13 JUNI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de toekenning van zendvergunningen aan de erkende particuliere landelijke, regionale [, netwerk-] en lokale radio-omroepen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-07-2003 en tekstbijwerking tot 04-08-2021)
Art. 1, 1/1, 2-6, 6/1, 7-10
Artikel 1.De zendvergunningen van de landelijke, regionale [1 , netwerk-]1 en lokale radio-omroepen die uitgeschreven worden op basis van de goedgekeurde frequentieplannen vermelden nauwkeurig de volgende gegevens :
1° de naam en het adres van de titularis;
2° de roepnaam van de radio-omroep;
3° het zendschema;
4° de wijze van uitzenden;
5° de toegewezen frequentie(s) van de radio-omroep;
6° het adres en de geografische coördinaten van de opstellingsplaats van de zendinstallatie(s) van de radio-omroep;
7° het merk en type van het genotificeerde zendtoestel;
8° de maximale toegelaten waarde van het effectief uitgestraald vermogen per opstellingsplaats;
9° het maximaal toegelaten uitgangsvermogen van het zendtoestel per opstellingsplaats;
10° de karakteristieken van de antenne en haar hoogte van het middelpunt van de stralingselementen boven de begane grond per opstellingsplaats;
11° het type en de lengte van de kabel die het zendtoestel met de antenne verbindt per opstellingsplaats;
12° alle andere bijzondere voorwaarden;
13° Pi-code voor het RDS-signaal indien van toepassing.
In geval van een onverenigbaarheid met stations van de luchtvaartradionavigatiedienst zal de titularis van een zendvergunning verplicht worden een geschikte banddoorlaatfilter en indien nodig ook de wederzijdse filters te plaatsen of te laten plaatsen.
De zendvergunning zal de noodzakelijke extra verzwakkingen voor het onderdrukken van de intermodulatieproducten vermelden.
De titularis van een zendvergunning aanvaardt de invloed van de uitzendingen van andere radio-omroepen die uitzenden conform hun zendvergunning en/of van de uitzendingen van de openbare omroep van de Vlaamse Gemeenschap die uitzendt conform het hem ter beschikking gestelde frequentiepakket.
De uitzendingen moeten gebeuren in overeenstemming met de gangbare normen van de International Telecommunications Union (ITU), de European Telecommunications Standards Institute (ETSI) en het European Committee for Electrotechnical Standardization (CENELEC).
----------
(1)<BVR 2017-04-21/08, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 09-05-2017>
Art.1/1. [1 § 1. De aanvragen van tijdelijke zendvergunningen vermelden de volgende gegevens:
1° de rechtspersoon of de aanvrager, met vermelding van het volledige adres;
2° de contactpersonen;
3° de benaming van het initiatief;
4° de roepnaam;
5° de datum of de periode van het evenement;
6° de tijdstippen van uitzending;
7° een uittreksel van de landkaart - met een minimale schaal 1/25.000 - of een kaart uit gangbare internettoepassingen waarop de bepaalde opstellingsplaats van de zendinstallatie wordt aangegeven, alsook de vermelding van de geografische coördinaten van die plaats in lengte en breedte in graden, minuten en seconden;
8° het merk en het type van het genotificeerde zendtoestel, met de vermelding van de volledige technische specificaties van de fabrikant;
9° het merk, het type en de karakteristieken van de antenne, met de volledige technische specificaties van de fabrikant, het volledige stralingsdiagram van de antenne, de hoogte van het midden van de nuttige stralingselementen van de antenne boven de begane grond en de cijferwaarde per 10° in geval van directionele antennes;
10° het type en de lengte van de kabel die de zendapparatuur met de antenne verbindt, met de vermelding van de volledige technische specificatie van de fabrikant.
§ 2. Aanvragen van tijdelijke zendvergunningen moeten maximaal twaalf en minimaal negen weken voor de aanvang van het initiatief ingediend worden. De toekenning van een tijdelijke zendvergunning voor een bepaalde locatie is onder voorbehoud van de beschikbaarheid van een frequentie die inpasbaar is in het frequentieplan en die geen aanleiding geeft tot storing van het zendcomfort van andere omroepen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-04-21/08, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 09-05-2017>
Art.2.§ 1. De [1 zendvergunning of tijdelijke zendvergunning]1 moet zich bestendig bevinden op het adres van de titularis.
Voorzover dit adres niet binnen de Vlaamse Gemeenschap gesitueerd is, moet door hem een gemachtigde worden aangewezen binnen de Vlaamse Gemeenschap. De coördinaten waarop de titularis of zijn gemachtigde bereikbaar zijn, moeten aan [1 de Vlaamse Regulator voor de Media]1 worden meegedeeld. <BVR 2007-02-02/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 05-03-2007>
§ 2. De [1 zendvergunning of tijdelijke zendvergunning]1 moet worden getoond op elk verzoek van de bevoegde controleoverheden.
In geval van verlies, diefstal of beschadiging van de zendvergunning moet daarvan aangifte worden gedaan bij [1 de Vlaamse Regulator voor de Media]1 dat een nieuwe [1 zendvergunning of tijdelijke zendvergunning]1 uitreikt. <BVR 2007-02-02/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 05-03-2007>
----------
(1)<BVR 2017-04-21/08, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 09-05-2017>
Art.3.[1 ...]1
In geval van afstand moet de zendvergunning zonder verwijl en per aangetekende brief aan [1 de Vlaamse Regulator voor de Media]1 worden teruggezonden. <BVR 2007-02-02/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 05-03-2007>
----------
(1)<BVR 2017-04-21/08, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 09-05-2017>
Art.4.[1 De Vlaamse Regulator voor de Media]1 kan de zendvergunning intrekken of schorsen in geval van : <BVR 2007-02-02/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 05-03-2007>
1° het niet naleven van de vergunningsvoorwaarden;
2° het gebruik van niet of niet meer toegewezen frequenties;
3° de overbrenging, zelfs occasioneel, van een of meerdere zendinstallaties naar een andere plaats;
4° het geheel of gedeeltelijk niet functioneren van een of meerdere zendinstallaties gedurende drie maanden tenzij dit het gevolg is van overmacht;
5° het niet of niet tijdig betalen van de jaarlijkse vergoeding voor de ingebruikneming van het toegewezen frequentiepakket en de toegewezen frequenties, zoals bedoeld in artikel 16quinquies en 17quinquies van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 houdende de vaststelling van de procedure van [1 de Vlaamse Regulator voor de Media]1 en houdende de aanvullende kwalificatiecriteria om te worden erkend als landelijke en regionale radio-omroep. <BVR 2007-02-02/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 05-03-2007>
----------
(1)<BVR 2017-04-21/08, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 09-05-2017>
Art.5. De schorsing of intrekking van de zendvergunning wordt per aangetekende brief ter kennis gebracht van de titularis.
Art.6.<BVR 2007-02-02/39, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 05-03-2007> Voor een wijziging van de zendvergunning waarbij een coördinatieprocedure via het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie moet worden opgestart, wordt een recht aangerekend ten bedrage van [2 250 euro]2. [1 Dat recht moet vooraf worden betaald op het rekeningnummer van de Vlaamse Regulator voor de Media.]1
Voor een wijziging van de zendvergunning waarbij geen beroep moet worden gedaan op de diensten van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie in het kader van een coördinatieprocedure, is geen betaling van rechten verschuldigd.
De schorsing of intrekking van een zendvergunning geeft geen aanleiding tot de terugbetaling van de betaalde rechten, van welke aard ook.
----------
(1)<BVR 2010-01-29/16, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 06-05-2010>
(2)<BVR 2017-04-21/08, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 09-05-2017>
Art.6/1. [1 Voor een tijdelijke zendvergunning wordt een recht van 100 euro aangerekend, dat vooraf betaald wordt op het rekeningnummer van de Vlaamse Regulator voor de Media.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-04-21/08, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 09-05-2017>
Art.7. De uitzendingen van de radio-omroepen worden bij een wijziging van de zendvergunning van een andere radio-omroep erkend door de Vlaamse Gemeenschap of van het frequentiepakket van de openbare omroep van de Vlaamse Gemeenschap in hun respectieve dienstzones beschermd tegen storingen van die andere omroepen volgens de normen die vermeld worden in het Regionaal Akkoord met betrekking tot het gebruik van de band 87,5 - 108 MHz voor klankradio-omroep in frequentiemodulatie (Akkoord van Genève van 1984), hierna te noemen "het Akkoord van Genève", aangepast zoals hierna beschreven om het risico op storingen op redelijke wijze te beperken.
Bij de evaluatie van het storingsniveau zal een van de volgende berekeningsmethodes worden gebruikt, met dien verstande dat het bruikbare veld telkens wordt bepaald met de methode van vereenvoudigde vermenigvuldiging (Simplified Multiplication Method - SMM), zoals vermeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, van het Akkoord van Genève :
1° Een berekening met strikte inachtneming van het Akkoord van Genève (inclusief het bereik van de zenders).
2° Het bereik van een zender zal worden berekend op basis van :
a) een bruikbaar veld van 60 dB('mu'V/m);
b) met het richtvermogen van de ontvangstantenne zal geen rekening worden gehouden;
c) het veld van elke stoorzender (degene die onderzocht wordt en diegene die deel uitmaakt van de twintig grootste stoorzenders) zal worden verkregen door het maximum te nemen tussen een constant veld (50 % van de tijd) en een veld van de troposfeer (1 % van de tijd) en met de overeenstemmende beschermingsverhoudingen.
3° Zoals 2° maar rekening houdend met exclusief constante velden (50 % van de tijd).
Bij elk van deze methodes worden storingen binnen eenzelfde frequentiepakket niet meegenomen in de berekeningen.
De keuze van de berekeningsmethode zal gebeuren in functie van een optimale bescherming tegen storingen bedoeld in het eerste lid.
Art.8. Voor de optimalisatie van het frequentieplan kan (kunnen) de toegewezen frequentie(s) op ieder ogenblik door (een) andere gelijkwaardige frequentie(s) vervangen worden. Deze maatregel wordt opgenomen in een bijlage bij de vergunning.
Art.9. De volgende besluiten van de Vlaamse regering worden opgeheven :
1° het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 betreffende de toekenning van zendvergunningen aan de erkende lokale radio's gewijzigd bij de besluiten van 14 juli 1998 en 7 september 2001;
2° het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 betreffende de toekenning van zendvergunningen aan de erkende landelijke radio-omroepen.
Art. 10. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Mediabeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.