9 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 2, § 1, zevende lid, 4, § 2, 6, § 3, tweede lid, en 10 van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte.
Art. 1-6
Artikel 1. Met betrekking tot artikel 2, § 1, zevende lid, van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte, wordt de waarde met betrekking tot de roerende waarden als volgt vastgesteld :
1° de marktwaarde op 1 juni 2003 van de roerende waarden die verhandeld worden op een gereglementeerde markt wordt vastgesteld op grond van de slotkoers of laatst bekendgemaakte verhandelingsprijs van de roerende waarden op 30 mei 2003;
2° met het oog op de vaststelling van de boekwaarde van de aandelen die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, andere dan rechten van deelneming in instellingen voor collectieve beleggingen, moeten zowel de wijze van de berekening ervan als de jaarrekening op basis waarvan de berekening werd gemaakt, samen met de aangifte worden voorgelegd;
3° de werkelijke waarde van de andere roerende waarden die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, wordt vastgesteld met toepassing van de waarderingsregels die voor dergelijke waarden gelden met het oog op de heffing van de taks op de aflevering van de effecten aan toonder, waarbij 1 juni 2003 als waarderingsdatum wordt gehanteerd.
Art.2. § 1. Bij toepassing van artikel 4, § 2, van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte, zijn de sommen, kapitalen of roerende waarden onderworpen aan een tarief van 6 pct. wanneer zij, na aftrek van de eenmalige bijdrage, worden gebruikt voor :
1° de aankoop, het bouwen en/of renovatie van gebouwde onroerende goederen gelegen in een lid-Staat van de Europese Gemeenschap;
2° de aankoop of de totstandbrenging van materiële vaste activa, andere dan onroerende goederen, personenwagens, auto's voor dubbel gebruik, minibussen en het geheel van pc en randapparatuur, die worden gebruikt voor een beroepswerkzaamheid die inkomsten oplevert als bedoeld in artikel 23, § 1, 1° of 2° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
3° de inschrijving op en de afbetaling in geld van aandelen die vennootschappen hebben uitgegeven ter gelegenheid van hun oprichting of van de verhoging van hun kapitaal die anders gebeurt dan door een openbaar beroep te doen op het spaarwezen wanneer die aandelen op naam zijn van of gedeponeerd zijn op een rekening op naam van de aangever;
4° de aankoop, de inschrijving op en de afbetaling in geld van roerende waarden bedoeld in artikel 2, 1°, a) tot d), van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, met inbegrip van effecten van niet genoteerde vennootschappen, wanneer die roerende waarden op naam zijn van of gedeponeerd zijn op een rekening op naam van de aangever;
5° gelddeposito's met uitzondering van de in artikel 21, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde spaardeposito's op naam van de aangever. Wanneer bedragen op een zichtrekening worden geplaatst kan dat per verrichting voor een periode van ten hoogste drie maanden;
6° de betaling van een premie ter gelegenheid van het afsluiten van een levensverzekeringsovereenkomst of een kapitalisatieovereenkomst gesloten bij een verzekeringsonderneming onderschreven door de aangever.
§ 2. Het bewijs dat voldaan werd aan de in artikel 4, § 2, van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte bedoelde investeringsverplichting voor een minimumperiode van drie jaar of de herinvesteringsverplichting voor het resterend gedeelte van die minimumperiode, wordt bij de instelling of de dienst bij wie de aangifte is gedaan per aard van de investering of herinvestering als volgt geleverd :
- met betrekking tot de aankoop van gebouwde onroerende goederen als vermeld onder § 1, 1° : door overlegging van de notariële aankoopakte op naam van de aangever, of gelijkwaardige aankoopakte in het buitenland en het aantonen ofwel van het behoud van de investering tot aan het eind van de investeringsperiode ofwel van een herinvestering;
- met betrekking tot het bouwen en de renovatie van gebouwde onroerende goederen als vermeld onder § 1, 1° : door overlegging van de factuur van een geregistreerde aannemer met betrekking tot de uitgevoerde werken alsmede het bewijs van de betaling ervan en het aantonen ofwel dat het desbetreffende gebouw tot aan het einde van de investeringsperiode eigendom is gebleven van de aangever ofwel van een herinvestering;
- met betrekking tot de materiële vaste activa als bedoeld onder § 1, 2° : door overlegging van de factuur met betrekking tot de aankoop van de materiële vaste activa en het bewijs van de betaling ervan, alsmede het aantonen dat deze met de beroepswerkzaamheid verband houden en het aantonen dat aan het eind van de investeringsperiode de materiële vaste activa nog steeds in de onderneming zijn belegd;
- met betrekking tot de verrichtingen als bedoeld in § 1, 3° tot 5° : het aantonen dat de desbetreffende roerende waarden tot op het einde van de investeringsperiode ofwel op naam zijn behouden, ofwel nog steeds het voorwerp uitmaken van de deponering, ofwel werden geherinvesteerd;
- met betrekking tot de levensverzekeringsovereenkomst of kapitalisatieovereenkomst als bedoeld onder § 1, 6° : een kopie van de levensverzekeringsovereenkomst of kapitalisatieovereenkomst alsmede het behoud ervan tot op het einde van de investeringsperiode.
§ 3. Het bewijs dat voldaan werd aan de in artikel 2, § 1, 5e en 6e lid bedoelde deponeringsverplichting moet door de aangever worden geleverd bij de instelling of de dienst bij wie de aangifte is gedaan.
Art.3. Op het ogenblik van de betaling van de eenmalige bevrijdende bijdrage, wordt al naargelang van het geval :
1° door de in België gevestigde kredietinstelling, beursvennootschap of verzekeringsonderneming bij wie de aangifte werd gedaan, een bedrag gelijk aan de krachtens artikel 10 van de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte desgevallend verschuldigde bijkomende bijdrage geblokkeerd bij wijze van waarborg ter voldoening van deze verschuldigde bijkomende bijdrage;
2° door de indiener van de aangifte voor een bedrag gelijk aan de krachtens artikel 10 van de wet 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte desgevallend verschuldigde bijkomende bijdrage aan de aangewezen dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën een zakelijke zekerheid, een bankwaarborg of andere persoonlijke zekerheid gevestigd.
De blokkering bij wijze van waarborg en de vestiging van de zakelijke zekerheid, bankwaarborg of andere persoonlijke zekerheid, kan betrekking hebben op, voortkomen uit of gebaseerd worden op zowel de sommen, kapitalen of roerende waarden waar de aangifte specifiek betrekking op heeft, als andere sommen, kapitalen of roerende waarden. Deze blokkering van de sommen, kapitalen of roerende waarden maakt het voorwerp uit van een bijzondere overeenkomst tussen de aangever en respectievelijk de kredietinstelling, de beursvennootschap of de verzekeringsonderneming waarbij die overeenkomst uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid voor de betrokken instellingen te voldoen aan de verplichtingen vervat in dit artikel.
De aldus bij wijze van waarborg geblokkeerde sommen, kapitalen of roerende waarden zijn definitief voor de Schatkist verworven op 1 juli 2008, tenzij de indiener van de aangifte of zijn rechtsopvolger vanaf 1 februari 2008 en ten laatste op 30 juni 2008 aantoont dat voldaan werd aan de in de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte opgelegde deponerings- en/of investeringsverplichting.
De aan de aangewezen dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën verstrekte zakelijke zekerheid, bankwaarborg of andere persoonlijke zekerheid kan door de aangewezen dienst van de Federale overheidsdienst Financiën aangewend worden ter inning van de verschuldigde bijkomende bijdrage. De inning van de bijkomende bijdrage door uitwinning van de zakelijke zekerheid of door een beroep te doen op de bankwaarborg of andere persoonlijke zekerheid is definitief mogelijk vanaf 1 juli 2008 tenzij de indiener van de aangifte of zijn rechtsopvolger vanaf 1 februari 2008 en ten laatste op 30 juni 2008 aantoont dat voldaan werd aan de in de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte opgelegde deponerings- en/of investeringsverplichting.
Voldoet de betrokkene aan de bewijsplicht zoals vermeld in het derde en vierde lid, dan worden de geblokkeerde sommen, kapitalen of roerende waarden onmiddellijk ter zijner beschikking gesteld, of dan vervalt de verstrekte zakelijke zekerheid, bankwaarborg of andere persoonlijke borgstelling.
Ingeval de betrokkene niet voldoet aan de in het derde lid vermelde bewijsplicht en de blokkering heeft betrekking op roerende waarden, dan worden deze waarden door de kredietinstelling, beursvennootschap of verzekeringsonderneming desgevallend vanaf 1 juli 2008 aangehouden voor rekening van de Schatkist. De aangewezen dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën geeft aan de kredietinstelling, beursvennootschap of verzekeringsonderneming de vereiste instructies met het oog op de tegeldemaking van deze roerende waarden.
Betwistingen tussen de kredietinstelling, beursvennootschap of verzekeringsonderneming en de indiener van de aangifte wat betreft de aanvaardbaarheid of geldigheid van de in het kader van deze bepaling voorgelegde bewijzen, worden op verzoek van één van de betrokken partijen binnen de 60 dagen voorgelegd aan een bijzonder college, met als voorzitter een vertegenwoordiger aangeduid door Febelfin indien de betwisting een kredietinstelling of beursvennootschap betreft, of als voorzitter een vertegenwoordiger aangeduid door de Beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen indien de betwisting een verzekeringsonderneming betreft, en dat voor het overige bestaat uit een lid aangeduid door de Minister van Financiën en een lid aangeduid door de Minister van Justitie. Betwistingen moeten schriftelijk worden ingediend vóór 1 juli 2008. Dit college neemt terzake een beslissing binnen de 6 maanden. Wat betreft de werkzaamheden van dit college zijn de leden onderworpen aan een volstrekte verplichting van geheimhouding, tenzij tegenover de betrokken indiener van de aangifte en de betrokken kredietinstelling, beursvennootschap of verzekeringsonderneming. De Minister van Financiën regelt de nadere werkzaamheden van dit college. In geval van betwisting ingediend bij het college vóór 1 juli 2008, blijven de sommen, kapitalen of roerende waarden door de kredietinstelling, beursvennootschap of verzekeringsonderneming geblokkeerd tot op de datum van de beslissing.
Art.4. Overeenkomstig artikel 6, § 3, tweede lid, van de wet 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte moeten de in dat artikel bedoelde kredietinstelling, beursvennootschap of verzekeringsonderneming de ontvangen eenmalige bijdragen op de door de Minister van Financiën aangewezen postrekening doorstorten :
- uiterlijk op 15 juli 2004 : met betrekking tot de eenmalige bijdragen die zijn ontvangen in het eerste semester van 2004;
- uiterlijk op 15 oktober 2004 : met betrekking tot de eenmalige bijdragen die zijn ontvangen in het derde trimester van 2004;
- uiterlijk op 15 december 2004 : met betrekking tot de eenmalige bijdragen die zijn ontvangen tijdens de maanden oktober en november 2004;
- uiterlijk op 15 februari 2005 : met betrekking tot de eenmalige bijdragen die zijn ontvangen vanaf 1 december 2004.
Het overschrijvingsformulier moet de volgende vermeldingen bevatten :
- " eenmalige bijdragen van ...................... 2004 ";
- " uitvoering van de wet van 31 december 2003 ".
Ter gelegenheid van de overschrijving moet, per betrokken periode, aan de dienst die houder is van de in het eerste lid genoemde postrekening, de in artikel 6, § 3, tweede lid, van de wet van 31 december 2003 houdende een eenmalige bevrijdende aangifte bedoelde samenvattende opgave worden toegestuurd.
De op 1 juli 2008 voor de Schatkist verworven bijkomende bijdragen worden door de kredietinstellingen, beursvennootschappen en verzekeringsondernemingen doorgestort op de door de Minister van Financiën aangeduide postrekening uiterlijk op 31 augustus 2008.
De blokkeringen bij wijze van waarborg waarover een te beslechten betwisting is gerezen, worden desgevallend op de door de Minister van Financiën aangeduide postrekening overgeschreven uiterlijk aan het eind van de maand volgend op de maand in de loop waarvan de beslissing met betrekking tot de betwisting werd genomen.
Met betrekking tot de bijkomende bijdragen moet het overschrijvingsformulier de volgende vermeldingen bevatten :
- " bijkomende bijdragen ";
- " uitvoering van de wet van 31 december 2003 ".
Art.5. Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als de wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte.
Art. 6. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 januari 2004.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS