22 JULI 2004. - Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten van het inzetten van personeelsleden van het autonoom overheidsbedrijf [Proximus] in het kader van coördinatie van de uitreiking van de elektronische identiteitskaart <Opschrift gewijzigd bij W2015-08-10/26, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB2015-09-11/02, art. 1)> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-08-2004 en tekstbijwerking tot 01-09-2015)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Begripsbepaling.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Modaliteiten van het inzetten.
Art. 3-4
HOOFDSTUK IV. - Administratieve en geldelijke toestand van de ingezette personeelsleden.
Afdeling I. - De Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.
Art. 5-6
Afdeling II. - [1 Proximus]1.
Art. 7-9
HOOFDSTUK V. - De vaste benoeming van de ingezette personeelsleden.
Art. 10
TITEL IV. - Regeling betreffende de weddenkost van de ingezette personeelsleden.
Art. 11
TITEL V. - Slotbepalingen.
Art. 12-13
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1.Dit koninklijk besluit is van toepassing op de statutaire personeelsleden van [1 Proximus]1 die ingezet worden voor het project bedoeld in artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van ... juli 2004 betreffende de bepaling van het project en het vereist aantal in te zetten personeelsleden van de autonome overheidsbedrijven in het kader van de veralgemening van de uitreiking van de elektronische identiteitskaart.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
HOOFDSTUK II. - Begripsbepaling.
Art.2.Voor de toepassing van dit koninklijk besluit moet verstaan worden onder :
1° "stafdienst P&O" : stafdienst Personeel en Organisatie van de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken;
2° "het project" : het project bedoeld in artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van ... juli 2004 betreffende de bepaling van het project en het vereist aantal in te zetten personeelsleden van de autonome overheidsbedrijven in het kader van de veralgemening van de uitreiking van de elektronische identiteitskaart;
3° "het personeelslid" : het statutair personeelslid van [1 Proximus]1 dat overeenkomstig de interne reglementering zich kandidaat heeft gesteld voor het project bedoeld in artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van ... juli 2004 betreffende de bepaling van het project en het vereist aantal in te zetten personeelsleden van de autonome overheidsbedrijven in het kader van de veralgemening van de uitreiking van de elektronische identiteitskaart;
4° "SELOR" : Selectiebureau van de Federale overheid;
5° "de dienst" : de dienst van de Algemene directie Instellingen en bevolking - Dienst Rijksregister - van de Federale overheidsdienst Binnenlandse zaken waar het personeelslid effectief tewerkgesteld wordt.
(6° " collectieve overeenkomst " : de Collectieve overeenkomst met betrekking tot de regels van het beheer van het personeel van [1 Proximus]1 met het oog op de uitvoering van de eerste fase van de Topconferentie over de organisatie van het werk, gesloten in het paritair comité van [1 Proximus]1 op 8 december 2005;
7° " personeelslid in dienstactiviteit " : het statutair personeelslid van [1 Proximus]1 dat reeds vóór de inwerkingtreding van het Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 2004 betreffende modaliteiten van het inzetten van personeelsleden van het autonoom overheidsbedrijf [1 Proximus]1 in het kader van coördinatie van de uitreiking van de elektronische identiteitskaart, het koninklijk besluit van 22 juli 2004 betreffende modaliteiten van het inzetten van personeelsleden van het autonoom overheidsbedrijf [1 Proximus]1 in de gemeenten in het kader van de uitreiking van de elektronische identiteitskaart, het koninklijk besluit van 13 september 2004 betreffende de bepaling van het project, het vereist aantal in te zetten personeelsleden en de modaliteiten van het inzetten van personeelsleden van [1 Proximus]1 voor de organisatie en invulling van de neutrale calltaking van de alarmcentrales 112, 101 en 100 en van het koninklijk besluit van 13 mei 2005 betreffende de modaliteiten voor het inzetten van personeelsleden van het autonoom overheidsbedrijf [1 Proximus]1 in het kader van de uitvoering van de vijfjaarlijkse herzieningen inzake het recht op de inkomensvervangende tegemoetkoming en op de integratietegemoetkoming van 28 december 2006 ingezet werd in het project bedoeld in artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van 22 juli 2004 betreffende de bepaling van het project en het vereist aantal in te zetten personeelsleden van de autonome overheidsbedrijven in het kader van de veralgemening van de uitreiking van de elektronische identiteitskaart, en het statutair personeelslid van [1 Proximus]1 dat sedert ten vroegste op vermelde datum ingezet werd in voornoemd project en vóór deze inzetting bij [1 Proximus]1 in dienstactiviteit en in reconversie was.) <KB 2006-12-28/58, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 31-01-2007>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
HOOFDSTUK III. - Modaliteiten van het inzetten.
Art.3.Voor de personeelsleden die zich vrijwillig kandidaat gesteld hebben, wordt een vergelijkende selectie georganiseerd door SELOR in samenwerking met stafdienst P&O. De inhoud van deze vergelijkende selectie zal afgestemd worden op het competentieprofiel en de functiebeschrijving, opgemaakt door de stafdienst P&O.
(Het gunstig gerangschikt personeelslid wordt benoemd als stagiair bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. Voor elke selectie wordt een specifieke lijst opgesteld van de laureaten die door [1 Proximus]1 in disponibiliteit werden gesteld overeenkomstig de collectieve overeenkomst. De laureaten op die specifieke lijst worden bij voorrang benoemd als stagiair bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken overeenkomstig artikel 5. Onverminderd deze afwijking is het statuut van het rijkspersoneel van toepassing.) <KB 2006-12-28/58, art. 3, 1°, 003; Inwerkingtreding : 31-01-2007>
Van de 57 personeelsleden worden er 29 geaffecteerd bij de centrale diensten van de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken en 28 bij een provinciale dienst van dezelfde Federale overheidsdienst.
(Het inzetten van een personeelslid, eindigt tijdens de stage, mits een opzeg van één maand, op verzoek van dit personeelslid. In afwijking van artikel 3, § 2, van het reglement van de afwezigheden van de personeelsleden van [1 Proximus]1, behoudt het personeelslid in dienstactiviteit dat [1 Proximus]1 herintegreert tijdens de stage of bij het einde van het verlof wegens opdracht, zijn verlofdagen van het vorige en van het lopende jaar, voorzover deze nog niet werden opgenomen. De stafdienst P&O deelt aan [1 Proximus]1 bij het einde van inzetting het resterend aantal verlofdagen van de betrokken personeelsleden mee.) <KB 2006-12-28/58, art. 3, 2°, 003; Inwerkingtreding : 31-01-2007>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art.4. Op geografisch vlak zal de stafdienst P&O de 28 personeelsleden een functie aanbieden in de provinciale dienst van hun keuze. Indien meerdere kandidaten opteren voor dezelfde provinciale eenheid, wordt prioriteit gegeven aan de personeelsleden in (disponibiliteit zoals bepaald in artikel 3, tweede lid) in volgorde van de rangschikking van de vergelijkende selectie. <KB 2006-12-28/58, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 31-01-2007>
HOOFDSTUK IV. - Administratieve en geldelijke toestand van de ingezette personeelsleden.
Afdeling I. - De Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.
Art.5.De personeelsleden worden met minstens het behoud van hun geldelijke anciënniteit bij [1 Proximus]1, benoemd tot stagiair en na de stage tot ambtenaar, (overeenkomstig hun diploma of indien ze het vereiste diploma niet bezitten, hun vergelijkbaar niveau bij het autonoom overheidsbedrijf [1 Proximus]1) : <KB 2005-02-18/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2004>
1° 15 personeelsleden in de graad van adjunct-adviseur met inschaling in de weddenschaal 10A;
2° 23 personeelsleden in de graad van administratief deskundige met inschaling in de weddenschaal BA1;
3° 19 personeelsleden in de graad van administratief assistent met inschaling in de weddenschaal CA1.
(In afwijking van artikel 64 en 65, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel komen voor de berekening van de niveauanciënniteit in aanmerking de werkelijke diensten gepresteerd in de hoedanigheid van vast benoemd personeelslid van het autonoom overheidsbedrijf [1 Proximus]1. De bedoelde niveauanciënniteit wordt bepaald naar aanleiding van prestaties verricht als titularis van een betrekking in het vergelijkbare of hogere niveau in het autonoom overheidsbedrijf [1 Proximus]1.
Het vergelijkbaar niveau in het autonoom overheidsbedrijf [1 Proximus]1 is :
1° niveau 2A voor een betrekking van niveau C;
2° niveau 2B voor een betrekking van niveau B;
3° niveau 1 voor een betrekking van niveau A.) <KB 2005-02-18/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2004>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art.6.In afwijking van het artikel 12, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, behoudt het personeelslid (in dienstactiviteit) zijn verlofdagen van het vorige en van het lopende jaar, voorzover deze nog niet werden opgenomen. [1 Proximus]1 deelt aan de stafdienst P&O bij de start van het project het resterend aantal verlofdagen van de betrokken personeelsleden mee. <KB 2006-12-28/58, art. 5, 1°, 003; Inwerkingtreding : 31-01-2007>
Het kapitaal ziektedagen van het personeelslid wordt tevens overgedragen bij de definitieve benoeming.
(Voor het personeelslid dat door [1 Proximus]1 in disponibiliteit werd gesteld in toepassing van de collectieve overeenkomst, betreft dit het kapitaal ziektedagen waar het personeelslid over beschikte vóór de in disponibiliteitstelling.) <KB 2006-12-28/58, art. 5, 2°, 003; Inwerkingtreding : 31-01-2007>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Afdeling II. - [1 Proximus]1.
----------
(1)
Art.7.<KB 2006-12-28/58, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 31-01-2007> Het personeelslid bedoeld in artikel 3, tweede lid wordt voor de duur van zijn stage door [1 Proximus]1 in non-activiteit geplaatst wanneer het een personeelslid in disponibiliteit betreft of in verlof wegens opdracht gesteld wanneer het een personeelslid in dienstactiviteit betreft.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art.8.[1 Proximus]1 betaalt in de maand volgend op de benoeming van het personeelslid (in dienstactiviteit) tot ambtenaar bij de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken, aan het personeelslid een in zijn paritair comité overeengekomen aanvullende premie op het loon uit om voor drie jaar het verschil te compenseren tussen zijn brutoverloning als stagiair of ambtenaar bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en zijn brutoverloning bij [1 Proximus]1. <KB 2006-12-28/58, art. 7, 1°, 003; Inwerkingtreding : 31-01-2007>
([1 Proximus]1 betaalt aan het personeelslid dat in disponibiliteit werd gesteld overeenkomstig de collectieve overeenkomst, gedurende twaalf maanden een volgens de modaliteiten bepaald in haar paritair comité overeengekomen aanvullende premie op het loon om voor twaalf maanden het verschil te compenseren tussen zijn brutoverloning als stagiair of ambtenaar bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en zijn brutoverloning bij [1 Proximus]1 voorafgaandelijk aan de in disponibiliteitstelling. Deze premie wordt maandelijks betaald per twaalfde.) <KB 2006-12-28/58, art. 7, 2°, 003; Inwerkingtreding : 31-01-2007>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art.9.In de maand volgend op de benoeming van het personeelslid tot ambtenaar bij de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken, zal [1 Proximus]1 aan het personeelslid de in zijn paritair comité overeengekomen eenmalige premie (verschillend naargelang het personeelslid zich bij [1 Proximus]1 in disponibiliteit of in dienstactiviteit bevond vóór de aanvang van de stage bij de Federale Overheidsdienst) uitbetalen. <KB 2006-12-28/58, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 31-01-2007>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
HOOFDSTUK V. - De vaste benoeming van de ingezette personeelsleden.
Art.10.Het personeelslid dat zijn stage met gunstig gevolg volbracht heeft, wordt overeenkomstig het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, benoemd bij de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken. Vanaf dat ogenblik neemt de statutaire rechtsverhouding tussen het personeelslid en [1 Proximus]1 van rechtswege een einde.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
TITEL IV. - Regeling betreffende de weddenkost van de ingezette personeelsleden.
Art.11.De personeelskost van bovenvermelde personeelsleden wordt gedragen door het Bijzonder Fonds voor het dekken van allerhande werkingskosten ontstaan bij de uitvoering van prestaties ten voordele van openbare autoriteiten of openbare of privé-organismen" of zijn rechtsopvolger "de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de identiteitskaarten". [1 Proximus]1 zal de maand voorafgaand aan de benoeming tot stagiair eenmalig de tussen hen en de Minister van Overheidsbedrijven overeengekomen financiële tussenkomst in deze personeelskost storten.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
TITEL V. - Slotbepalingen.
Art.12. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 13.Onze Minister van Overheidsbedrijven en Onze Minister van Binnenlandse Zaken worden belast met de uitvoering van dit besluit.