Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

6 FEBRUARI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.



Inhoudstafel:


Art. 1-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999012496 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 1, 6°, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, wordt vervangen als volgt :
  " 6° wettig verblijf : de verblijfssituatie van de vreemdeling die toegelaten of gemachtigd werd te verblijven in het Koninkrijk of die gemachtigd is er zich te vestigen krachtens de wet van 15 december 1980 of de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk, met uitzondering van de verblijfssituatie van de vreemdeling die gemachtigd werd te verblijven in het Koninkrijk voor een periode van maximum drie maanden. "

Art.2. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 februari 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid, 3°, wordt vervangen als volgt :
  " 3° a) de buitenlandse onderdanen die in het bezit zijn van een vestigingsvergunning;
  b) de buitenlandse onderdanen die gemachtigd of toegelaten werden om onbeperkt te verblijven met toepassing van de wet van 15 december 1980 of van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk, behalve de personen bedoeld in artikel 9, eerste lid, 16° en 17°; ";
  2° in het eerste lid, 14°, d) , worden de woorden " een jaar " vervangen door de woorden " zes maanden ";
  3° het eerste lid, 16°, wordt vervangen als volgt :
  " 16° personen die in het buitenland verblijven, er tewerkgesteld worden door een in het buitenland gevestigde werkgever en die naar België komen om aan internationale sportwedstrijden deel te nemen evenals de scheidsrechters, begeleiders, officiële vertegenwoordigers, personeelsleden en alle andere personen geaccrediteerd en/of erkend door internationale of nationale sportfederaties, voor zover hun verblijf in het land niet langer dan drie opeenvolgende maanden duurt; ";
  4° in het eerste lid worden 19°, 20°, 21°, 22° en 23°, vervangen als volgt :
  " 19° de studenten die ten behoeve van hun studies in België, verplichte stages verrichten;
  20° de personen die tewerkgesteld worden in uitvoering van internationale akkoorden die werden goedgekeurd door een federale, gewestelijke of gemeenschapsoverheid in het kader van hun respectievelijke bevoegdheden;
  21° a) stagiairs die tewerkgesteld worden door een Belgische overheid;
  b) stagiairs die tewerkgesteld worden door een internationale instelling van publiek recht in België gevestigd en waarvan het statuut geregeld wordt door een in werking getreden verdrag, of die tewerkgesteld worden in het kader van een programma goedgekeurd door die instelling;
  22° a) leerlingen die de leeftijd van achttien jaar nog niet bereikt hebben, die aangeworven werden met een leerovereenkomst of met een overeenkomst inzake alternerend leren, erkend door de bevoegde overheid;
  b) leerlingen die wettig in België verblijven en die aangeworven werden met een leerovereenkomst of met een overeenkomst inzake alternerend leren, erkend door de bevoegde overheid;
  23° de werknemers in het bezit van een arbeidskaart A, B of C, zoals bedoeld in artikel 3 van dit besluit, voor de arbeid verricht op het grondgebied van een andere bevoegde overheid dan deze die de arbeidskaart heeft afgeleverd en wanneer het een werknemer betreft die in het bezit is van een arbeidskaart B om hetzelfde beroep uit te oefenen bij dezelfde werkgever als deze tot wie de tewerkstelling beperkt is; ";
  5° het eerste lid wordt aangevuld als volgt :
  " 24° de personen die tewerkgesteld worden door een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;
  25° de postdoctorale vreemdelingen die houder zijn van een doctorsgraad of een gelijkwaardige kwalificatie hebben, die genieten van een tegemoetkoming voor wetenschappelijk onderzoek en die in het kader van de internationale mobiliteit een fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in een gastuniversiteit tot een goed einde brengen met het oog op de valorisering van hun wetenschappelijke kennis opgedaan in het kader van het doctoraat en dit voor een periode van maximum drie jaar; de universiteit moet de bevoegde overheid informeren van de komst van de postdoctorandus, ten laatste binnen de maand van aankomst. ";
  6° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Behalve in de gevallen bedoeld in het eerste lid, 19° en 22°, a), gelden de vrijstellingen van de verplichting tot het verkrijgen van een arbeidskaart vermeld onder dit artikel slechts als de begunstigden ervan voldoen aan het vereiste inzake wettig verblijf, zoals omschreven in artikel 1, 6°.
  In afwijking op het voorgaande lid wordt de verblijfstoestand van de buitenlandse onderdaan die gemachtigd werd te verblijven in het Koninkrijk voor een periode van maximum drie maanden als wettig verblijf beschouwd voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, 4°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 13°, 14°, 15°, 16°, 17° en 20°. "

Art.3. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
  " 3° de arbeidskaart C : de arbeidskaart voor bepaalde tijd en die voor alle in loondienst uitgeoefende beroepen geldt. ".

Art.4. Artikel 4, § 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " § 3. Wanneer de werknemer houder is van een arbeidskaart C, is geen arbeidsvergunning vereist in hoofde van de werkgever.
  De arbeidskaart C verliest alle geldigheid indien de houder ervan zijn recht op of machtiging tot verblijf verliest. "

Art.5. In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° 1° tot 4° worden opgeheven;
  2° 6° wordt vervangen als volgt :
  " 6° hooggeschoold personeel, voor zover de duur van hun tewerkstelling de vier jaar niet overschrijdt en hun jaarlijkse bezoldiging hoger ligt dan het in artikel 67 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten aangegeven bedrag, berekend en aangepast volgens artikel 131 van dezelfde wet; deze periode van vier jaar kan éénmaal worden verlengd met een nieuwe periode van vier jaar. De overheid die bevoegd is voor de aflevering van de arbeidskaart kan de hernieuwing van deze ondergeschikt maken aan het respecteren door de werkgever van de voorwaarden die hem bij de aflevering van de eerste arbeidskaart door die overheid werden opgelegd in het vooruitzicht van een eventuele hernieuwing ervan, en die het pro-actief bestrijden van het tekort op de arbeidsmarkt beogen en waarbij wordt gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging van de risicogroepen.
  De beperking van duur van de tewerkstelling bedoeld in het vorig lid is niet van toepassing voorzover de tewerkstelling niet plaatsvindt in het kader van een terbeschikkingstelling van werknemers in loondienst en voorzover :
  - ofwel de werknemer onderdaan is van een land, met hetwelk de Europese Unie de toetredingsonderhandelingen in het kader van de uitbreiding van de Europese Unie heeft afgesloten;
  - ofwel zijn jaarlijkse bezoldiging hoger ligt dan het in artikel 69 van de voormelde wet van 3 juli 1978 aangegeven bedrag, berekend en aangepast volgens artikel 131 van dezelfde wet ";
  3° in 7° vervallen de woorden " in een bijhuis of een filiaal van een firma uit hun land ";
  4° 15°, 16° en 17° worden vervangen als volgt :
  " 15° schouwspelartiesten voor zover hun jaarlijkse bezoldiging niet lager ligt dan het in artikel 65, § 2, eerste lid, van de voormelde wet van 3 juli 1978 aangegeven bedrag, berekend en aangepast volgens artikel 131 van dezelfde wet;
  16° de echtgenoot en kinderen van de buitenlandse onderdaan van wie het recht op verblijf beperkt wordt tot de geldigheid van zijn arbeidskaart of van zijn beroepskaart, of tot de uitoefening van een zelfstandig beroep, voor de geldigheidsduur van dit recht op verblijf;
  17° de echtgenoot en kinderen van de buitenlandse onderdaan bedoeld in artikel 2, eerste lid, 4°, 6°, 7°, 12°, 14, 15° en 25°, voor de geldigheidsduur van het recht op verblijf van die persoon. "

Art.6. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 16. De arbeidskaart A wordt toegekend aan de buitenlandse onderdaan die, over een maximale periode van tien jaar wettig en ononderbroken verblijf onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag, bewijst dat hij vier jaar arbeid met een arbeidskaart B heeft verricht.
  De termijn van vier jaar arbeid bepaald in het eerste lid wordt teruggebracht tot drie jaar voor de onderdanen van de landen waarmee België door internationale overeenkomsten of akkoorden inzake de tewerkstelling van werknemers verbonden is.
  De termijn van vier jaar arbeid bedoeld in het eerste lid en de termijn van drie jaar arbeid bedoeld in het tweede lid worden respectievelijk verminderd met één jaar, indien de echtgenote of de kinderen van de buitenlandse onderdaan samen met hem wettig verblijven.
  Voor de toepassing van de voorgaande leden worden met arbeidsperioden gelijkgesteld de perioden van algehele arbeidsongeschiktheid als gevolg van een beroepsziekte, een arbeidsongeval of een ongeval op de weg naar en van het werk, die zich voordeden op een moment dat de betrokkene op regelmatige wijze door een in België gevestigde werkgever werd tewerkgesteld.
  Het verblijf wordt geacht ononderbroken te zijn :
  a) wanneer de onderbreking tussen twee opeenvolgende verblijfsperioden niet meer dan een jaar beloopt;
  b) wanneer de afwezigheid het gevolg is van de dienstplicht, op voorwaarde dat de betrokkene binnen zestig dagen na het volbrengen van de dienstperiode naar België terugkeert.
  Komen niet in aanmerking de jaren arbeid gedekt door arbeidskaarten die werden toegekend :
  a) aan de gespecialiseerde techniekers, bedoeld in artikel 9, eerste lid, 9°;
  b) aan de stagiairs, bedoeld in afdeling 1 van hoofdstuk VI;
  c) aan de au pair-jongeren, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk VI;
  d) aan werknemers die door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever verbonden blijven;
  e) om te werken als navorser of gasthoogleraar aan een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling;
  f) om te werken als hooggeschoold personeel, bedoeld bij artikel 9, eerste lid, 6°;
  g) op grond van artikel 9, eerste lid, 16° of 17°. "

Art.7. In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt een afdeling 3 ingevoegd, waarbij de huidige artikelen 17 en 18 worden vervangen als volgt :
  " Afdeling 3 . - De arbeidskaart C.
  Art. 17. De arbeidskaart C wordt toegekend :
  1° aan de buitenlandse onderdanen die gemachtigd werden te verblijven in de hoedanigheid van ontvankelijk verklaarde kandidaat-vluchteling door de Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheden heeft of diens gemachtigde, of, in geval van beroep, door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen, tot wanneer een beslissing wordt genomen inzake de gegrondheid van hun aanvraag tot erkenning als vluchteling door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen of, in geval van beroep, door de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen;
  2° aan de buitenlandse onderdanen die, in het kader van de strijd tegen de mensenhandel, een aankomstverklaring hebben ontvangen overeenkomstig artikel 5 van de wet van 15 december 1980, tot wanneer zij gemachtigd worden tot een verblijf van meer dan drie maanden voor een beperkte duur in het kader van dezelfde maatregelen of tot wanneer een uitvoerbaar bevel om het grondgebied te verlaten wordt betekend;
  3° aan de buitenlandse onderdanen die gemachtigd of toegelaten werden tot een verblijf van beperkte duur wanneer de mogelijkheid voor een machtiging tot verblijf voor onbepaalde duur uitdrukkelijk wordt voorzien door een wettelijke of reglementaire bepaling of een richtlijn van de Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheden heeft of van diens gemachtigde, behalve als die verblijfsvergunning afgeleverd werd met het oog op de uitoefening van een zelfstandig beroep;
  4° aan de buitenlandse onderdanen die tot een verblijf gemachtigd werden in toepassing van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980, voorzover de verlenging van de machtiging tot verblijf afhankelijk wordt gemaakt van tewerkstelling, behalve als het buitenlandse onderdanen betreft die een verblijfsvergunning toegekend kregen nadat een werkgever in België voor hen een aanvraag om arbeidsvergunning had ingediend;
  5° aan de buitenlandse onderdanen die het voorrecht inroepen van een recht op verblijf op grond van artikel 10 van de wet van 15 december 1980, gedurende de periode van onderzoek van de aanvraag tot erkenning van het recht op verblijf en gedurende de periode van onderzoek van de vraag om herziening ingediend tegen een eventuele beslissing tot weigering van het verblijf, behalve wanneer het gezinsleden betreft van buitenlandse onderdanen van wie het verblijf beperkt is tot de geldigheidsduur van een arbeidskaart of van een beroepskaart of van de uitoefening van een zelfstandig beroep of indien het buitenlandse onderdanen betreft bedoeld in artikel 2, eerste lid, 4°, behalve indien het onderdanen betreft van een land dat met België verbonden is door een overeenkomst gebaseerd op wederkerigheid, 6°, 7°, 12°, 14° 15° en 25°;
  6° aan de studenten die wettig in België verblijven en die in een onderwijsinrichting in België ingeschreven zijn voor het volgen van onderwijs met een volledig leerplan, voor arbeidsprestaties buiten de schoolvakanties, voor zover hun tewerkstelling twintig uren per week niet overschrijdt en deze verenigbaar is met hun studies;
  7° de echtgenoot van een onderdaan van de Europese Economische Ruimte, als die onderdaan van de Europese Economische Ruimte in België tewerkgesteld wordt sedert ten minste een jaar met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur;
  8° de echtgenoot en de kinderen die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt van diplomaten en consuls, alsook de echtgenoot van andere titularissen van een bijzondere verblijfstitel indien zij onderdaan zijn van een land waarmee België verbonden is via een wederkerigheidsakkoord.
  Art. 18. De maximale duur van de arbeidskaart C bedraagt een jaar; zij kan worden hernieuwd. "

Art.8. Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 32. De bepalingen van de artikelen 8 tot 11, 12, eerste lid, en 13 zijn van toepassing op de aanvragen om hernieuwing van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten.
  Wanneer de arbeidsvergunning of de arbeidskaart werden toegekend met toepassing van artikel 38, § 2, zijn echter de artikelen 8 en 10 niet van toepassing op de aanvragen om hernieuwing, behalve evenwel als het tegendeel uitdrukkelijk wordt vermeld door de bevoegde overheid. "

Art.9. Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
  " 7° op het ogenblik van de indiening van de aanvraag, de betrokken buitenlandse werknemer, wat zijn recht op of zijn machtiging tot verblijf betreft, het voorwerp is van een negatieve beslissing, die niet het voorwerp is van een opschortend beroep of die niet door de rechter werd opgeschort. "

Art.10. Artikel 35, § 2, 3°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " 3° een negatieve beslissing over het recht op of de machtiging tot verblijf van zijn titularis werd genomen, die niet het voorwerp is van een opschortend beroep of die niet door de rechter werd opgeschort; ".

Art.11. Hoofdstuk X van hetzelfde besluit, dat artikel 37 omvat, wordt opgeheven.

Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2003.

Art. 13. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 6 februari 2003.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Werkgelegenheid,
  Mevr. L. ONKELINX.