Details





Titel:

18 OKTOBER 2004. - Koninklijk besluit betreffende de organisatie, de samenstelling en de werkwijze van de Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-11-2004 en tekstbijwerking tot 04-10-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998016231 



Uitvoeringsbesluit(en):

2008024025  2013203272  2021022485  2023045741 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° De Raad : de Raad van het Begrotingsfonds van de grondstoffen en de producten;
  2° De Minister: de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.

Art.2.[1 De Raad wordt opgericht bij het Directoraat Generaal (hierna DG) Dier, Plant en Voeding - Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-07-31/13, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 14-10-2023>

Art.3.[1 De Raad bestaat uit drieëntwintig leden en is als volgt samengesteld:
   1° tien ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu:
   a) de directeur-generaal van het DG Dier, Plant en Voeding;
   b) zes ambtenaren van het DG Dier, Plant en Voeding, waarvan vier van de Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten, één van de Dienst Voedingsmiddelen, Dierenvoeders en andere consumptieproducten en één van de Dienst Inspectie Consumptieproducten;
   c) drie ambtenaren van het DG Leefmilieu, waarvan twee van de Afdeling Productbeleid en Chemische Stoffen en een van de Dienst CITES;
   2° een ambtenaar van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (hierna FAVV);
   3° een afgevaardigde van de Staatssecretaris bevoegd voor Begroting;
   4° twee vertegenwoordigers van BELPLANT vzw;
   5° een vertegenwoordiger van ESSENSCIA vzw;
   6° een vertegenwoordiger van BE-SUP vzw;
   7° een vertegenwoordiger van BACHI vzw;
   8° een vertegenwoordiger van DETIC vzw;
   9° twee vertegenwoordigers van BIOPLUS-PROBOIS vzw;
   10° twee vertegenwoordigers van de landbouwsector;
   11° één vertegenwoordiger van het geheel van de verenigingen waarvan de leden de retributies verschuldigd zijn zoals bedoeld in artikel 13, § 1, van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-07-31/13, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 14-10-2023>

Art.4.[1 De leden bedoeld bij artikel 3, 1°, c) en hun plaatsvervangers worden voorgedragen door de Minister bevoegd voor Leefmilieu.
   Het lid bedoeld bij artikel 3, 2° en zijn plaatsvervanger worden voorgedragen door de gedelegeerd bestuurder van het FAVV.
   Het lid bedoeld bij artikel 3, 3° en zijn plaatsvervanger worden voorgedragen door de Minister bevoegd voor Begroting.
   De leden bedoeld bij artikel 3, 4° tot 10° worden voorgedragen door de betrokken beroepsvereni-gingen.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-11-07/09, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 18-12-2021>

Art.5.[1 Een plaatsvervanger kan het lid bij afwezigheid vervangen. De leden en hun plaatsvervangers worden aangewezen door de Minister. De plaatsvervanger heeft dezelfde bevoegdheden als het lid en voldoet aan dezelfde bepalingen inzake voordracht en aanwijzing.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-11-07/09, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 18-12-2021>

Art.6.De leden van de Raad en hun plaatsvervangers worden door de Minister benoemd voor een periode van 4 jaar. Deze mandaten zijn hernieuwbaar. In geval van vacature vóór het verstrijken van een mandaat voleindigt het nieuw benoemde lid het mandaat van zijn voorganger. In geval [1 het lid bedoeld bij artikel 3, 1°, a°,]1, verhinderd is, kan hij zich ambtshalve laten vervangen door de ambtenaar die hij daartoe aanduidt.
  ----------
  (1)<KB 2013-05-21/23, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 11-07-2013>

Art.7.[1 De Raad wordt voorgezeten door de directeur-generaal van het DG Dier, Plant en Voeding.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-07-31/13, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 14-10-2023>

Art.8. De Raad vergadert op uitnodiging van de voorzitter.

Art.9. De Raad beraadslaagt op geldige wijze als ten minste de helft van de leden aanwezig is.
  Is niet aan deze voorwaarde voldaan dan kan de Raad na een nieuwe bijeenroeping, op geldige wijze over hetzelfde voorwerp beraadslagen, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art.10. De stemming geschiedt bij meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art.11. De Raad kan deskundigen raadplegen en uitnodigen die geen lid zijn.

Art.12. De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister.

Art.13. De Raad kan voor de opdrachten die hij bepaalt werkgroepen oprichten bestaande uit leden en deskundigen.

Art.14.[1 Op voorstel van de voorzitter wijst de Raad twee secretarissen aan, een van de Nederlandse en een van de Franse taalrol, uit de ambtenaren van het DG Dier, Plant en Voeding.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-07-31/13, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 14-10-2023>

Art.15. § 1. De Raad is ermee belast aan de Minister het jaarlijks programma voor te stellen der geplande projecten bedoeld in de tabel, gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende de oprichting van begrotingsfondsen, en de kostprijs ervan te ramen. Hij stelt ook de natuurlijke of rechtspersonen voor die geheel of gedeeltelijk voor het verwezenlijken van deze projecten zullen instaan.
  § 2. De Raad ontvangt ten minste twee maal per jaar een verslag betreffende het beheer van het Fonds. De verslagen bedoeld in artikel 16 worden hem eveneens meegedeeld.

Art.16. De natuurlijke of rechtspersonen aan wie de uitvoering der projecten wordt toevertrouwd brengen bij de Minister verslag uit over de resultaten hiervan.

Art.17. Het koninklijk besluit van 19 augustus 1998 betreffende de organisatie, de samenstelling en de werkwijze van de Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, wordt opgeheven.

Art. 18. Onze Minister bevoegd voor Volksgezondheid en Onze Minister bevoegd voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.