Details





Titel:

5 DECEMBER 2004. - [Koninklijk besluit houdende vaststelling van productnormen voor inwendige verbrandingsmotoren in niet voor de weg bestemde mobiele machines]. <KB 2005-08-10/40, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-12-2004 en tekstbijwerking tot 09-04-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Aanvraag om een typegoedkeuring.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Typegoedkeuringsprocedure.
Art. 3
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van goedkeuringen.
Art. 4
HOOFDSTUK V. - Overeenstemming.
Art. 5
HOOFDSTUK VI. - Aanvaarding van gelijkwaardige goedkeuringen.
Art. 6, 6bis
HOOFDSTUK VII. - (In de handel brengen). <KB 2005-08-10/40, art. 6, § 1, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
Art. 7
HOOFDSTUK VIII. - Tijdschema's.
Afdeling A. - Motoren met compressieontsteking.
Art. 8
Afdeling B. - Motoren met elektrische ontsteking.
Art. 9
HOOFDSTUK IX. - Vrijstellingen en alternatieve procedures.
Art. 10
HOOFDSTUK X. - Maatregelen inzake de overeenstemming van de productie.
Art. 11
HOOFDSTUK XI. - Gebrek aan overeenstemming met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie.
Art. 12
HOOFDSTUK XII. - Keuringsinstantie.
Art. 13
Art. 13 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK XIII. - Wijzigingsbepalingen.
Art. 14
HOOFDSTUK XIV. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art. 15-18
Art. 18 Vlaams Gewest
Art. 19-21
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999022101  2002022179 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dat de omzetting in Belgisch recht beoogt van de Richtlijn 2002/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-Staten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines, wordt verstaan onder :
  1° niet voor de weg bestemde mobiele machine :
  mobiel werktuig, vervoerbare industriële uitrusting of voertuig met of zonder carrosserie, niet bestemd voor personen- of goederenverkeer over de weg, waarin een inwendige verbrandingsmotor als omschreven in bijlage I, deel 1, is gemonteerd;
  2° typegoedkeuring :
  de procedure waarbij door de keuringsinstantie wordt verklaard dat een type inwendige verbrandingsmotor of een motorfamilie, wat het niveau van de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor(en) betreft, aan de desbetreffende technische voorschriften van dit besluit voldoet;
  3° motortype :
  alle tot een categorie behorende motoren die niet van elkaar verschillen voor wat betreft de essentiële motorkenmerken vermeld in bijlage II, aanhangsel 1;
  4° motorfamilie :
  een door de fabrikant bepaalde groep van motoren die vanwege hun ontwerp naar verwachting vergelijkbare uitlaatemissie-eigenschappen hebben en die aan de voorschriften van dit besluit voldoen;
  5° kleine motorfamilie :
  een familie motoren met elektrische ontsteking met een totale jaarproductie van minder dan 5 000 stuks;
  6° oudermotor :
  een motor die zodanig uit een motorfamilie is geselecteerd dat hij voldoet aan de voorschriften van de punten 6 en 7 van bijlage I;
  7° ruilmotor :
  nieuw gebouwde motor die een motor in een machine vervangt en die alleen voor dit doel is geleverd;
  8° motor voor handapparatuur :
  motor die ten minste aan een van de volgende eisen voldoet
  - de motor wordt gebruikt in een apparaat dat gedurende de verrichting van zijn beoogde functie(s) door de bediener wordt gedragen;
  - de motor wordt gebruikt in een apparaat dat in verscheidene posities kan werken, bijvoorbeeld ondersteboven of zijwaarts, om beoogde functie(s) volledig te verrichten;
  - de motor wordt gebruikt in een apparaat waarvan het gecombineerde droge gewicht van motor en apparaat minder dan 20 kilogram bedraagt en dat ook ten minste één van de volgende kenmerken heeft :
  i) het apparaat wordt gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) door de bediener ondersteund ofwel gedragen,
  ii) het apparaat wordt gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) door de bediener ondersteund ofwel door de stand van zijn lichaam bestuurd,
  iii) de motor wordt gebruikt in een generator of een pomp;
  9° motor voor niet-handapparatuur :
  motor die niet valt onder de definitie van een motor voor handapparatuur;
  10° motor voor professionele multipositionele handapparatuur :
  motor voor handapparatuur die beantwoordt aan de beschrijving onder twee eerste koppeltekens van de definitie van een motor voor handapparatuur, en waarvoor de motorfabrikant ten behoeve van een keuringsinstantie heeft opgegeven dat een emissieduurzaamheidsperiode van categorie 3 (volgens bijlage IV, aanhangsel 4, punt 2.1), van toepassing is;
  11° emissieduurzaamheidsperiode :
  het in bijlage IV, aanhangsel 4, genoemde aantal uren dat wordt gebruikt ter bepaling van de verslechteringsfactoren;
  12° motorvermogen :
  het nettovermogen als omschreven in bijlage I, punt 2.4;
  13° productiedatum van de motor :
  de datum waarop de motor aan het einde van de productielijn de eindcontrole passeert. In dit stadium is de motor gereed voor levering of opslag;
  14° in de handel brengen :
  het voor de eerste maal tegen betaling dan wel kosteloos ter beschikking stellen van een motor op de markt met het oog op distributie en/of gebruik in de Europese Gemeenschap;
  15° fabrikant :
  de persoon of organisatie die tegenover de keuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuringsprocedure en instaat voor de overeenstemming van de productie. Het is niet noodzakelijk dat deze persoon of organisatie rechtstreeks betrokken is bij alle fasen van de bouw van de motor;
  16° kleine fabrikant van motoren met elektrische ontsteking :
  fabrikant met een totale jaarproductie van minder dan 25 000 stuks;
  17° keuringsinstantie :
  de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuring van een motor of een motorfamilie, voor het afgeven en intrekken van goedkeuringsformulieren, het fungeren als contactpunt voor de keuringsinstanties van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap en het verifiëren van de door de fabrikant genomen maatregelen inzake de overeenstemming van de productie en die is aangewezen in artikel 13;
  18° technische dienst :
  de organisatie(s) of instantie(s) die tot taak heeft (hebben) gekregen om als beproevingslaboratorium namens de keuringsinstantie proeven of inspecties te verrichten;
  [1 Deze functie wordt vervuld door [5 Vincotte NV]5, Jan Olieslagerslaan 35, B-1800 Vilvoorde;]1
  [5 voor de categorieën van activiteiten : b), c) en d) volgens artikel 47 van verordening (EU) 2016/1628; Bureau Veritas Marine Belgium & Luxembourg NV, Mechelsesteenweg 128-136, B-2018 Antwerpen, voor de categorieën van activiteiten : b), c) en d) volgens artikel 47 van verordening (EU) 2016/1628;]5
  [5 Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directoraat Generaal Scheepvaart, City Atrium, Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel, voor de categorie van activiteit b), voor motorcategorieën IWA en IWP; volgens artikel 47 van verordening (EU) 2016/1628;]5
  19° inlichtingenformulier :
  het formulier bedoeld in bijlage II, waarin staat vermeld welke gegevens door de aanvrager moeten worden verstrekt;
  20° informatiedossier :
  de map of het dossier met alle gegevens, tekeningen, foto's, enz. die door de aanvrager overeenkomstig de instructies van het inlichtingenformulier aan de technische dienst of de keuringsinstantie zijn verstrekt;
  21° informatiepakket :
  het informatiedossier plus alle beproevingsrapporten of andere stukken die de technische dienst of de keuringsinstantie tijdens de uitvoering van hun taken aan het informatiedossier hebben toegevoegd;
  22° inhoudsopgave bij het informatiepakket :
  het document waarin een opsomming wordt gegeven van de inhoud van het informatiepakket met een passende nummering of andere tekens voor een duidelijke aanduiding van alle bladzijden.
  (23° binnenschip : een schip bestemd om te worden gebruikt op de binnenwateren met een lengte van 20 meter of meer en een volume zoals gedefinieerd onder punt 2.8bis van hoofdstuk 2 van bijlage I, van 100 m3 of meer, of sleepboten of duwboten die zijn gebouwd om schepen met een lengte van 20 meter of meer te slepen of te duwen of langszij deze schepen te varen;
  Onder deze definitie vallen niet :
  - schepen bedoeld voor personenvervoer die naast de bemanning niet meer dan 12 passagiers vervoeren;
  - pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 24 meter (zoals gedefinieerd in artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 23 februari 2005 houdende vaststelling van essentiële veiligheidseisen en van essentiële eisen in verband met de geluids- en uitlaatemissies voor pleziervaartuigen);
  - dienstschepen die eigendom zijn van toezichthoudende instanties;
  - blusboten;
  - marineschepen;
  - visserijvaartuigen die in het register van visserijvaartuigen van de Gemeenschap zijn opgenomen;
  - zeeschepen, inclusief zeesleepboten en -duwboten die in getijdewateren of tijdelijk in binnenwateren in bedrijf zijn of hun basis hebben, mits deze voorzien zijn van een geldig navigatie- of veiligheidscertificaat zoals gedefinieerd onder punt 2.8ter van hoofdstuk 2 van bijlage I;
  24° fabrikant van originele uitrusting : fabrikant van een bepaald type mobiele machine dat niet voor gebruik op de weg bestemd is;
  25° flexibele regeling : de procedure waarbij een motorenfabrikant in de periode tussen twee opeenvolgende stadia van grenswaarden een beperkt aantal in niet voor weggebruik bestemde mobiele machines in te bouwen motoren in de handel mag brengen die uitsluitend voldoen aan de emissiegrenswaarden uit het vorige stadium;) <KB 2005-08-10/40, art. 2, 1°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  26° (oude 23°) basisrichtlijn : <KB 2005-08-10/40, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  de Richtlijn 97/68/EG van 16 december 1997 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines;
  27° (oude 24°) eerste wijzigingsrichtlijn : <KB 2005-08-10/40, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  de Richtlijn 2001/63/EG van de Commissie van 17 augustus 2001 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines
  28° (oude 25°) tweede wijzigingsrichtlijn : <KB 2005-08-10/40, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  de Richtlijn 2002/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines.
  (29° derde wijzigingsrichtlijn : de richtlijn 2004/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines;) <KB 2005-08-10/40, art. 2, 3°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  [2 30° vierde wijzigingsrichtlijn : de Richtlijn 2010/26/EU van de Commissie van 31 maart 2010 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines;]2
  [3 30° bis vijfde wijzigingsrichtlijn : de Richtlijn 2011/88/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG wat betreft de voorschriften voor motoren die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht;]3
  [4 30° ter zesde wijzigingsrichtlijn : de Richtlijn 2012/46/EU van de Commissie van 6 december 2012 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines;]4
  [ [2 31°]2 de Minister : de federale Minister die het Leefmilieu onder zijn bevoegdheden heeft.] <KB 2005-08-10/40, art. 2, 4°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  ----------
  (1)<KB 2010-04-26/05, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 20-05-2010>
  (2)<KB 2011-05-07/01, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2011>
  (3)<KB 2012-12-10/15, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 10-02-2012>
  (4)<KB 2014-04-25/58, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 05-06-2014>
  (5)<KB 2021-03-28/05, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 19-04-2021>

HOOFDSTUK II. - Aanvraag om een typegoedkeuring.
Art.2. § 1. De aanvraag om een typegoedkeuring van een motor of een motorfamilie wordt door de fabrikant ingediend bij de keuringsinstantie. De aanvraag gaat vergezeld van een informatiedossier, waarvan de inhoud is bepaald in het inlichtingenformulier in bijlage II van dit besluit. De technische dienst die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de goedkeuringsproeven krijgt de beschikking over een motor die voldoet aan de in aanhangsel 1 van bijlage II omschreven motortypekenmerken.
  § 2. Indien in het geval van een aanvraag om een typegoedkeuring van een motorfamilie de keuringsinstantie van mening is dat de geselecteerde oudermotor waarop de ingediende aanvraag betrekking heeft niet ten volle de in bijlage II, aanhangsel 2, beschreven motorfamilie vertegenwoordigt, dient een andere en, zo nodig, een extra oudermotor overeenkomstig de aanwijzingen van de keuringsinstantie ter beschikking te worden gesteld voor goedkeuring overeenkomstig § 1.
  § 3. Een aanvraag om goedkeuring voor een motortype of motorfamilie mag niet in meer dan één lidstaat van de Europese Gemeenschap worden ingediend. Voor ieder goed te keuren motortype en iedere goed te keuren motorfamilie wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend.

HOOFDSTUK III. - Typegoedkeuringsprocedure.
Art.3.§ 1. De keuringsinstantie die de aanvraag ontvangt, verleent typegoedkeuring voor alle motortypen of motorfamilies die in overeenstemming zijn met de gegevens van het informatiedossier en aan de voorschriften van dit besluit voldoen.
  § 2. De keuringsinstantie staat in voor het invullen van alle toepasselijke rubrieken van het goedkeuringsformulier in, waarvan zich een model bevindt in bijlage VII, voor ieder motortype of iedere motorfamilie waarvoor hij goedkeuring verleent en stelt de inhoudsopgave bij het informatiepakket samen of controleert deze. De goedkeuringsformulieren worden genummerd volgens het systeem van bijlage VIII. Het ingevulde typegoedkeuringsformulier en de bijlagen worden aan de aanvrager toegezonden.
  § 3. Indien de goed te keuren motor zijn functie slechts vervult of een bijzonder kenmerk slechts vertoont in combinatie met andere onderdelen van de niet voor de weg bestemde mobiele machine en daarom de naleving van één of meer voorschriften slechts kan worden geverifieerd wanneer de goed te keuren motor in combinatie met andere gesimuleerde of echte onderdelen van de machine functioneert, moet de geldigheid van de typegoedkeuring van de motor dienovereenkomstig worden beperkt. In het goedkeuringsformulier voor een motortype of motorfamilie worden de eventuele beperkingen van het gebruik vermeld, alsmede eventuele voorwaarden waaraan bij montage moet worden voldaan.
  § 4. De keuringsinstantie :
  a) zendt maandelijks aan de keuringsinstanties van de overige lidstaten van de EG een lijst (die de in bijlage IX vermelde gegevens bevat) van de goedkeuringen van de motortypen en motorfamilies die zij in die maand heeft verleend, geweigerd of ingetrokken;
  b) zendt, op verzoek van de keuringsinstantie van een andere lidstaat, voorts onverwijld :
  - een kopie van het goedkeuringsformulier en/of informatiepakket voor ieder motortype en iedere motorfamilie waarvoor zij de goedkeuring heeft verleend, geweigerd dan wel ingetrokken,
  en/of;
  - de lijst van motoren die zijn geproduceerd in overeenstemming met de verleende typegoedkeuringen, zoals beschreven in artikel 5, § 3, met de in bijlage X vermelde gegevens
  en/of;
  - een kopie van de in artikel 5, § 4, bedoelde verklaring.
  § 5. De keuringsinstantie zendt jaarlijks, en bovendien telkens wanneer daarom wordt verzocht, aan de Commissie een kopie van het in bijlage XI bedoelde gegevensformulier betreffende de motoren die sinds de laatste kennisgeving zijn goedgekeurd.
  [1 § 6. Motoren met compressieontsteking voor een andere toepassing dan voor de voortstuwing van motortreinstel en binnenschepen kunnen volgens een flexibele regeling in de handel worden gebracht overeenkomstig de procedure van bijlage XIII en van de leden 1 tot en met 5.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-10/15, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 10-02-2012>

HOOFDSTUK IV. - Wijziging van goedkeuringen.
Art.4. § 1. De keuringsinstantie die een typegoedkeuring heeft verleend neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij in kennis wordt gesteld van eventuele wijzigingen van de gegevens van het informatiepakket.
  § 2. De aanvraag om wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring wordt uitsluitend ingediend bij de keuringsinstantie van de lid-Staat die de oorspronkelijke typegoedkeuring heeft verleend.
  § 3. Indien bepaalde gegevens van het informatiepakket zijn gewijzigd, gaat de keuringsinstantie als volgt te werk :
  - zij zorgt voor de nodige herziene bladzijde(n) van het informatiepakket; op iedere herziene bladzijde moeten duidelijk de aard van de wijziging en de datum van de heruitgave zijn aangegeven. Bij iedere afgifte van herziene bladzijden worden ook de inhoudsopgave van het informatiepakket (die bij het typegoedkeuringsformulier is gevoegd) voor de betrokken bladzijden de data van de laatste herziening vermeld;
  - zij verstrekt een herzien typegoedkeuringsformulier (met een daarbij behorend uitbreidingsnummer) indien de daarin voorkomende gegevens (de bijlagen buiten beschouwing gelaten) zijn gewijzigd of indien de voorschriften van de richtlijn sinds de op de goedkeuring vermelde datum zijn veranderd. Op het herziene formulier moet duidelijk de reden voor de herziening en de datum van afgifte van het herziene formulier worden vermeld.
  Indien de keuringsinstantie van mening is dat een wijziging in een informatiepakket reden is voor nieuwe proeven of controles, stelt zij de fabrikant daarvan in kennis en geeft zij bovengenoemde documenten pas af nadat nieuwe proeven of controles met goed gevolg zijn verricht.

HOOFDSTUK V. - Overeenstemming.
Art.5. § 1. De fabrikant brengt op iedere eenheid die in overeenstemming met het goedgekeurde type is geproduceerd de in bijlage I, punt 3, vastgestelde merktekens aan, met inbegrip van het typegoedkeuringsnummer.
  § 2. Indien het goedkeuringsformulier overeenkomstig artikel 3, § 3, beperkingen van het gebruik omvat, verstrekt de fabrikant bij iedere gefabriceerde eenheid gedetailleerde gegevens over deze beperkingen en vermeldt hij eventuele voorwaarden waaraan bij montage moet worden voldaan. Indien een reeks motortypen aan één machinefabrikant wordt geleverd, behoeft aan die fabrikant slechts één inlichtingenformulier te worden verstrekt, met een lijst van de betrokken motoridentificatienummers, en wel uiterlijk op de datum van levering van de eerste motor.
  § 3. De fabrikant zendt op verzoek aan de keuringsinstantie die de typegoedkeuring heeft verleend binnen 45 dagen na het einde van ieder kalenderjaar en onverwijld na iedere datum waarop gewijzigde voorschriften van dit besluit van kracht worden en onmiddellijk na iedere datum die de keuringsinstantie kan vaststellen, een lijst met de hele reeks identificatienummers voor elk motortype dat in overeenstemming met de voorschriften van dit besluit is geproduceerd sinds de laatste lijst werd ingediend of sinds de voorschriften voor dit besluit voor het eerst van kracht waren. Indien het motorcodesysteem daarover geen uitsluitsel geeft, moet deze lijst het verband aangeven tussen de identificatienummers en de overeenkomstige motortypen of motorfamilies en de typegoedkeuringsnummers. Voorts moet de lijst gegevens terzake bevatten indien de fabrikant niet langer een goedgekeurd(e) motortype of motorfamilie produceert. Indien niet wordt verlangd dat de lijst op gezette tijdstippen aan de keuringsinstantie wordt toegezonden, moet de fabrikant de gegevens gedurende ten minste 20 jaar bewaren.
  § 4. De fabrikant zendt binnen 45 dagen na het einde van ieder kalenderjaar en op iedere in artikel 8 vermelde datum van inwerkingtreding aan de keuringsinstantie die de typegoedkeuring heeft verleend, een verklaring met een omschrijving van de motortypen en motorfamilies en met vermelding van de desbetreffende motoridentificatiecodes voor de motoren die hij voornemens is vanaf dat tijdstip te produceren.
  (§ 5. Motoren met compressieontsteking die volgens een flexibele regeling in de handel zijn gebracht, worden overeenkomstig bijlage XIII gemerkt.) <KB 2005-08-10/40, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>

HOOFDSTUK VI. - Aanvaarding van gelijkwaardige goedkeuringen.
Art.6. De keuringsinstantie aanvaardt de in bijlage XII genoemde typegoedkeuringen en, waar toepasselijk, bijbehorende goedkeuringsmerken als zijnde in overeenstemming met dit besluit.

Art. 6bis. <Ingevoegd bij KB 2005-08-10/40, art. 5; Inwerkingtreding : 22-08-2005> § 1. Dit artikel is van toepassing op motoren die bestemd zijn voor montage in binnenschepen. De §§ 2 en 3 zijn niet van toepassing totdat de gelijkwaardigheid van de met de derde wijzigingsrichtlijn vastgestelde eisen en die welke zijn vastgesteld in het kader van de Conventie van Mannheim voor de Rijnvaart is erkend door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (hierna te noemen : CCR), en de Europese Commissie hiervan op de hoogte is gebracht.
  § 2. Tot en met 30 juni 2007 mag de keuringsinstantie het in de handel brengen niet verbieden van motoren die voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld door de CCR, fase I, en waarvoor de emissiegrenswaarden zijn omschreven in bijlage XIV.
  § 3. Vanaf 1 juli 2007 en tot de inwerkingtreding van een verder pakket grenswaarden als gevolg van verdere wijzigingen van de basisrichtlijn mag de keuringsinstantie het in de handel bren vastgesteld door de CCR, fase II, en waarvoor emissiegrenswaarden zijn omschreven in bijlage XV.
  § 4. Voor de toepassing van dit besluit dient een hulpmotor van binnenschepen met een vermogen van meer dan 560 kW aan dezelfde eisen als voortstuwingsmotoren te voldoen.

HOOFDSTUK VII. - (In de handel brengen).
Art.7. § 1. (De keuringsinstantie mag het in de handel brengen van al dan niet reeds in machines ingebouwde motoren niet verbieden, indien de motoren voldoen aan de voorschriften van dit besluit.) <KB 2005-08-10/40, art. 6, § 2, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  § 2. De keuringsinstantie staat alleen de inschrijving, in voorkomend geval, of het in de handel brengen toe van nieuwe motoren, al dan niet reeds in machines ingebouwd, die voldoen aan de voorschriften van dit besluit.
  § 3. De keuringsinstantie die een typegoedkeuring verleent, neemt met betrekking tot die goedkeuring de nodige maatregelen om, indien nodig in samenwerking met de keuringsinstanties van de overige lidstaten van de Europese Gemeenschap, de identificatienummers van de motoren die in overeenstemming met de voorschriften van dit besluit zijn geproduceerd, te registreren en te controleren.
  § 4. Een extra controle van de identificatienummers kan eventueel worden gecombineerd met de controle van de overeenstemming van de productie als bedoeld in artikel 11.
  § 5. Met betrekking tot de controle van de identificatienummers verstrekken de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde agenten, onverwijld op verzoek aan de bevoegde keuringsinstantie alle benodigde gegevens betreffende zijn/hun directe kopers alsook de identificatienummers van de motoren waarvan is medegedeeld dat zij in overeenstemming met de bepalingen van artikel 5, § 3, zijn geproduceerd. Indien de motoren worden verkocht aan een machinefabrikant, zijn geen nadere gegevens vereist.
  § 6. Indien de fabrikant, na een verzoek daartoe van de keuringsinstantie, niet in staat is de in artikel 5 bedoelde voorschriften te verifiëren, met name in samenhang met § 5, kan de goedkeuring die voor het betrokken motortype of de betrokken motorfamilie overeenkomstig dit besluit is verleend, worden ingetrokken. Daarvan wordt kennisgeving gedaan volgens de procedure van artikel 12, § 4.

HOOFDSTUK VIII. - Tijdschema's.
Afdeling A. - Motoren met compressieontsteking.
Art.8. § 1. Toekenning van typegoedkeuringen : de keuringsinstantie mag noch de typegoedkeuring voor een motortype of motorfamilie, noch de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document weigeren, en mag geen andere typegoedkeuringseisen stellen met betrekking tot verontreinigende emissies voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een motor is gemonteerd, indien de motor voldoet aan de voorschriften van dit besluit wat betreft de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes.
  § 2. Typegoedkeuringen fase I (motorcategorieën A/B/C) : de volgende categorieën werden onderscheiden :
  A : 130 kW <= P <=560 kW,
  B : 75 kW <= P < 130 kW,
  C : 37 kW <= P < 75 kW.
  § 3. Typegoedkeuringen fase II (motorcategorieën D, E, F en G) :
  de keuringsinstantie weigert voor een motortype of een motorfamilie de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document, alsook enige andere typegoedkeuring voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin (een nog niet in de handel gebrachte) motor is gemonteerd, met een vermogen overeenkomstig de volgende categorieën : <KB 2005-08-10/40, art. 7, 1°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  D : 18 kW <= P < 37 kW,
  E : 130 kW <= P <= 560 kW,
  F : 75 kW <= P < 130 kW,
  G : 37 kW <= P < 75 kW,
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.3 van bijlage I.
  (§ 3bis. Typegoedkeuring van motoren van fase III A (motorcategorieën H, I, J en K) :
  de keuringsinstantie weigert voor de volgende motortypes of motorfamilies de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document, alsook enige andere typegoedkeuring voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een nog niet in de handel gebrachte motor is gemonteerd :
  H : vanaf 30 juni 2005 voor motoren - anders dan motoren met constant toerental - met een geleverd vermogen 130 kW <= P <= 560 kW,
  I : vanaf 31 december 2005 voor motoren - anders dan motoren met constant toerental - met een geleverd vermogen 75 kW <= P < 130 kW,
  J : vanaf 31 december 2006 voor motoren - anders dan motoren met constant toerental - met een geleverd vermogen 37 kW <= P < 75 kW,
  K : vanaf 31 december 2005 voor motoren - anders dan motoren met constant toerental - met een geleverd vermogen 19 kW <= P < 37 kW,
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.4 van bijlage I.
  § 3ter. Typegoedkeuring van motoren met constant toerental van fase III A (motorcategorieën H, I, J en K) :
  de keuringsinstantie weigert voor de volgende motortypes of motorfamilies de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document, alsook enige andere typegoedkeuring voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een nog niet in de handel gebrachte motor is gemonteerd :
  H-motoren met constant toerental : vanaf 31 december 2009 voor motoren met een geleverd vermogen 130 kW <= P < 560 kW,
  I-motoren met constant toerental : vanaf 31 december 2009 voor motoren met een geleverd vermogen 75 kW <= P < 130 kW,
  J-motoren met constant toerental : vanaf 31 december 2010 voor motoren met een geleverd vermogen 37 kW <= P < 75 kW,
  K-motoren met constant toerental : vanaf 31 december 2009 voor motoren met een geleverd vermogen 19 kW <= P < 37 kW,
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.4 van bijlage I.
  § 3quater. Typegoedkeuring van motoren van fase III B (motorcategorieën L, M, N en P) :
  de keuringsinstantie weigert voor de volgende motortypes of motorfamilies de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document, alsook enige andere typegoedkeuring voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een nog niet in de handel gebrachte motor is gemonteerd :
  L : vanaf 31 december 2009 voor andere motoren dan motoren met constant toerental met een geleverd vermogen 130 kW <= P <= 560 kW,
  M : vanaf 31 december 2010 voor andere motoren dan motoren met constant toerental met een geleverd vermogen 75 kW <= P < 130 kW,
  N : vanaf 31 december 2010 voor andere motoren dan motoren met constant toerental met een geleverd vermogen 56 kW <= P < 75 kW,
  P : vanaf 31 december 2011 voor andere motoren dan motoren met constant toerental met een geleverd vermogen 37 kW <= P < 56 kW,
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.5 van bijlage I.
  § 3quinquies. Typegoedkeuring van motoren van fase IV (motorcategorieën Q en R) :
  de keuringsinstantie weigert voor de volgende motortypes of motorfamilies de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document, alsook enige andere typegoedkeuring voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een nog niet in de handel gebrachte motor is gemonteerd :
  Q : vanaf 31 december 2012 voor andere motoren dan motoren met constant toerental met een geleverd vermogen 130 kW <= P <= 560 kW,
  R : vanaf 30 september 2013 voor andere motoren dan motoren met constant toerental met een geleverd vermogen 56 kW <= P < 130 kW,
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.6 van bijlage I.
  § 3sexies. Typegoedkeuring van voortstuwingsmotoren van fase III A die in binnenschepen worden gebruikt (motorcategorie V) :
  de keuringsinstantie weigert voor de volgende motortypes of motorfamilies de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document :
  V1:1 : vanaf 31 december 2005 voor motoren met een geleverd vermogen van 37 kW of meer en een slagvolume van minder dan 0,9 liter per cilinder,
  V1:2 : vanaf 30 juni 2005 voor motoren met een slagvolume van 0,9 liter of meer, maar minder dan 1,2 liter per cilinder,
  V1:3 : vanaf 30 juni 2005 voor motoren met een slagvolume van 1,2 liter of meer, maar minder dan 2,5 liter per cilinder en een geleverd vermogen van 37 kW <= P < 75 kW,
  V1:4 : vanaf 31 december 2006 voor motoren met een slagvolume van 2,5 liter of meer, maar minder dan 5 liter per cilinder,
  V2 : vanaf 31 december 2007 voor motoren met een slagvolume van 5 liter per cilinder of meer,
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.4 van bijlage I.
  § 3septies. Typegoedkeuring van voortstuwingsmotoren van fase III A die in motortreinstellen worden gebruikt (motorcategorieën RC) :
  de keuringsinstantie weigert voor de volgende motortypes of motorfamilies de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document :
  RC A : vanaf 30 juni 2005 voor motoren met een geleverd vermogen van meer dan 130 kW,
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.4 van bijlage I.
  § 3octies. Typegoedkeuring van voortstuwingsmotoren van fase III B die in motortreinstellen worden gebruikt (motorcategorieën RC) :
  de keuringsinstantie weigert voor de volgende motortypes of motorfamilies de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document :
  RC B : na 31 december 2010 voor motoren met een geleverd vermogen van meer dan 130 kW,
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.5 van bijlage I.
  § 3nonies. Typegoedkeuring van voortstuwingsmotoren van fase III A die in locomotieven worden gebruikt (motorcategorieën RL en RH) :
  de keuringsinstantie weigert voor de volgende motortypes of motorfamilies de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document :
  RL A : na 31 december 2005 voor motoren met een geleverd vermogen van 130 kW <= P <= 560 kW,
  RH A : na 31 december 2007 voor motoren met een geleverd vermogen van 560 kW < P,
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.4 van bijlage I.
  De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op de motortypes of motorfamilies in kwestie met betrekking waartoe een koopcontract is afgesloten vóór 20 mei 2004, vooropgesteld dat de motor niet later op de markt wordt gebracht dan twee jaar na de datum die voor die categorie locomotieven van toepassing is.
  § 3decies. Typegoedkeuring van voortstuwingsmotoren van fase III B die in locomotieven worden gebruikt (motorcategorie R) :
  de keuringsinstantie weigert voor de volgende motortypes of motorfamilies de typegoedkeuring en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document :
  R B : na 31 december 2010 voor motoren met een geleverd vermogen van meer dan 130 kW,
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.5 van bijlage I.
  De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op de motortypes of motorfamilies in kwestie met betrekking waartoe een koopcontract is afgesloten vóór 20 mei 2004, vooropgesteld dat de motor niet later op de markt wordt gebracht dan twee jaar na de datum die voor die categorie locomotieven van toepassing is.) <KB 2005-08-10/40, art. 7, 2°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005> <Erratum, B.S. 09.09.2005, p. 39568 en vogende>
  § 4. (Voor wat betreft het in de handel brengen en de productiedata van de motoren gelden de volgende bepalingen.) <KB 2005-08-10/40, art. 7, 3°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  Met uitzondering van machines en motoren die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen, staat de keuringsinstantie de registratie, in voorkomend geval, en het in de handel brengen van nieuwe, al dan niet reeds in een machine ingebouwde motoren van de categorieën D en E alleen toe, indien die motoren voldoen aan de voorschriften van dit besluit en zijn goedgekeurd in overeenstemming met één van deze categorieën, als omschreven in § 3.
  Na de hieronder vermelde data, met uitzondering van machines en motoren die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen, staat de keuringsinstantie de registratie, in voorkomend geval, en het in de handel brengen van nieuwe, al dan niet reeds in een machine ingebouwde motoren van de categorieën F en G alleen toe, indien die motoren voldoen aan de voorschriften van dit besluit en zijn goedgekeurd in overeenstemming met één van deze categorieën, als omschreven in § 3 :
  categorie F : 31 december 2002;
  categorie G : 31 december 2003.
  Indien het motoren van categorieën F en G betreft die voor de hierboven bedoelde data zijn geproduceerd wordt voor beide categorieën de toepassing van dit voorschrift uitgesteld tot de volgende data :
  categorie F : 31 december 2004;
  categorie G : 31 december 2005.
  (§ 5. Ongeacht het bepaalde in §§ 3octies en 3nonies en in artikel 6bis, staat de keuringsinstantie na de hierna genoemde data, met uitzondering van machines en motoren die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen, het in de handel brengen van al dan niet reeds in een machine ingebouwde motoren, alleen toe indien die motoren voldoen aan de voorschriften van dit besluit en zijn goedgekeurd in overeenstemming met één van de categorieën, als omschreven in § 3bis tot en met § 3decies :
  - Fase III A andere dan motoren met constant toerental :
  categorie H : 31 december 2005
  categorie I : 31 december 2006
  categorie J : 31 december 2007
  categorie K : 31 december 2006
  - Fase III A binnenschepen :
  categorie V1 :
  1 : 31 december 2006
  categorie V1 :
  2 : 31 december 2006
  categorie V1 :
  3 : 31 december 2006
  categorie V1 :
  4 : 31 december 2008
  categorie V2 : 31 december 2008
  - Fase III A motoren met constant toerental :
  categorie H : 31 december 2010
  categorie I : 31 december 2010
  categorie J : 31 december 2011
  categorie K : 31 december 2010
  - Fase III A motortreinstellen :
  categorie RC A : 31 december 2005
  - Fase III A locomotieven :
  categorie RL A : 31 december 2006
  categorie RH A : 31 december 2008
  - Fase III B andere dan motoren met constant toerental :
  categorie L : 31 december 2010
  categorie M : 31 december 2011
  categorie N : 31 december 2011
  categorie P : 31 december 2012
  - Fase III B motortreinstellen :
  categorie RC B : 31 december 2011
  - Fase III B locomotieven :
  categorie R B : 31 december 2011
  - Fase IV andere dan motoren met constant toerental :
  categorie Q : 31 december 2013
  categorie R : 30 september 2014
  Voor elke categorie worden bovenstaande eisen ten aanzien van motoren die vóór genoemde datum zijn geproduceerd, met twee jaar opgeschort.
  De toestemming die telkens voor één fase van emissiegrenswaarden wordt verleend, loopt af met ingang van de verplichte ten uitvoerlegging van de grenswaarden van de volgende fase.
  § 6. Met betrekking tot motortypen of motorfamilies die vóór de onder § 4 vermelde data voldoen aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.1.2.4, 4.1.2.5, 4.1.2.6 van bijlage I, staat de keuringsinstantie een bijzondere etikettering toe om aan te geven dat de motoren in kwestie vóór de vastgestelde data aan de grenswaarden voldoen.) <KB 2005-08-10/40, art. 7, 4°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>

Afdeling B. - Motoren met elektrische ontsteking.
Art.9.§ 1. Ten behoeve van dit besluit worden motoren met elektrische ontsteking in de volgende klassen verdeeld.
  Hoofdklasse S : kleine motoren met nettovermogen <= 19 kW
  Hoofdklasse S wordt verdeeld in twee categorieën :
  H : motoren voor handapparatuur
  N : motoren voor niet-handapparatuur

Klasse/categorieSlagvolume (cm3)
--
Motoren voor handapparatuur 
Klasse SH:1< 20
Klasse SH:2=> 20 en < 50
Klasse SH:3=> 50
  
Motoren voor niet handapparatuur 
Klasse SN:1< 66
Klasse SN:2=> 66 en < 100
Klasse SN:3=> 100 en < 225
Klasse SN:4=> 225

  § 2. De keuringsinstantie mag na de publicatiedatum van dit besluit de typegoedkeuring van een vonkontstekingsmotortype of -motorfamilie en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document niet weigeren en mag geen andere typegoedkeuringseisen stellen met betrekking tot luchtverontreinigende emissies van niet voor de weg bestemde machines waarin een motor is gemonteerd, indien de motor voldoet aan de voorschriften van dit besluit voor wat betreft de uitstoot van verontreinigende gassen.
  § 3. Voor wat betreft de typegoedkeuringen fase I geldt het volgende. De keuringsinstantie weigert de typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document, en andere typegoedkeuringen voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een motor is gemonteerd vanaf de publicatiedatum van dit besluit, indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van de verontreinigende gassen uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.2.2.1 van bijlage I.
  § 4. Voor de typegoedkeuringen fase II geldt het volgende.
  De keuringsinstantie weigert de typegoedkeuring van een motortype of een motorfamilie en de afgifte van het in bijlage VII bedoelde document, en andere typegoedkeuringen voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een motor is gemonteerd :
  na de publicatiedatum van dit besluit voor motoren van klassen SN:1 en SN:2,
  na 1 augustus 2006 voor motoren van klassen SN:4,
  na 1 augustus 2007 voor motoren van klassen SH:1, SH:2 en SN:3
  na 1 augustus 2008 voor motoren van klassen SH:3
  indien de motor niet voldoet aan de voorschriften van dit besluit en indien de uitstoot van verontreinigende gassen uit de motor niet voldoet aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.2.2.2 van bijlage I.
  § 5. Zes maanden na het verstrijken van de datum die overeenkomstig § 3 en § 4 geldt voor iedere motorcategorie, staat de keuringsinstantie het in de handel brengen van al dan niet reeds in een machine ingebouwde motoren van de betrokken categorie alleen toe indien die motoren voldoen aan de voorschriften van dit besluit, met uitzondering van machines en motoren die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen.
  § 6. Voor motortypes of motorfamilies die reeds vóór de in § 4 vermelde data voldoen aan de grenswaarden in de tabel in punt 4.2.2.2 van bijlage I, staat de keuringsinstantie toe dat de bewuste apparatuur van een speciaal etiket wordt voorzien om aan te geven dat het vóór de vastgestelde data aan de voorgeschreven grenswaarden voldoet.
  § 7. De onderstaande motoren zijn voor een periode van drie jaar vrijgesteld van de verplichting tot naleving van de data voor de implementatie van de emissievoorschriften van fase II. Voor deze motoren blijven gedurende deze drie jaren de emissievoorschriften van fase I van toepassing :
  - handkettingzagen : handapparaat voor het zagen van hout met een zaagketting, ontworpen om met twee handen te worden vastgehouden en met een cilinderinhoud van meer dan 45 cc volgens EN ISO 11681-1;
  - bovenhands bediende machines (d.w.z. handboren en kettingzagen voor snoeiwerkzaamheden) : handapparaat voorzien van een handvat aan de bovenzijde voor het boren van gaten of het zagen van hout met een zaagketting (volgens ISO 11681-2);
  - trimmers met een interne verbrandingsmotor : handapparaat met een draaiende schijf van metaal of plastic voor het afsnijden van onkruid, struikgewas, kleine bomen en soortgelijke vegetatie. Het apparaat moet ontworpen zijn volgens EN ISO 11806 voor multipositioneel gebruik, bijvoorbeeld horizontaal of ondersteboven, en een cilinderinhoud van meer dan 40 cc hebben;
  - heggenscharen : handapparaat voor het snoeien van heggen en struiken door middel van een of meer heen en weer bewegende snijbladen volgens EN 774;
  - slijpschijven met een interne verbrandingsmotor : handapparaat voor het snijden van harde materialen, zoals steen, asfalt, beton of staal, door middel van een draaiende metalen schijf en met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc volgens EN 1454;
  - niet-handmachines met horizontale schacht klasse SN :
  3 : uitsluitend niet-handmachines van klasse SN :
  3 met een horizontale schacht die een vermogen van 2,5 kW of minder hebben en voornamelijk worden gebruikt voor specialistische, industriële doeleinden, inclusief frezen, messenkooien, gazonbeluchters en generatoren.
  [1 Onverminderd het eerste lid wordt, binnen de categorie bovenhands bediende machines, een termijnverlenging toegestaan tot 31 juli 2013 voor professionele multipositionele heggenscharen en kettingzagen voor snoeiwerkzaamheden waarin motoren van de klassen SH:2 en SH:3 zijn gemonteerd.]1
  [§ 8. Indien het motoren betreft die vóór die data zijn geproduceerd, kan de Minister, op verzoek van de keuringsinstantie, voor elke categorie de in de paragrafen 3, 4 en 5 genoemde termijn evenwel verlengen met een periode van twee jaar.] <KB 2005-08-10/40, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  ----------
  (1)<KB 2011-05-07/01, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2011>

HOOFDSTUK IX. - Vrijstellingen en alternatieve procedures.
Art.10.§ 1. (De bepalingen van de artikelen 7, § 1 en § 2, 8, § 4, en 9, § 5, zijn niet van toepassing op :
  - motoren voor gebruik door het leger;
  - overeenkomstig §§ 2 en 3 vrijgestelde motoren;
  - motoren voor het gebruik in machines die voornamelijk bestemd zijn voor het te water laten en binnenhalen van reddingsboten;
  - motoren voor het gebruik in machines die voornamelijk bestemd zijn voor het te water laten en binnenhalen van vanaf het strand te water gelaten boten.) <KB 2005-08-10/40, art. 9, 1°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  § 2. (Onverminderd de bepalingen van de artikelen 6bis en 8, § 3octies en § 3nonies, moeten vervangende motoren, met uitzondering van motortreinstellen, locomotieven en motoren die in binnenschepen worden gebruikt, voldoen aan de grenswaarden waaraan de te vervangen motor moest voldoen toen hij in de handel werd gebracht.
  [2 ...]2
  [2 § 2bis. In afwijking van artikel 8, §§ 3octies, 3decies en 5, kan de keuringsinstantie toestemming geven voor het in de handel brengen van de volgende motoren voor motortreinstelmotortreinstel en locomotieven :
   a) ruilmotoren die voldoen aan de fase III A-grenswaarden, indien ze dienen ter vervanging van motoren voor motortreinstelmotortreinstel en locomotieven die :
   i) niet aan de fase III A-norm voldoen; of
   ii) aan de fase III A-norm voldoen, maar niet voldoen aan de fase III B-norm;
   b) ruilmotoren die niet voldoen aan de fase III A-grenswaarden, indien ze dienen ter vervanging van motoren voor motortreinstel zonder besturing en die niet in staat zijn zelfstandig te bewegen, voor zover deze ruilmotoren voldoen aan een norm die niet minder streng is dan de norm waaraan motoren die gemonteerd zijn in bestaande motortreinstel van hetzelfde type voldoen.
   Toelatingen krachtens deze paragraaf mogen enkel worden verleend indien de keuringsinstantie overtuigd is dat het gebruik van een ruilmotor die voldoet aan de eisen van de meest recente toepasselijke emissiefase in het motortreinstel of de locomotief in kwestie zou gepaard gaan met aanzienlijke technische moeilijkheden.]2
  [2 § 2ter. Op motoren die vallen onder § 2 of § 2bis wordt een etiket aangebracht met de tekst " RUILMOTOR " en met de unieke referentie van de afwijking in kwestie. ".
   3° in paragraaf 8, ingevoegd bij koninklijk besluit van 10 augustus 2005, en vervangen bij koninklijk besluit van 26 april 2010, wordt het eerste lid vervangen als volgt :
   " De keuringsinstantie staat het in de handel brengen van motoren zoals gedefinieerd in bijlage I, punt 1 onder A, sub i), ii) en v), toe volgens de flexibele regeling overeenkomstig de bepalingen van bijlage XIII.]2
  § 3. Op verzoek van de fabrikant kan de keuringsinstantie restantvoorraden van motoren of voorraden van niet voor de weg bestemde mobiele machines voor wat hun motoren betreft, onder de volgende voorwaarden vrijstellen van de in artikel 9, § 4, vastgestelde termijn(en) voor het in de handel brengen :
  - de fabrikant dient voor de inwerkingtreding van de termijn(en) een aanvraag in bij de keuringsinstantie die het (de) betrokken motortype(n)/familie(s) heeft goedgekeurd;
  - de aanvraag van de fabrikant bevat als omschreven in artikel 5, § 3, een lijst van de nieuwe motoren die niet binnen de gestelde termijn(en) in de handel worden gebracht; voor motoren die voor de eerste maal onder dit besluit vallen, dient hij zijn aanvraag in bij de keuringsinstantie waar de motoren opgeslagen zijn;
  - in de aanvraag worden de technische en/of economische beweegredenen voor de aanvraag opgegeven;
  - de motoren zijn in overeenstemming met een type of familie waarvoor de typegoedkeuring niet langer geldig is of waarvoor nog geen typegoedkeuring vereist was, maar die met inachtneming van de termijn(en) zijn geproduceerd;
  - de motoren bevinden zich voor het verstrijken van de termijn(en) werkelijk binnen de Europese Gemeenschap;
  - het maximum aantal nieuwe motoren van één of meer typen die in ons land in de handel worden gebracht op grond van deze vrijstelling, mag niet méér bedragen dan 10 % van de nieuwe motoren van alle betrokken typen die in het afgelopen jaar in ons land in de handel zijn gebracht;
  - indien de aanvraag door de keuringsinstantie wordt aanvaard, deelt deze binnen één maand de gegevens van, en de redenen voor, de aan de fabrikant verleende ontheffingen aan de keuringsinstanties van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap mede;
  - de keuringsinstantie die ontheffingen krachtens dit artikel verleent, ziet erop toe dat de fabrikant alle desbetreffende verplichtingen naleeft;
  - de keuringsinstantie geeft voor elke betrokken motor een certificaat van overeenstemming met een speciale vermelding af. In voorkomend geval mag gebruik worden gemaakt van een geconsolideerd document dat alle betrokken motoridentificatienummers bevat;
  - de keuringsinstantie zendt de Commissie jaarlijks een lijst van de verleende ontheffingen met opgave van de redenen daarvoor.
  Deze mogelijkheid is beperkt tot een periode van twaalf maanden, ingaande op de datum waarop de termijn(en) voor het in de handel brengen voor het eerst voor de motoren gold(en).
  § 4. Voor kleine motorfabrikanten wordt de toepassing van de voorschriften van artikel 9, § 4 en § 5, drie jaar uitgesteld.
  § 5. Voor kleine motorfamilies worden de voorschriften van artikel 9, § 4 en § 5, vervangen door de overeenkomstige voorschriften van fase I tot maximaal 25 000 stuks, mits de betrokken motorfamilies ieder een verschillende cilinderinhoud hebben.
  (§ 6. Motoren kunnen overeenkomstig de bepalingen van bijlage XIII volgens een flexibele regeling in de handel worden gebracht.
  § 7. De bepalingen van § 3 zijn niet van toepassing op motoren die in binnenschepen worden gebruikt.
  § 8. [1 De keuringsinstantie staat het in de handel brengen van motoren zoals gedefinieerd in bijlage I, A, i), en A, ii), toe volgens de flexibele regeling overeenkomstig de bepalingen van bijlage XIII.
   Het verzoek van een fabrikant van originele uitrusting aan de keuringsinstantie gebeurt via de website www.manufacturer-offroad.be/
   Het aantal motoren dat vermeld wordt in bijlage XIII slaat op het totale grondgebied van de Europese Unie.
   Op de etiketten mag ook een gelijkluidende tekst in het Engels vermeld worden.
   De etiketten moeten leesbaar en zichtbaar worden aangebracht.]1 ) <KB 2005-08-10/40, art. 9, 2°, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  ----------
  (1)<KB 2010-04-26/05, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 20-05-2010>
  (2)<KB 2012-12-10/15, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 10-02-2012>

HOOFDSTUK X. - Maatregelen inzake de overeenstemming van de productie.
Art.11. § 1. De keuringsinstantie die een typegoedkeuring verleent, neemt de nodige maatregelen om, indien nodig in samenwerking met de keuringsinstanties van de overige lidstaten van de Europese Gemeenschap, te controleren of met betrekking tot de voorschriften van punt 5 van bijlage I afdoende maatregelen zijn getroffen om ervoor te zorgen dat doeltreffende controle op de overeenstemming van de productie wordt uitgeoefend alvorens de typegoedkeuring wordt verleend.
  § 2. De keuringsinstantie die een typegoedkeuring heeft verleend, neemt de nodige maatregelen om, indien nodig in samenwerking met de keuringsinstanties van de overige lid-Staten van de Europese Gemeenschap, te controleren of de in § 1 bedoelde maatregelen met betrekking tot de voorschriften van punt 5 van bijlage I, nog steeds afdoende zijn en of elke geproduceerde motor die krachtens dit besluit van een EG-typegoedkeuringsnummer is voorzien nog steeds in overeenstemming is met de beschrijving die in het goedkeuringsformulier en de bijlagen is gegeven voor het goedgekeurde motortype of de goedgekeurde motorfamilie.

HOOFDSTUK XI. - Gebrek aan overeenstemming met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie.
Art.12. § 1. Er is gebrek aan overeenstemming met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie, indien er afwijkingen worden geconstateerd van de gegevens op het goedkeuringsformulier en/of in het informatiepakket en indien deze afwijkingen niet door de keuringsinstantie zijn toegestaan op grond van artikel 4, § 3.
  § 2. Indien de keuringsinstantie constateert dat motoren die van een certificaat van overeenstemming of een goedkeuringsmerk zijn voorzien niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type of de door hem goedgekeurde familie, neemt hij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in productie zijnde motoren opnieuw in overeenstemming worden gebracht met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie. De keuringsinstantie stelt de keuringsinstanties van de overige lid-Staten van de Europese Gemeenschap in kennis van de genoemde maatregelen die, zo nodig, kunnen gaan tot intrekking van de typegoedkeuring.
  § 3. Indien de keuringsinstantie aantoont dat motoren die van een EG-goedkeuringsnummer zijn voorzien niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type of met de goedgekeurde familie, kan hij de lidstaat van de Europese Gemeenschap die de typegoedkeuring heeft verleend verzoeken te controleren of de in productie zijnde motoren in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie. Deze controle moet binnen zes maanden na de datum van het verzoek worden uitgevoerd.
  § 4. De keuringsinstantie stelt de keuringsinstanties van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap binnen één maand in kennis van de intrekking van een typegoedkeuring en van de redenen daarvoor.
  § 5. Indien de keuringsinstantie het haar door de keuringsinstantie(s) van de andere lid-Staten van de Europese Gemeenschap ter kennis gebrachte gebrek aan overeenstemming betwist, tracht zij het geschil met deze andere keuringsinstantie(s) op te lossen. De Europese Commissie wordt op de hoogte gehouden teneinde voorzover nodig het dienstige overleg te plegen om tot een oplossing te komen.

HOOFDSTUK XII. - Keuringsinstantie.
Art.13.§ 1. De keuringsinstantie is het directoraat-generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
  (In afwijking van het eerste lid, is de keuringsinstantie voor wat betreft binnenschepen, de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer van de FOD Mobiliteit en Vervoer die daartoe aangesteld is.
  In afwijking van het eerste lid, is de keuringsinstantie voor wat betreft motortreinstellen en locomotieven, het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de FOD Mobiliteit en Vervoer.) <KB 2005-08-10/40, art. 10, § 1, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  § 2. Een fabrikant kan in zijn aanvraag tot typegoedkeuring of tot wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring één of meerdere onafhankelijke en bekwame technische diensten voorstellen aan de keuringsinstantie ter uitvoering van de noodzakelijke proeven en inspecties. De fabrikant staat borg voor de vergoeding van de kosten van de technische dienst of diensten voor de genoemde proeven en inspecties.
  De keuringsinstantie meldt een eventueel bezwaar inzake onafhankelijkheid en bekwaamheid uiterlijk binnen de twee maanden na ontvangst van één van beide aanvragen waarvan sprake in het vorige lid. Elk bezwaar is met redenen omkleed en beëindigt de aanvraag waarvan sprake in het vorige lid.
  § 3. Op verzoek van de fabrikant, kan de e keuringsinstantie op basis van een voorafgaandelijke schriftelijke borgstelling van de fabrikant voor de vergoeding van de kosten waarvan sprake in § 2, zelf overgaan tot de aanduiding van één of meerdere technische diensten in het kader van een nieuwe aanvraag tot typegoedkeuring of tot wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring. Elke aanduiding gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten van werken, leveringen en diensten en van haar uitvoeringsbesluiten en op basis van een bestek dat alleszins voldoende eisen inzake onafhankelijkheid en bekwaamheid vermeldt.
  (§ 4. Kosten van de keuringsinstantie vermeld in § 1, eerste lid, worden vergoed als volgt : voor elke nieuwe aanvraag dient 500 EUR gestort te worden op een rekeningnummer van de FOD als vermeld in § 1, eerste lid, te bepalen door de Minister of zijn gemachtigde. Voor wijzigingen van bestaande aanvragen bedraagt de vergoeding 200 EUR.
  Kosten van de keuringsinstantie vermeld in § 1, tweede lid, worden vergoed als volgt : voor elke aanvraag tot typegoedkeuring of tot wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring, dient 2.000 EUR gestort te worden op een rekeningnummer van de FOD Mobiliteit en Vervoer te bepalen door de Minister tot wiens bevoegdheid de maritieme zaken en de scheepvaart behoren of zijn gemachtigde.
  Kosten van de keuringsinstantie vermeld in § 1, derde lid, worden vergoed als volgt : voor elke aanvraag tot typegoedkeuring of tot wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring, dient 2.000 EUR gestort te worden op een rekeningnummer van de FOD als vermeld in § 1, eerste lid, te bepalen door de Minister of zijn gemachtigde.
  De buitenlandse reis- en verblijfskosten van de ambtenaren van de keuringsinstanties als bedoeld in § 1, komen ten laste van de aanvrager van de typegoedkeuring.
  § 5. De technische diensten, als bedoeld in de §§ 2 en 3, moeten voldoen aan de beoordelingscriteria van de betreffende geharmoniseerde normen. Zij dienen hiervoor te beschikken over een accreditatie afgeleverd door het Belgisch Accreditatiesysteem, conform de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling of door een gelijkwaardige accreditatie-instelling opgericht binnen de Europese Economische Ruimte.
  Een fabrikant kan niet als technische dienst worden erkend.
  Een technische dienst kan, met toestemming van de keuringsinstantie, apparatuur van derden gebruiken.) <KB 2005-08-10/40, art. 10, § 2, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>

Art.13_VLAAMS_GEWEST.  § 1. De keuringsinstantie is het directoraat-generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.  (In afwijking van het eerste lid, is de keuringsinstantie voor wat betreft binnenschepen, [1 het met de scheepvaartcontrole belaste personeelslid van de bevoegde dienst dat]1 daartoe aangesteld is.  In afwijking van het eerste lid, is de keuringsinstantie voor wat betreft motortreinstellen en locomotieven, het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de FOD Mobiliteit en Vervoer.) <KB 2005-08-10/40, art. 10, § 1, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>  § 2. Een fabrikant kan in zijn aanvraag tot typegoedkeuring of tot wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring één of meerdere onafhankelijke en bekwame technische diensten voorstellen aan de keuringsinstantie ter uitvoering van de noodzakelijke proeven en inspecties. De fabrikant staat borg voor de vergoeding van de kosten van de technische dienst of diensten voor de genoemde proeven en inspecties.  De keuringsinstantie meldt een eventueel bezwaar inzake onafhankelijkheid en bekwaamheid uiterlijk binnen de twee maanden na ontvangst van één van beide aanvragen waarvan sprake in het vorige lid. Elk bezwaar is met redenen omkleed en beëindigt de aanvraag waarvan sprake in het vorige lid.  § 3. Op verzoek van de fabrikant, kan de e keuringsinstantie op basis van een voorafgaandelijke schriftelijke borgstelling van de fabrikant voor de vergoeding van de kosten waarvan sprake in § 2, zelf overgaan tot de aanduiding van één of meerdere technische diensten in het kader van een nieuwe aanvraag tot typegoedkeuring of tot wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring. Elke aanduiding gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten van werken, leveringen en diensten en van haar uitvoeringsbesluiten en op basis van een bestek dat alleszins voldoende eisen inzake onafhankelijkheid en bekwaamheid vermeldt.  (§ 4. Kosten van de keuringsinstantie vermeld in § 1, eerste lid, worden vergoed als volgt : voor elke nieuwe aanvraag dient 500 EUR gestort te worden op een rekeningnummer van de FOD als vermeld in § 1, eerste lid, te bepalen door de Minister of zijn gemachtigde. Voor wijzigingen van bestaande aanvragen bedraagt de vergoeding 200 EUR.  Kosten van de keuringsinstantie vermeld in § 1, tweede lid, worden vergoed als volgt : voor elke aanvraag tot typegoedkeuring of tot wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring, dient 2.000 EUR gestort te worden [1 volgens de in het betalingsverzoek vastgestelde wijze]1.  Kosten van de keuringsinstantie vermeld in § 1, derde lid, worden vergoed als volgt : voor elke aanvraag tot typegoedkeuring of tot wijziging of uitbreiding van een typegoedkeuring, dient 2.000 EUR gestort te worden op een rekeningnummer van de FOD als vermeld in § 1, eerste lid, te bepalen door de Minister of zijn gemachtigde.  De buitenlandse reis- en verblijfskosten van de ambtenaren van de keuringsinstanties als bedoeld in § 1, komen ten laste van de aanvrager van de typegoedkeuring.  § 5. De technische diensten, als bedoeld in de §§ 2 en 3, moeten voldoen aan de beoordelingscriteria van de betreffende geharmoniseerde normen. Zij dienen hiervoor te beschikken over een accreditatie afgeleverd door het Belgisch Accreditatiesysteem, conform de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling of door een gelijkwaardige accreditatie-instelling opgericht binnen de Europese Economische Ruimte.  Een fabrikant kan niet als technische dienst worden erkend.  Een technische dienst kan, met toestemming van de keuringsinstantie, apparatuur van derden gebruiken.) <KB 2005-08-10/40, art. 10, § 2, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  ----------
  (1)<BVR 2015-07-10/11, art. 132, 007; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
  (NOTA : bij arrest nr. 244.095 van 02-04-2019, heeft het Grondwettelijk Hof de wijzigingen aan dit artikel vernietigd)

HOOFDSTUK XIII. - Wijzigingsbepalingen.
Art.14. § 1. Aan artikel 3 van het koninklijk besluit van 6 maart 2002 betreffende het geluidsvermogen van materieel voor gebruik buitenshuis worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1/ 8° wordt vervangen door :
  " 8° de bevoegde autoriteit : het directoraat-generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu; ";
  2/ 9° wordt vervangen door :
  " 9° de bevoegde diensten : de bevoegde autoriteit, het directoraat-generaal Kwaliteit en Veiligheid van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en de Administratie der douane en accijnzen van de FOD Financiën; ".
  § 2. Het artikel 10 van hetzelfde besluit wordt ingetrokken.
  § 3. In artikel 20 van hetzelfde besluit wordt achter het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
  " De ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen van de FOD Financiën zijn inzonderheid bevoegd voor het toezicht op de aanwezigheid van een verklaring van overeenstemming zoals vereist door dit besluit bij materieel voor gebruik buitenshuis dat ingevoerd wordt in de Europese Gemeenschap. "

HOOFDSTUK XIV. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art.15. Het koninklijk besluit van 3 februari 1999 betreffende de bescherming van de atmosfeer tegen de uitstoot van gassen en deeltjes door niet voor de weg bestemde mobiele machines, gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 februari 2003, wordt opgeheven.

Art.16.§ 1. In uitvoering van artikel 19bis van de wet van 21 december 1998, wordt de integrale inhoud van de bijlagen van de basisrichtlijn en van de [1 eerste, tweede, derde, vierde [2 , vijfde en zesde]2]1 wijzigingsrichtlijnen, waarvan de gecoördineerde lijst is opgenomen in de bijlage van dit besluit, medegedeeld aan het publiek via internet, hetzij op de website www.environment.fgov.be, hetzij op elke andere site waarnaar officieel verwezen wordt door de Minister bevoegd voor Leefmilieu.
  De integrale inhoud van alle bijlagen hoort volledig bij dit besluit.
  § 2. Een kopie van alle bijlagen die bedoeld worden in § 1 kan worden bekomen bij de keuringsinstantie, hetzij op papier, hetzij op CD-ROM.
  § 3. De integrale inhoud van de bijlagen waarvan sprake in § 1 is consulteerbaar bij de keuringsinstantie.
  § 4. De vergoedingen die verschuldigd zijn voor het ontvangen van kopies worden vastgelegd in overeenstemming met het koninklijk besluit van 30 augustus 1996 tot vaststelling van het bedrag voor de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument.
  [§ 5. Elke betaling bij overschrijving gebeurt via het rekeningnummer 679-2005917-54 Diverse Ontvangsten' van de FOD zoals bedoeld in artikel 13, § 1, eerste lid.] <KB 2005-08-10/40, art. 11, § 2, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  ----------
  (1)<KB 2012-12-10/15, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 10-02-2012>
  (2)<KB 2014-04-25/58, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 05-06-2014>

Art.17. Inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 21 december 1998.

Art.18.§ 1. De ambtenaren die werden aangewezen via het koninklijk besluit van 16 november 2000 tot aanduiding van de ambtenaren van de Dienst voor het Leefmilieu die belast zijn met toezichtsopdrachten, de ambtenaren van de algemene directie kwaliteit en veiligheid van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de ambtenaren van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg belast met het toezicht van het Welzijn op het werk (, de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren van het Directoraat-generaal Maritiem vervoer van de FOD Mobiliteit en Vervoer die daartoe aangesteld zijn, de ambtenaren van het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de FOD Mobiliteit en Vervoer,) alsook de ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen van de FOD Financiën zijn aangesteld voor het toezicht op de naleving en het vaststellen van de overtredingen op alle artikels van dit besluit. <KB 2005-08-10/40, art. 12, § 1, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  § 2. De directeur-generaal van het directoraat-generaal Leefmilieu of de door hem aangeduide ambtenaar coördineert, indien nodig, de controlemaatregelen in het kader van dit besluit en kan alle acties organiseren die zich opdringen in het kader van een doeltreffend, evenredig en afschrikkend toezicht. Het directoraat-generaal Leefmilieu doet inzonderheid controles bij invoerders en fabrikanten van motoren en machines.
  Het directoraat-generaal Leefmilieu treft alle noodzakelijke maatregelen, inzonderheid het oprichten van een databank, met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit.
  De algemene directie Kwaliteit en Veiligheid wordt inzonderheid aangeduid om toezicht te houden op de naleving van de bepalingen van dit besluit tijdens de controles die momenteel uitgevoerd worden op machines die op de Belgische markt worden gebracht.
  De Minister of de Staatssecretaris tot wiens bevoegdheid Welzijn op het werk behoort, is bevoegd voor de controle van de veiligheid op de arbeidsplaats. Indien tijdens deze controles wordt vastgesteld dat producten niet conform zijn met de bepalingen van dit besluit worden de Minister of Staatssecretaris, tot wiens bevoegdheid de bescherming van het leefmilieu behoort, of zijn afgevaardigden, ervan op de hoogte gebracht teneinde de nodige acties te ondernemen die voorzien zijn in dit besluit.
  (De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer van de FOD Mobiliteit en Vervoer die daartoe aangesteld zijn, houden toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit met betrekking tot binnenschepen.
  Het Directoraat-generaal Vervoer te land wordt aangeduid om toezicht te houden op de naleving van de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op motortreinstellen en locomotieven.) <KB 2005-08-10/40, art. 12, § 2, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  De douanediensten voeren minstens éénmaal per jaar, en dit gedurende 10 opeenvolgende jaren te beginnen vanaf 2005 een grootschalige actie uit om toezicht te houden op de naleving van de administratieve en documentaire bepalingen van dit besluit.

Art.18_VLAAMS_GEWEST.  § 1. De ambtenaren die werden aangewezen via het koninklijk besluit van 16 november 2000 tot aanduiding van de ambtenaren van de Dienst voor het Leefmilieu die belast zijn met toezichtsopdrachten, de ambtenaren van de algemene directie kwaliteit en veiligheid van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de ambtenaren van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg belast met het toezicht van het Welzijn op het werk (, de [1 voor de binnenvaart met de scheepvaartcontrole belaste personeelsleden]1 die daartoe aangesteld zijn, de ambtenaren van het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de FOD Mobiliteit en Vervoer,) alsook de ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen van de FOD Financiën zijn aangesteld voor het toezicht op de naleving en het vaststellen van de overtredingen op alle artikels van dit besluit. <KB 2005-08-10/40, art. 12, § 1, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>  § 2. De directeur-generaal van het directoraat-generaal Leefmilieu of de door hem aangeduide ambtenaar coördineert, indien nodig, de controlemaatregelen in het kader van dit besluit en kan alle acties organiseren die zich opdringen in het kader van een doeltreffend, evenredig en afschrikkend toezicht. Het directoraat-generaal Leefmilieu doet inzonderheid controles bij invoerders en fabrikanten van motoren en machines.  Het directoraat-generaal Leefmilieu treft alle noodzakelijke maatregelen, inzonderheid het oprichten van een databank, met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit.  De algemene directie Kwaliteit en Veiligheid wordt inzonderheid aangeduid om toezicht te houden op de naleving van de bepalingen van dit besluit tijdens de controles die momenteel uitgevoerd worden op machines die op de Belgische markt worden gebracht.  De Minister of de Staatssecretaris tot wiens bevoegdheid Welzijn op het werk behoort, is bevoegd voor de controle van de veiligheid op de arbeidsplaats. Indien tijdens deze controles wordt vastgesteld dat producten niet conform zijn met de bepalingen van dit besluit worden de Minister of Staatssecretaris, tot wiens bevoegdheid de bescherming van het leefmilieu behoort, of zijn afgevaardigden, ervan op de hoogte gebracht teneinde de nodige acties te ondernemen die voorzien zijn in dit besluit.  (De [1 met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren van de bevoegde dienst]1 die daartoe aangesteld zijn, houden toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit met betrekking tot binnenschepen.  Het Directoraat-generaal Vervoer te land wordt aangeduid om toezicht te houden op de naleving van de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op motortreinstellen en locomotieven.) <KB 2005-08-10/40, art. 12, § 2, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>  De douanediensten voeren minstens éénmaal per jaar, en dit gedurende 10 opeenvolgende jaren te beginnen vanaf 2005 een grootschalige actie uit om toezicht te houden op de naleving van de administratieve en documentaire bepalingen van dit besluit.
  ----------
  (1)<BVR 2015-07-10/11, art. 133, 007; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
  (NOTA : bij arrest nr. 244.095 van 02-04-2019, heeft het Grondwettelijk Hof de wijzigingen aan dit artikel vernietigd)

Art.19. De termijn waarvan sprake in artikel 16, § 1, van de wet van 21 december 1998 wordt voor het toezicht op de bepalingen van dit besluit bepaald op 12 maanden.

Art.20. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art.21. Onze Minister bevoegd voor Financiën, Onze Minister bevoegd voor Economie, Onze Minister bevoegd voor Werk en Onze Minister bevoegd voor Leefmilieu zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.[Lijst van bijlagen van de basisrichtlijn zoals gewijzigd door de eerste, tweede [1 , derde [2 , vierde [3 , vijfde en zesde wijzigingsrichtlijn]3]2 ]1, die gepubliceerd worden per uittreksel


Bijlage IToepassingsgebied, definities en afkortingen, aanvraag van
 EG-typegoedkeuring, specificaties en tests en
 overeenstemming van de productie
Bijlage IIInlichtingenformulieren
aanhangsel 1Essentiele eigenschappen van de (ouder)motor
aanhangsel 2Essentiele eigenschappen van de motorfamilie
aanhangsel 3Essentiele eigenschappen van een motortype binnen de familie
Bijlage IIITestprocedure voor motoren met compressieontsteking
aanhangsel 1Meting en bemonstering
aanhangsel 2Kalibratie van de analyseapparatuur
aanhangsel 3Gegevensevaluatie en berekeningen
Bijlage IVTestprocedure - Motoren met elektrische ontsteking
aanhangsel 1Meting en bemonstering
aanhangsel 2Kalibratie van de analyseapparatuur
aanhangsel 3Gegevensevaluatie en berekeningen
aanhangsel 4verslechteringsfactoren
Bijlage VTechnische eigenschappen van de voorgeschreven
 referentiebrandstof voor de goedkeuringstest en de controle
 op de overeenstemming van de productie
Bijlage VIAnalyse en bemonsteringssysteem
Bijlage VIIGoedkeuringsformulier
aanhangsel 1Testresultaten voor motoren met elektrische ontsteking
aanhangsel 2Testresultaten voor motoren met compressieontsteking
aanhangsel 3Apparatuur en hulpvoorzieningen die met het oog op de test
 ter bepaling van het motorvermogen moeten worden
 geinstalleerd
Bijlage VIIINummeringssysteem voor het goedkeuringsformulier
Bijlage IXLijst van afgegeven goedkeuringen voor een type motor/
 motor familie
Bijlage XList van geproduceerde motoren
Bijlage XIInlichtingenformulier van motoren waarvoor een
 typegoedkeuring is verleend
Bijlage XIIErkenning van alternatieve typegoedkeuringen
Bijlage XIIIBepalingen voor motoren die volgens een flexibele regeling'
 in de handel worden gebracht
Bijlage XIVCCNR fase I
Bijlage XVCCNR fase II

  ] <KB 2005-08-10/40, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 22-08-2005>
  ----------
  (1)<KB 2011-05-07/01, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2011>
  (2)<KB 2012-12-10/15, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 10-02-2012>
  (3)<KB 2014-04-25/58, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 05-06-2014>