28 NOVEMBER 2003. - Ministerieel besluit betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapenvlees. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap vanaf het verkoopseizoen 2005-2006 bij BVR2005-07-08/37, art. 18, 2°) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-12-2003 en tekstbijwerking tot 04-08-2005).
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Ooienpremie.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Premierechten.
Art. 3
HOOFDSTUK IV. - Herziening van premierechten.
Art. 4
HOOFDSTUK V. - Overdracht van premierechten.
Art. 5-6
HOOFDSTUK VI. - Premieaanvragen.
Art. 7
HOOFDSTUK VII. - Aanvullende premie voor probleemgebied.
Art. 8
HOOFDSTUK VIII. - Toezicht.
Art. 9-14
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art. 15-17
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de premie ten behoeve van producenten van schapenvlees;
2° veebeslag : het geheel van schapen, geiten of hertachtigen zoals gedefinieerd in artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen;
3° de bevoegde dienst : de dienst van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die belast is met de uitvoering van de steunmaatregelen inzake landbouwproductiebeheer.
HOOFDSTUK II. - Ooienpremie.
Art.2. § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2550/2001 komt een ooi alleen in aanmerking voor de premie als ze niet aangegeven werd in een premieaanvraag van een andere producent voor dezelfde campagne.
§ 2. Opdat de producent van premies, bedoeld bij dit besluit, zou kunnen genieten moeten alle schapen van zijn bedrijf geïdentificeerd en geregistreerd zijn in overeenstemming met de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen.
§ 3. Het eenheidsbedrag per dier van de aanvullende betaling, bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2529/2001, wordt berekend door het beschikbare bedrag te delen door het aantal premiewaardige dieren van de campagne in kwestie.
HOOFDSTUK III. - Premierechten.
Art.3. Het minimumpercentage voor het gebruik van rechten, bepaald in artikel 11, § 4, van verordening 2550/2001, wordt vastgesteld op 70 %.
HOOFDSTUK IV. - Herziening van premierechten.
Art.4. § 1. De premierechten uit de reserve worden toegekend aan de producenten die een geldige aanvraag voor de ooienpremie indienen en op hun bedrijf een aantal ooien houden dat groter is dan het aantal premierechten waarover ze beschikken aan het begin van de campagne.
§ 2. Om extra premierechten uit de reserve te verkrijgen, moet de producent in de aanvraag voor de ooienpremie het desbetreffende vak aankruisen. Als het aangevraagde aantal rechten wordt beschouwd het verschil tussen het aantal premierechten waarover hij op definitieve basis beschikt bij het begin van de campagne en het aantal in de premieaanvraag aangegeven premiewaardige ooien die op zijn bedrijf aanwezig zijn op de dag van de premieaanvraag en gedurende de volledige periode, bedoeld in artikel 2, § 3, van Verordening (EG) nr. 2550/2001.
§ 3. De premierechten uit de reserve worden toegekend aan de producenten binnen de beperking van hun aanvraag tot verhoging van premierechten, en bij uitputting van de reserve, in evenredigheid met hun aanvraag.
HOOFDSTUK V. - Overdracht van premierechten.
Art.5. Met toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit wordt het percentage van de over te dragen premierechten, dat afgenomen wordt voor de reserve, vastgesteld op 1 % met een minimum van één afgenomen premierecht.
Art.6. § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van artikel 10 en artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2550/2001, kan een producent de hem toegewezen premierechten tijdelijk of definitief overdragen aan een andere producent onder de volgende voorwaarden :
1° de overdracht moet ten minste één premierecht bedragen. Behalve in geval van een volledige overdracht van al zijn premierechten moet de producent-overlater minstens tien premierechten behouden;
2° de producent-overnemer moet na overdracht over minstens tien premierechten beschikken;
3° het gehele bedrijf van de producent-overnemer moet in dezelfde zone gelegen zijn als de productie-eenheid, waar de ooien, die hebben geleid tot het ontstaan van de premierechten, bedoeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit, werden gehouden.
§ 2. De aanvragen voor overdracht van premierechten moeten met een aangetekende brief worden ingediend bij de buitendienst van de bevoegde dienst of er tegen ontvangstbewijs worden afgegeven door middel van een officieel formulier dat op dit bureau beschikbaar is, tussen 1 en 31 oktober, voorafgaand aan de premiecampagne. De datum van de poststempel op de zending of de afgiftedatum gelden als indieningsdatum. Dit formulier moet gezamenlijk door de producent-overlater en de producent-overnemer worden ondertekend.
HOOFDSTUK VI. - Premieaanvragen.
Art.7. § 1. Om de ooienpremie te kunnen verkrijgen, moet de producent een premieaanvraag indienen door middel van een officieel formulier, tussen 15 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de campagne in kwestie en 15 januari van het jaar van de campagne in kwestie. Dit formulier wordt ambtshalve bezorgd aan elke producent die over premierechten beschikt.
De producent, bedoeld in de eerste alinea, die geen formulier heeft ontvangen, moet zich een duplicaat aanschaffen bij de buitendienst van de bevoegde dienst. Er is slechts één premieaanvraag per bedrijf per jaar toegelaten.
§ 2. Het aanvraagformulier wordt in tweevoud aan de producent bezorgd. Het origineel moet zorgvuldig worden ingevuld en ondertekend, en met een aangetekende brief worden ingediend bij de buitendienst van de bevoegde dienst, of er rechtstreeks worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. De datum van de poststempel op de zending of de afgiftedatum gelden als indieningsdatum. Het dubbel is voor de producent bestemd.
§ 3. Het minimumaantal dieren waarvoor een premieaanvraag kan worden ingediend, wordt vastgesteld op tien.
§ 4. De aanvrager moet tot het einde van de aanhoudingsperiode, bepaald in artikel 2, § 3, van Verordening (EG) nr. 2550/2001, iedere vermindering zonder vervanging van het aangegeven aantal ooien als gevolg van het natuurlijke verloop van de veestapel in de zin van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 of als gevolg van overmacht, schriftelijk en binnen 10 werkdagen die volgen op de vaststelling van de vermindering, melden aan de buitendienst van de bevoegde dienst. Elke vermindering moet met bewijsstukken gerechtvaardigd kunnen worden.
Voor de campagne 2002 geldt evenwel de aanhoudingsperiode, bepaald in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 264/2002.
§ 5. De producent, die melk van ooien of zuivelproducten op basis van melk van ooien verkoopt, moet dat, in overeenstemming met artikel 2, § 1, van Verordening (EG) nr. 2550/2001, op zijn aanvraagformulier vermelden door het vak in kwestie aan te kruisen.
HOOFDSTUK VII. - Aanvullende premie voor probleemgebied.
Art.8. § 1. Om in aanmerking te komen voor de aanvullende premie, bedoeld in artikel 4 van Verordening 2550/2001, moet minstens 50 % van de cultuurgrond van het bedrijf van de producent gelegen zijn in.
§ 2. Om de aanvullende premie aan te vragen, moet de producent op het aanvraagformulier het vak in kwestie aankruisen. Bovendien moet hij voor de campagne in kwestie een oppervlakteaangifte, zoals bedoeld bij het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, indienen met aangifte van alle cultuurgronden van het bedrijf.
HOOFDSTUK VIII. - Toezicht.
Art.9. Voor de verificatie van de voorwaarden, bedoeld in artikel 1, punt 3, van het koninklijk besluit kan worden gebruik gemaakt van de gegevens van de jaarlijkse land- en tuinbouwtelling op 15 mei.
Art.10. Aan producenten die kunstmatig de voorwaarden hebben gecreëerd om de ooienpremie en de aanvullende premie voor producenten in probleemgebied te verkrijgen, zal de betaling ervan worden geweigerd.
Art.11. De controle op het nakomen door de producent van de voorschriften van de ooienpremie en de aanvullende premie voor producenten in probleemgebied gebeurt door de agenten van de bevoegde dienst van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Art.12. De bevoegde dienst is belast met de uitbetaling van de premies alsmede met de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen.
Art.13. § 1. Als de ten onrechte betaalde bedragen, te wijten aan het niet-nakomen van de verbintenissen of aan een onjuiste aangifte door de producent, moeten worden teruggevorderd, worden de onverschuldigde bedragen vermeerderd met een intrest, berekend tegen de wettelijke rentevoet.
§ 2. Als de onterecht betaalde bedragen na de ingebrekestelling door de bevoegde dienst niet tijdig worden terugbetaald, kan de bevoegde dienst overgaan tot verrekening met de nog uit te betalen steunbedragen van het lopende kalenderjaar of van de volgende kalenderjaren, ongeacht de steunregeling waarvoor ze verschuldigd zijn.
Art.14. Op straffe van nietigheid moet het bezwaar tegen beslissingen tot uitvoering van het koninklijk besluit en van de uitvoeringsbesluiten ervan met een aangetekende brief en op straffe van nietigheid, worden ingediend bij de bevoegde dienst binnen de maand die volgt op de mededeling van de beslissing. Het indienen van een bezwaar houdt geen opschorting in van een eventuele vraag tot terugstorting van onterecht uitbetaalde bedragen.
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art.15. Het ministerieel besluit van 3 mei 1994 betreffende de ooienpremie wordt opgeheven.
Art.16. Dit besluit is van toepassing op de premieaanvragen, ingediend met betrekking tot de campagne 2002 en volgende.
Art. 17. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Brussel, 28 november 2003.
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking,
L. SANNEN