan het betalingsmandaat dat ten voordele van het personeelslid wordt uitgeschreven om de oorspronkelijke provisie weer samen te stelen.
Het verzoek tot terugbetaling mag uitsluitend uitgaven omvatten die op een zelfde artikel van de begroting van het centrum kunnen worden aangerekend.
De ontvanger moet het gebruik van de provisies minstens driemaandelijks en zonder voorafgaande verwittiging controleren.
Art.9. Het huidig besluit treedt in werking op 1 januari 2004.
Art. 10. De leden van het College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 december 2003.
Voor het Verenigd College :
Het lid van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen,
G. VANHENGEL.