Details





Titel:

21 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-10-2004 en tekstbijwerking tot 02-03-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2005002013  2014206010  2022030834 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder dakloze : de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of die tijdelijk in een tehuis verblijft in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld.

Art.2.§ 1. De persoon die :
  - hetzij, enkel een vervangingsinkomen ten laste van de sociale zekerheid of een uitkering ten laste van een stelsel van sociale bijstand geniet;
  - hetzij, een inkomen heeft dat lager is dan het bedrag voorzien in artikel 14, § 1, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie verhoogd met 10 %,
  heeft, éénmaal in zijn leven, recht op een installatiepremie wanneer hij zijn hoedanigheid van dakloze verliest door een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient.
  In het geval dat twee of meer daklozen zich op hetzelfde adres vestigen en deel uitmaken van hetzelfde gezin, wordt enkel één installatiepremie toegekend.
  § 2. Deze premie wordt door de betrokkene aangewend om de inrichting en de uitrusting van de woning te bekostigen.
  Het O.C.M.W. mag de premie niet aanwenden om de huurwaarborg of de huurprijs te financieren.
  § 3. De premie bedraagt één twaalfde van het jaarlijkse bedrag van het leefloon vastgesteld (in artikel 14, § 1, eerste lid, 3°,) van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. <KB 2005-01-18/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  [1 § 4. In afwijking van § 1 wordt een installatiepremie voor de tweede keer toegekend in het leven aan personen die dakloos geworden zijn als gevolg van de overstromingen die zich in juli 2021 in België hebben voorgedaan en die hun hoedanigheid van dakloze verloren hebben door een woonst te betrekken die hen als hoofdverblijfplaats dient.
   Om voor deze installatiepremie in aanmerking te komen, moest de persoon op het ogenblik dat hij dakloos werd ten gevolge van de overstromingen in juli 2021, wonen in een door de natuurramp getroffen gemeente, zoals vastgesteld door de bevoegde overheid en waarvan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een toelage heeft ontvangen overeenkomstig het koninklijk besluit van 6 augustus 2021 betreffende het invoeren van toelage "Overstromingen" voor de doelgroep van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die in de getroffen gemeenten liggen.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-02-01/12, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 15-07-2021>

Art.3. § 1. De Staat verleent aan voornoemd centrum een toelage van 100 % van het bedrag van de installatiepremie, toegekend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
  § 2. De berekening van de toelage van de Staat aan het centrum gebeurt op voorlegging van de beslissing die binnen 45 dagen wordt overgemaakt.
  § 3. De uitbetaling van de toelage gebeurt op voorlegging door het centrum van een maandelijkse staat.

Art.4. Om te mogen genieten van de toelage van de Staat, zijn de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ertoe gehouden zich te onderwerpen aan de controle ingericht door de minister.

Art.5. Dit besluit is niet van toepassing op de personen die het voordeel kunnen genieten of reeds het voordeel genoten voorzien in artikel 14, § 3, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en in artikel 5 van het ministerieel besluit van 30 januari 1995 tot regeling van de terugbetaling door de Staat van de kosten van de dienstverlening door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en niet in het bevolkingsregister is ingeschreven.

Art. 6. Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.