19 SEPTEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van de regelgeving betreffende de jacht in het Vlaamse Gewest.
Art. 1-3
Artikel 1. In het besluit van de Vlaamse regering van 28 oktober 1987 betreffende het gebruik van vuurwapens en munitie bij de jacht in het Vlaamse Gewest wordt een artikel 3bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 3bis. § 1. Het gebruik van loodhagel en zinkhagel is verboden.
§ 2. Bij wijze van overgangsmaatregel is het gebruik van loodhagel tot 30 juni 2008 toegestaan buiten de volgende gebieden :
1° de terreinen, bedoeld in artikel 8, § 2, van het Jachtdecreet van 24 juli 1991 en de aanpalende omgeving tot een straal van 50 meter vanaf de oevers rondom deze terreinen;
2° de waterrijke gebieden van internationale betekenis, gelegen in het Vlaamse Gewest, zoals bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
3° de gebieden, gelegen binnen de perimeter van de vogelrichtlijngebieden;
4° de door de Vlaamse regering aangeduide gevoelige gebieden waar verscherpte normering noodzakelijk is binnen de sub-hydrografische bekkens van oppervlaktewater bestemd voor de productie van drinkwater, afgebakend in toepassing van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging.
5° de waterrijke gebieden zoals bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
Art.2. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 augustus 1964 tot regeling van het gebruik van jachtkansels met het oog op de uitoefening van de jacht wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 2. Bij de uitoefening van de jacht is het verboden zich met een jachtwapen te bevinden op of gebruik te maken van jachtkansels, gelegen op minder dan tweehonderd meter van :
1° elk terrein waarvan het jachtrecht aan een ander toebehoort, met uitzondering van terreinen die gelegen zijn binnen of grenzen aan een erkende wildbeheereenheid, na onderling schriftelijk akkoord van de betrokken jachtrechthouders indien het jachtrecht wordt uitgeoefend of van de betrokken terreinbeheerders indien het jachtrecht niet wordt uitgeoefend en van de eigenaar van dit terrein;
2° een kunstmatige voederplaats voor het wild;
3° een teelt, bestemd als voeder voor wild, met uitzondering van al dan niet verbeterd natuurlijk grasland. "
Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 september 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
B. SOMERS
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking,
L. SANNEN.