Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 SEPTEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid, inzake het voeren van een provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid. (NOTA : Opgeheven bij BVR2012-12-21/37, art. 7, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-11-2003 en tekstbijwerking tot 23-01-2013)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden waaraan de inspraak moet voldoen.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Het (jeugdbeleidsplan). <BVR 2007-01-26/53, art. 18; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
Afdeling I. - Inhoud en vorm.
Art. 3
Afdeling II. - Procedure.
Art. 4-6
HOOFDSTUK IV. - Jaarplan.
Art. 7
HOOFDSTUK V. - (Verantwoordingsnota.) <BVR 2006-06-16/41, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006>
Art. 8
HOOFDSTUK VI. - (Bezwaar bij de minister.) <BVR 2006-06-16/41, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006>
Art. 9
HOOFDSTUK VII. - Uitbetaling en terugvordering van subsidies.
Art. 10
HOOFDSTUK VIII. - (Slotbepalingen.) <BVR 2007-01-26/53, art. 26; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
Art. 11, 11bis, 11ter, 12-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998035195 



Uitvoeringsbesluit(en):

2004036047  2006036179  2013200200 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de deputatie : de bestendige deputatie;
  2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Jeugd;
  3° het decreet : het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid;
  4° het planningsjaar : het kalenderjaar dat aan de periode voorafgaat waarop het jeugdwerkbeleidsplan betrekking heeft;
  5° (de afdeling Jeugd: de afdeling Jeugd van het agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen van het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media;) <BVR 2007-01-26/53, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  (6° een plaatsbezoek: een gesprek in de provincie met de afdeling Jeugd, waarbij wordt nagegaan of het jeugdbeleidsplan wordt uitgevoerd zoals het aanvaard is voor subsidiëring.) <BVR 2007-01-26/53, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden waaraan de inspraak moet voldoen.
Art.2. Om de inspraak te waarborgen van alle betrokkenen, genoemd in artikel 16, § 6, van het decreet, moet de deputatie bij het opstellen van het (jeugdbeleidsplan) : <BVR 2007-01-26/53, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  1° alle belanghebbenden informeren over de wijze waarop het (jeugdbeleidsplan) tot stand zal komen; <BVR 2007-01-26/53, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  2° ervoor zorgen dat alle betrokkenen de documenten over de opmaak van het jeugdwerkbeleidsplan kunnen inzien;
  3° het (jeugdbeleidsplan) aan de provinciale jeugdraad voorleggen. <BVR 2007-01-26/53, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  De provinciale jeugdraad moet over een periode van ten minste 30 dagen beschikken om zijn advies bij het (jeugdbeleidsplan) te formuleren. <BVR 2007-01-26/53, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

HOOFDSTUK III. - Het (jeugdbeleidsplan).
Afdeling I. - Inhoud en vorm.
Art.3. § 1. (opgeheven) <BVR 2007-01-26/53, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 2. (opgeheven) <BVR 2007-01-26/53, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 3. Het (jeugdbeleidsplan) moet in een vlotte en regelmatige uitbetaling van de subsidies aan de jeugdwerkinitiatieven voorzien. (...). <BVR 2007-01-26/53, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 4. (opgeheven) <BVR 2007-01-26/53, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 5. De minister bepaalt de vorm waarin het jeugdwerkbeleidsplan moet worden ingediend.

Afdeling II. - Procedure.
Art.4. § 1. (De afdeling Jeugd) deelt jaarlijks aan elk provinciebestuur het geraamde bedrag mee waarop de provincie recht heeft op basis van artikel 19 van het decreet. <BVR 2007-01-26/53, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

Art.5. § 1. Voor 31 december van het planningsjaar legt de deputatie het (jeugdbeleidsplan), samen met het advies van de provinciale jeugdraad, ter goedkeuring aan de provincieraad voor. <BVR 2007-01-26/53, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 2. De deputatie stuurt het door de provincieraad goedgekeurde (jeugdbeleidsplan) uiterlijk 20 dagen na de goedkeuring ervan naar (de afdeling Jeugd) en bezorgt een kopie ervan aan de provinciale jeugdraad. <BVR 2006-06-16/41, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  Bij het (jeugdbeleidsplan) zijn de volgende documenten gevoegd : <BVR 2007-01-26/53, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  1° het advies van de provinciale jeugdraad;
  2° het gemotiveerde standpunt van de deputatie aan de provinciale jeugdraad over de voorstellen die van het advies afwijken.
  § 3. (De minister aanvaardt of weigert het jeugdbeleidsplan voor subsidiëring en deelt zijn beslissing uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van het jeugdbeleidsplan aan de deputatie en aan de provinciale jeugdraad mee. Als binnen die termijn geen beslissing aan de deputatie is verstuurd, wordt ervan uitgegaan dat de minister het jeugdbeleidsplan voor subsidiëring aanvaardt.) <BVR 2007-01-26/53, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

Art.6. (opgeheven) <BVR 2007-01-26/53, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

HOOFDSTUK IV. - Jaarplan.
Art.7. (opgeheven) <BVR 2006-06-16/41, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006>

HOOFDSTUK V. - (Verantwoordingsnota.)
Art.8. § 1. (De verantwoordingsnota bevat een verklaring van de deputatie waarin wordt gesteld dat het jeugdbeleidsplan in het desbetreffende jaar werd uitgevoerd zoals gepland en dat voldoende subsidiabele uitgaven werden gedaan. Hierbij hoort een argumentatie bij de doelstellingen van het plan die anders of niet werden uitgevoerd.) <BVR 2007-01-26/53, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  (In de verantwoordingsnota moet een beeld worden gegeven van de uitgaven voor het jeugd- en jeugdwerkbeleid door het financieel overzicht in te vullen en te actualiseren.) <BVR 2007-01-26/53, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  (De verantwoordingsnota) bevat een overzicht van de verdeling van de middelen over de verschillende jeugdwerkinitiatieven. <BVR 2006-06-16/41, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006>
  (In de verantwoordingsnota moeten eventuele (wijzigingen van de doelstellingen in het jeugdbeleidsplan) worden opgenomen. Die bijsturingen moeten omstandig worden gemotiveerd. Indien de deputatie beslist om zelf via de eigen diensten een concrete actie in te vullen, terwijl een particulier jeugdwerkinitiatief zich aanbiedt om dat te doen, dan moet de argumentatie hiervoor eveneens worden opgenomen in de verantwoordingsnota.) <BVR 2006-06-16/41, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  (De provincies moeten na het derde jaar van de beleidsplanperiode het lopende beleidsplan tussentijdse evalueren, waarbij formeel de volgende actoren moeten worden geraadpleegd :
  1° de particuliere provinciale jeugdwerkinitiatieven;
  2° deskundigen inzake jeugdaangelegenheden;
  3° de gemeentebesturen uit de provincie;
  4° de gemeentelijke jeugdraden uit de provincie.
  Een verslag van die tussentijdse evaluatie maakt deel uit van de verantwoordingsnota die na afloop van het derde jaar van de planperiode moet worden opgemaakt. Die verantwoordingsnota moet dus een evaluatie over de voorbije drie jaar bevatten, inclusief een eventuele bijsturing van het lopende (jeugdbeleidsplan).) <BVR 2006-06-16/41, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 2. (De verantwoordingsnota wordt jaarlijks voor advies voorgelegd aan de provinciale jeugdraad. Die krijgt ten minste dertig dagen tijd om zijn advies te formuleren.) <BVR 2006-06-16/41, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006>
  § 3. (De verantwoordingsnota moet door de deputatie worden goedgekeurd. Als het (jeugdbeleidsplan) wordt gewijzigd zoals bepaald in § 1, dan moet de verantwoordingsnota ter goedkeuring worden voorgelegd aan de provincieraad. De verantwoordingsnota na het derde jaar van de beleidsplanperiode, waarvan de tussentijdse evaluatie deel uit maakt, moet steeds ter goedkeuring aan de provincieraad worden voorgelegd.) <BVR 2006-06-16/41, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 4. (De verantwoordingsnota moet samen met het advies van de provinciale jeugdraad (...), jaarlijks voor 1 juni aan (de afdeling Jeugd) worden bezorgd. Op gemotiveerd verzoek kan (de afdeling Jeugd) een afwijking toestaan op die datum. (De afdeling Jeugd) bezorgt binnen zeven werkdagen een ontvangstmelding aan de deputatie en de provinciale jeugdraad.) <BVR 2006-06-16/41, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007> <BVR 2007-01-26/53, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 5. (De afdeling Jeugd) bepaalt de vorm waarin (de verantwoordingsnota) moet worden ingediend. <BVR 2006-06-16/41, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

HOOFDSTUK VI. - (Bezwaar bij de minister.)
Art.9. § 1. De provinciale jeugdraad of een of meer provinciale jeugdwerkinitiatieven, die menen dat hun rechten in het kader van het provinciaal jeugdwerkbeleidsplan geschaad worden, kunnen een gemotiveerd bezwaarschrift indienen (tegen de goedkeuring of uitvoering van het jeugdbeleidsplan, of tegen de goedkeuring van de verantwoordingsnota). <BVR 2006-06-16/41, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  (Het bezwaarschrift moet verstuurd worden aan (de afdeling Jeugd). Die bezorgt binnen zeven werkdagen zowel aan de indiener als aan het betrokken provinciebestuur, als aan de provinciale jeugdraad een ontvangstmelding.) <BVR 2006-06-16/41, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  (Het bezwaarschrift tegen de goedkeuring van het (jeugdbeleidsplan) moet verstuurd worden aan (de afdeling Jeugd) binnen een termijn van dertig dagen na de goedkeuring van het (jeugdbeleidsplan) door de provincieraad.) <BVR 2006-06-16/41, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  (Tegen de uitvoering van het jeugdbeleidsplan of de goedkeuring van de verantwoordingsnota kan een bezwaar worden ingediend tot dertig dagen na de ontvangst door de afdeling Jeugd van de verantwoordingsnota over het jaar in kwestie.) <BVR 2007-01-26/53, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 2. (De minister spreekt zich uit over het bezwaarschrift of de gemelde vaststelling binnen een termijn van vijftig dagen na ontvangst van het bezwaarschrift (...). (De afdeling Jeugd) verstuurt het besluit uiterlijk de laatste dag van die termijn, nadat de deputatie, de provinciale jeugdraad en eventueel de indiener van het bezwaar uitgenodigd werden om hun standpunt te verduidelijken.) <BVR 2006-06-16/41, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

HOOFDSTUK VII. - Uitbetaling en terugvordering van subsidies.
Art.10. § 1. (Als de minister het (jeugdbeleidsplan) voor subsidiëring heeft aanvaard, wordt jaarlijks een voorschot uitbetaald voor het betreffende begrotingsjaar van de beleidsplanperiode.) <BVR 2006-06-16/41, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  Dit voorschot bedraagt 90 % van het bedrag waarop het provinciebestuur recht heeft overeenkomstig artikel 19 van het decreet.
  § 2. Als (de afdeling Jeugd) (de verantwoordingsnota) heeft aanvaard, wordt het saldo van de subsidies uitbetaald voor 31 december van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar. <BVR 2007-01-26/53, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 3. (Indien uit de verantwoordingsnota van het voorbije jaar of uit plaatsbezoeken van (de afdeling Jeugd) of uit een bezwaarschrift blijkt dat (de doelstellingen in het jeugdbeleidsplan niet werden uitgevoerd) en daar geen afdoende motivatie voor bestaat, of als blijkt dat de provincie minder subsidiabele uitgaven heeft gerealiseerd dan de gereserveerde subsidies voor het betreffende jaar, dan wordt het saldo evenredig beperkt en worden de eventueel te veel uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.) <BVR 2006-06-16/41, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006> <BVR 2007-01-26/53, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 4. Indien uit (de verantwoordingsnota) blijkt dat de deputatie de subsidie, toegekend volgens artikel 19, § 3, van het decreet, voor het betreffende jaar niet heeft aangewend voor de ondersteuning van het jeugdwerk dat in hoge mate gericht is op het werken met gehandicapte jeugd, dan wordt het niet-aangewende deel in mindering gebracht op de subsidie waarop het provinciebestuur aanspraak kan maken. Hiertoe wordt het saldo beperkt en worden de (eventueel) te veel uitbetaalde voorschotten teruggevorderd. <BVR 2006-06-16/41, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 09-08-2006>

HOOFDSTUK VIII. - (Slotbepalingen.)
Art.11. Het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot uitvoering van het decreet van 17 december 1997 houdende subsidiëring van provinciebesturen inzake het voeren van een Jeugdwerkbeleid wordt opgeheven op 15 januari 2004. Het blijft tot dan van kracht voor de opmaak en de uitvoering door de provinciebesturen van het provinciaal jeugdwerkbeleidsplan, het jaarplan en het werkingsverslag voor de jeugdwerkbeleidsplanperiode 2002.

Art. 11bis. (opgeheven) <BVR 2007-01-26/53, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

Art. 11ter. (opgeheven) <BVR 2007-01-26/53, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

Art.12. In afwijking van artikel 10, § 4, van dit besluit wordt voor de jeugdwerkbeleidsplanperiode 2003-2007 het bedrag, bepaald in artikel 30, § 2, 4°, van het decreet als referentiebedrag in aanmerking genomen. Indien uit de werkingsverslagen blijkt dat de deputatie het bedrag, bepaald in artikel 30, § 2, 4°, van het decreet, voor het betreffende jaar niet heeft aangewend voor de ondersteuning van het jeugdwerk dat in hoge mate gericht is op het werken met gehandicapte jeugd, dan wordt het niet aangewende deel in mindering gebracht op de subsidie waarop het provinciebestuur aanspraak kan maken.

Art.13. (opgeheven) <BVR 2007-01-26/53, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

Art.14. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad voor de opmaak en de uitvoering door de provinciebesturen van provinciale jeugdwerkbeleidsplannen, jaarplannen en werkingsverslagen voor de jeugdwerkbeleidsplanperiode 2003-2007 en volgende.

Art. 15. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Cultuur en de Jeugd, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 12 september 2003.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  B. SOMERS
  De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,
  P. VAN GREMBERGEN.