27 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 1409, § 1, vierde lid, en 1409, § 1erbis, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek inzake de beperking van de inbeslagneming wanneer er kinderen ten laste zijn. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2004 en tekstbijwerking tot 19-12-2022)
Art. 1-3
2006009970 2008009991 2011009791 2015009821 2016009626 2017A32223 2019042859 2022034576
Artikel 1.In de zin van het vierde lid van artikel 1409, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek en van het vierde lid van artikel 1409, § 1bis, van hetzelfde Wetboek, verstaat men onder " kind ten laste ", elke persoon die de volle leeftijd van 25 jaar niet heeft bereikt of die valt onder het statuut van verlengde minderjarigheid, voor wie de titularis van de in beslaggenomen of overgedragen inkomsten ingevolge een verwantschap in eerste graad of in de hoedanigheid van zorgouder, op substantiële wijze voorziet in de kosten van huisvesting, onderhoud of opvoeding.
De financiële bijdrage in de kosten van huisvesting, onderhoud of opvoeding wordt, in ieder geval, voor substantieel aanzien wanneer de kind ten laste op duurzame wijze samenwoont met de titularis van de in beslaggenomen of overgedragen goederen, ook als dit niet uitsluitend en onafgebroken het geval is.
De financiële bijdrage wordt, in ieder geval, voor substantieel aanzien wanneer de titularis van de in beslaggenomen of overgedragen goederen een deel afdraagt dat hoger is dan de verhoging die bepaald is door artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek.
[Kunnen niettemin niet aanzien worden als zijnde ten laste de kinderen die binnen twaalf maanden vóór de aangifte hebben beschikt over netto bestaansmiddelen die hoger zijn dan de volgende bedragen :
- 2 610 euro indien de ouder-titularis van inbeslaggenomen of overgedragen goederen samenwonend is;
- 3 770 euro indien de ouder-titularis van inbeslaggenomen of overgedragen goederen alleenstaand is;
- 4 780 euro indien het kind het statuut van gehandicapte heeft in de zin van artikel 135 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
De in het vorige lid vastgestelde bedragen worden jaarlijks aangepast, rekening houdend met de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen dat daartoe berekend en benoemd wordt van de maand oktober van elk jaar, zoals voorzien in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand oktober 2006.
Elke verhoging of verlaging van het indexcijfer brengt een verhoging of verlaging van de bedragen met zich mee, overeenkomstig de volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het resultaat wordt afgerond tot de hogere euro.
De nieuwe bedragen worden bij een bericht in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Zij worden van kracht vanaf 1 januari van het jaar volgend op hun aanpassing.
[2 (NOTA : nieuwe bedragen van kracht vanaf 01-01-2012 :
- 2.926,242331 EUR, afgerond op 2.927 EUR
- 4.226,794478 EUR, afgerond op 4.227 EUR
- 5.359,171779 EUR, afgerond op 5.360 EUR)]2
[3 (NOTA : nieuwe bedragen van kracht vanaf 01-01-2013 :
1. (2.610 x 119,87) / 104,32 = 2.999,048121 EUR
2. (3.770 x 119,87) / 104,32 = 4.331,958397 EUR
3. (4.780 x 119,87) / 104,32 = 5.492,509585 EUR
Deze bedragen worden afgerond op de hogere euro als volgt : 3.000 EUR, 4.332 EUR en 5.493 EUR.
Dit bericht heeft uitwerking met ingang van 1 december 2012. De nieuwe bedragen worden van kracht vanaf 1 januari 2013.)]3
[4 (NOTA : nieuwe bedragen van kracht vanaf 01-01-2016 :
1.2.610 x 121,57/104,32 = 3.041,580713 EUR
2.3.770 x 121,57/104,32 = 4.393,394363 EUR
3.4.780 x 121,57/104,32 = 5.570,404524 EUR
Deze bedragen worden afgerond op de hogere euro als volgt : 3.042 EUR, 4.394 EUR en 5.571 EUR.
Dit bericht heeft uitwerking met ingang van 1 december 2015. De nieuwe bedragen worden van kracht vanaf 1 januari 2016.)]4
[5 (NOTA : nieuwe bedragen van kracht vanaf 01-01-2017 :
1. 2.610 x 122,92/104,32 = 3.075,356595 EUR
2. 3.770 x 122,92/104,32 = 4.442,181748 EUR
3. 4.780 x 122,92/04,32 = 5.632,262269 EUR.
Deze bedragen worden afgerond op de hogere euro als volgt : 3.076 EUR, 4.443 EUR en 5.633 EUR.
Dit bericht heeft uitwerking met ingang van 1 december 2016. De nieuwe bedragen worden van kracht vanaf 1 januari 2017.)]5
[6 (NOTA : nieuwe bedragen van kracht vanaf 01-01-2018 :
1. 2.610 x 125,06 = 3.128,897622 EUR
104,32
2. 3.770 x 125,06 = 4.519,518788 EUR
104,32
3. 4.780 x 125,06 = 5.730,318251 EUR
104,32
Deze bedragen worden afgerond op de hogere euro als volgt: 3.129 EUR, 4.520 EUR en 5.731 EUR.
Dit bericht heeft uitwerking met ingang van 1 december 2017. De nieuwe bedragen worden van kracht vanaf 1 januari 2018.)]6
[7 (NOTA : nieuwe bedragen van kracht vanaf 01-01-2020 :
a) 2.610 x 128,92 = 3.225,471626 EUR
104,32
b) 3.770 x 128,92 = 4.659,014571 EUR
104,32
c) 4.780 x 128,92 = 5.907,185583 EUR
104,32
Deze bedragen worden afgerond op de hogere euro als volgt: 3.226 EUR, 4.660 EUR en 5.908 EUR.
Dit bericht heeft uitwerking met ingang van 1 december 2019. De nieuwe bedragen worden van kracht vanaf 1 januari 2020.)]7
[8 (NOTA : nieuwe bedragen van kracht vanaf 01-01-2023 :
a) 2.610 x 147,61 = 3.693,079946 EUR 104,32
b) 3.770 x 147,61 = 5.334,448811 EUR 104,32
c) 4.780 x 147,61 = 6.763,571702 EUR 104,32
Deze bedragen worden afgerond op de hogere euro als volgt: 3.694 EUR, 5.335 EUR en 6.764 EUR.
Dit bericht heeft uitwerking met ingang van 1 december 2022. De nieuwe bedragen worden van kracht vanaf 1 januari 2023.]8
De bestaansmiddelen worden onder meer gevormd door de inkomsten uit arbeid en de inkomsten uit onroerende goederen en kapitalen met uitzondering van de bestaansmiddelen bedoeld in artikel 143 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 alsook de vergoedingen bedoeld in artikel 10 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.
De toestand wordt beoordeeld te rekenen van de dag waarop de aangifte wordt ingediend.
De in aanmerking te nemen bedragen zijn de bedragen die van kracht zijn op het tijdstip waarop de aangifte wordt ingediend.] <KB 2006-11-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-11-2006>
----------
(1)<VARIA 2010-12-16/02, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(2)<VARIA 2011-12-19/01, art. M, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<VARIA 2012-12-18/01, art. M, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(4)<VARIA 2015-12-17/02, art. M, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(5)<VARIA 2016-12-16/01, art. M, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(6)<VARIA 2017-12-27/01, art. M, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(7)<VARIA 2019-12-13/01, art. M, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(8)<VARIA 2022-12-19/02, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.2. Dit besluit treedt in werking (twee maanden na) de publicatie van het formulier aangehaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 december 2004 tot vaststelling van de voorschriften van de bewijsvoering alsook de regels van rechtspleging voor tenuitvoerlegging van artikel 1409, § 1er, vierde lid en § 1erbis, vierde lid, van het Gerechtelijk wetboek. <KB 2006-11-23/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 30-11-2006>
Art. 3. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.