Details





Titel:

5 JULI 2004. - Koninklijk besluit houdende oprichting van een Raad voor de Intellectuele Eigendom(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-08-2004 en tekstbijwerking tot 04-11-2020)



Inhoudstafel:


Art. 1-13, 13/1, 14-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1949013103  1969121011 



Uitvoeringsbesluit(en):

2006011312  2014011301  2018015574  2020015902 



Artikels:

Artikel 1. Er wordt bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie een Raad voor de Intellectuele Eigendom opgericht, hierna de Raad genoemd.

Art.2. Onverminderd de bevoegdheden van andere instanties inzake intellectuele eigendom, legt de Raad aan de minister, die de intellectuele eigendom tot zijn bevoegdheid heeft, hierna de minister genoemd, op eigen initiatief na overleg met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom of op verzoek van de minister, adviezen voor, over problemen die verband houden met de intellectuele eigendom.

Art.3.[1 § 1. De Raad bestaat uit twee secties, de sectie van de industriële eigendom en de sectie van het auteursrecht en de naburige rechten, die respectievelijk belast zijn met vraagstukken van industriële eigendom en met vraagstukken van auteursrecht en naburige rechten.
   Elke sectie wordt voorgezeten door een lid van de sectie, aangeduid door de minister voor een hernieuwbare periode van vier jaar.
   Elke sectie duidt onder haar leden twee ondervoorzitters aan.
   § 2. De sectie van de industriële eigendom omvat :
   1° [2 vijftien]2 personen erkend voor hun juridische deskundigheid op het vlak van de industriële eigendom;
   2° acht merken- en/of octrooigemachtigden;
   3° zes vertegenwoordigers van ondernemingen of van organisaties van ondernemingen;
   4° drie vertegenwoordigers van de regionale entiteiten die verantwoordelijk zijn voor het bevorderen van innovatie;
   5° [2 een vertegenwoordiger]2 van organisaties van verbruikers.
   § 3. De sectie van het auteursrecht en de naburige rechten omvat twee sub-secties, de sub-sectie `Deskundigen' en de sub-sectie `Belanghebbenden'.
   De voorzitter van de sectie van het auteursrecht en de naburige rechten is ook de voorzitter van deze twee sub-secties.
   Elke sub-sectie duidt onder haar leden twee ondervoorzitters aan.
   De sub-sectie `Deskundigen' omvat twaalf personen erkend voor hun juridische deskundigheid op het vlak van het auteursrecht en de naburige rechten.
   De sub-sectie `Belanghebbenden' omvat :
   1° acht vertegenwoordigers van de rechthebbenden;
   2° acht vertegenwoordigers van gebruikersorganisaties;
   3° drie vertegenwoordigers van de gemeenschappen;
   4° twee vertegenwoordigers van organisaties van verbruikers.
   § 4. De personen bepaald in paragraaf 2, 1°, en paragraaf 3, vierde lid, voeren hun opdracht binnen de Raad op onafhankelijke wijze uit en uiten hun standpunt onafhankelijk van belangen die ze kunnen hebben uit hoofde van andere functies.
   § 5. Eenzelfde persoon kan worden aangeduid als lid van de sectie van de industriële eigendom en als lid van de sectie van het auteursrecht en van de naburige rechten.
   § 6. De Raad wordt afwisselend voor een jaar voorgezeten door de voorzitter van één van de secties, te beginnen met de oudste voorzitter.
   In geval van verhindering van de voorzitter van de Raad, wordt de vergadering voorgezeten door de voorzitter van de andere sectie en bij diens afwezigheid door de oudste ondervoorzitter van de vergadering.
   In geval van verhindering van de voorzitter van een sectie of sub-sectie, wordt de vergadering voorgezeten door de oudste ondervoorzitter van de vergadering.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/28, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
  (2)<KB 2018-12-16/13, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 17-01-2019>

Art.4.De [1 ...]1 leden van de Raad worden benoemd door de minister voor een hernieuwbare termijn van vier jaar.
  [3 Onverminderd het eerste lid benoemt de minister de octrooigemachtigden op voordracht van het Instituut.]3
  [2 De minister kan voortijdig het mandaat beëindigen van de leden van de Raad bedoeld in artikel 3, § 2, 1° en 2°, en in artikel 3, § 3, vierde lid, die op minder dan een derde van het geheel van de vergaderingen waarop ze de eerste twee jaren van hun mandaat werden uitgenodigd, aanwezig waren. In dat geval benoemt de minister nieuwe leden voor de resterende duur van het mandaat van de leden die zij vervangen.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/28, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
  (2)<KB 2018-12-16/13, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 17-01-2019>
  (3)<KB 2020-09-30/22, art. 54, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2020>

Art.5. Minstens één keer per jaar roept de voorzitter van de Raad de leden van de beide secties samen in een plenaire vergadering om het overzicht van de werkzaamheden van de secties van het voorbije jaar te horen.
  Daarenboven verenigt de Raad zich in de voltallige zitting op uitnodiging van de voorzitter om de vraagstukken, die de hele intellectuele eigendom gemeen heeft, te behandelen.

Art.6.[1 § 1. Wat de vraagstukken betreft die tot de bevoegdheid van de Raad behoren, kan de voorzitter van de Raad, in overleg met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom, het onderzoek van één of meer vraagstukken toevertrouwen aan een ad hoc werkgroep, samengesteld uit leden van de Raad die hij benoemt en uit personen vermeld in artikel 9.
   De voorzitter van de Raad duidt onder de leden ervan een voorzitter aan voor elke opgerichte ad hoc werkgroep.
   De voorzitter van de Raad waakt over de uitvoering van de opdrachten die aan de opgerichte ad hoc werkgroepen worden toegewezen.
   § 2. Wat de vraagstukken betreft die tot de bevoegdheid van een sectie behoren, kan de voorzitter van deze sectie, in overleg met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom, het onderzoek van één of meer vraagstukken toevertrouwen aan een ad hoc werkgroep samengesteld uit leden van deze sectie die hij benoemt en uit personen vermeld in artikel 9.
   De voorzitter van elke sectie duidt onder de leden ervan een voorzitter aan voor elke opgerichte ad hoc werkgroep.
   De voorzitter van elke sectie waakt over de uitvoering van de opdrachten die aan de opgerichte ad hoc werkgroepen worden toegewezen.
   § 3. Wat de vraagstukken betreft die tot de bevoegdheid van de sectie van het auteursrecht en van de naburige rechten behoren, kan de voorzitter van deze sectie, in overleg met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom, het onderzoek van één of meer vraagstukken aan de hele sectie toevertrouwen, aan een enkele sub-sectie als bedoeld in artikel 3, § 3, of in parallel aan de twee sub-secties als bedoeld in artikel 3, § 3.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/28, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-05-2014>

Art.7.In overleg met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom, stelt de voorzitter van de Raad de agenda op van de vergaderingen van de Raad en de voorzitter van elke sectie stelt de agenda op van de vergaderingen van de sectie.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/28, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 24-05-2014>

Art.8. Het secretariaat van de Raad, van de secties en van de ad hoc werkgroepen wordt verzorgd door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom.

Art.9. Het staat de Raad en de secties vrij om externe deskundigen of alle personen waarvan de medewerking nuttig is voor de werkzaamheden uit te nodigen.
  De aanduiding van deskundigen of andere personen overeenkomstig het eerste lid, dient het voorwerp uit te maken van een consensus binnen de Raad of de desbetreffende sectie.

Art.10. De Minister of zijn vertegenwoordiger heeft het recht, telkens als hij het nuttig acht de vergaderingen van de Raad, van de secties of van de ad hoc werkgroepen bij te wonen.

Art.11. De ambtenaren van de Dienst voor de Intellectuele Eigendom hebben het recht de vergaderingen van de Raad, van de secties en van de ad hoc werkgroepen bij te wonen.

Art.12.De Raad, de secties en de ad hoc werkgroepen worden samengeroepen door hun voorzitter.
  De Raad en de secties kunnen slechts adviezen geven als de meerderheid van hun leden aanwezig is. Indien dit quorum niet wordt bereikt, wordt een nieuwe vergadering van de Raad of van de betrokken sectie samengeroepen en de betrokken instantie kan dan een advies geven ongeacht het aantal aanwezige personen.
  [1 De raadpleging van de Raad en van de secties kan, indien de betrokken voorzitter dit gewettigd acht, op schriftelijke wijze plaatsvinden.
   De Raad en de secties kunnen hun advies op anonieme wijze brengen.]1
  De adviezen worden bij consensus aangenomen. Bij gebrek aan consensus herneemt het advies de verschillende standpunten.
  De Raad beslist over de publiciteit die aan zijn adviezen moet worden gegeven.
  Elke afdeling beslist over de publiciteit die aan haar adviezen moet worden gegeven.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/28, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 24-05-2014>

Art.13. De vergaderingen van de Raad, van de secties en van de ad hoc werkgroepen zijn niet openbaar.
  De leden, de deskundigen en elke andere genodigde zijn geheimhouding verschuldigd wat betreft de vertrouwelijke documenten en informatie en de inhoud van het debat waarvan zij kennis genomen hebben. De voorzitter kan een lid ter orde roepen of schorsen na het gehoord te hebben.

Art. 13/1. [1 Artikelen 6 tot en met 13 zijn mutatis mutandis van toepassing op de sub-secties, als bedoeld in artikel 3, § 3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-04-19/28, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 24-05-2014>

Art.14. De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Het treedt in werking na goedkeuring door de minister.

Art.15. Het mandaat van de leden van de Raad en dat van de deskundigen en personen bedoeld in artikel 9 is onbezoldigd. Desalniettemin ontvangen zij, indien hun woonplaats en hun hoofdzetel zich buiten Brussel-Hoofdstad bevinden, de terugbetaling van de reiskosten die zij hebben gedragen om zich van hun woonplaats naar de plaats van de vergadering te begeven.
  De terugbetaling van de reiskosten gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. De leden van de Raad hebben de toelating om hun eigen voertuig te gebruiken teneinde zich te begeven naar de plaats waar de vergadering wordt gehouden.

Art.16. Het besluit van de Regent van 31 januari 1949 houdende oprichting van een Hoge Raad voor de Nijverheidseigendom en het ministerieel besluit van 10 december 1969 tot oprichting van een adviescommissie voor het auteursrecht worden opgeheven.

Art.17. Dit besluit treedt in werking op een door de Minister te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 2006.

Art. 18. De Minister die de intellectuele eigendom onder zijn bevoegdheden heeft, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.