Details





Titel:

14 MAART 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de vastlegging van de prestaties van een ambt in het buitengewoon secundair onderwijs. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-07-2003 en tekstbijwerking tot 31-08-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Het onderwijzend personeel.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Het opvoedend hulppersoneel.
Art. 5, 5bis, 6
HOOFDSTUK IV. - Het paramedisch personeel.
Art. 7, 7bis, 7ter, 7quater, 7quinquies, 8
HOOFDSTUK V. - Het medisch personeel.
Art. 9-10
HOOFDSTUK VI. - Het orthopedagogisch personeel.
Art. 11-12
HOOFDSTUK VII. - Het psychologisch personeel.
Art. 13-14
HOOFDSTUK VIII. - Het sociaal personeel.
Art. 15-16
HOOFDSTUK IX. - Het administratief personeel.
Art. 17-18
HOOFDSTUK IXbis. [1 - Dienstvrijstelling voor zitting in een lokaal inspraakorgaan]1
Art. 18bis
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art. 19-20



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2006036845  2007036863  2011203033 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het administratief personeel, [1 het ondersteunend personeel,]1 het paramedisch personeel, het medisch personeel, het orthopedagogisch personeel, het psychologisch personeel en het sociaal personeel van instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs die worden gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
  § 2. In afwijking op § 1 is dit besluit niet van toepassing op :
  1° de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel die een ambt uitoefenen in de opleidingsvorm 4;
  2° de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel die het selectieambt van adjunct-directeur uitoefenen;
  3° de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel die het bevorderingsambt van directeur uitoefenen;
  4° de personeelsleden van het opvoedend hulppersoneel die het bevorderingsambt van beheerder uitoefenen.
  ----------
  (1)<BVR 2006-09-08/45, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>

HOOFDSTUK II. - Het onderwijzend personeel.
Art.2. Het minimum en het maximum aantal lesuren voor een ambt met volledige prestaties in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel wordt vastgesteld als volgt :
  1° leraar algemene en sociale vorming : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50 minuten;
  2° leraar algemene en sociale vorming, specialiteit lichamelijke opvoeding : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50 minuten;
  3° leraar algemene en sociale vorming, compensatietechniek-braille in type 6 : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50 minuten;
  4° leraar beroepsgerichte vorming : minimum 24 en maximum 28 lesuren van 50 minuten;
  5° leraar niet-confessionele zedenleer : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50 minuten;
  6° godsdienstleraar : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50 minuten.

Art.3. Het minimum en het maximum aantal lesuren voor een ambt met volledige prestaties in de selectie- en bevorderingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel wordt vastgesteld als volgt :
  1° het selectieambt van technisch adviseur : minimum 30 en maximum 33 lesuren van 50 minuten;
  2° het bevorderingsambt van technisch adviseur-coördinator : minimum 30 en maximum 33 lesuren van 50 minuten.

Art.4.§ 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 2 en 3, gelijk aan :
  1° 22 voor het ambt genoemd in artikel 2, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°;
  2° 24 voor het ambt genoemd in artikel 2, 4°;
  3° 30 voor het ambt genoemd in artikel 3, 1° en 2°.
  § 2. [1 Voor de toepassing van artikel 44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt genoemd in artikel 2 en 3, gelijk aan :
   1° 25 als de deler voor een ambt met onvolledige prestaties 22 bedraagt;
   2° 30 als de deler voor een ambt met onvolledige prestaties 24 bedraagt;
   3° 35 als de deler voor een ambt met onvolledige prestaties 30 bedraagt.]1
  ----------
  (1)<BVR 2006-09-08/45, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2002>

HOOFDSTUK III. - Het opvoedend hulppersoneel.
Art.5.
  <Opgeheven bij BVR 2023-07-14/23, art. 57, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.5bis. [1 Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in de wervingsambten van het ondersteunend personeel wordt vastgesteld als volgt :
   a) administratief medewerker : 36 uren van 60 minuten;
   b) opvoeder : 36 uren van 60 minuten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2006-09-08/45, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>

Art.6.
  <Opgeheven bij BVR 2023-07-14/23, art. 57, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

HOOFDSTUK IV. - Het paramedisch personeel.
Art.7.[1 § 1. De wekelijkse prestaties in een voltijdse betrekking in het ambt van ergotherapeut, kinesitherapeut, logopedist en verpleger, bedragen 26 klokuren die worden gepresteerd binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.
   § 2. De deelname aan oudercontacten en aan personeelsvergaderingen valt buiten de in § 1 bedoelde wekelijkse prestaties.
   Deze opdrachten vallen niet noodzakelijk binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.
   § 3. Andere afwijkingen op § 1 kunnen maar toegepast worden na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité.]1
  ----------
  (1)<BVR 2007-09-21/39, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.7bis. [1 Binnen de in artikel 7, § 1, bedoelde wekelijkse prestaties presteert het personeelslid een kindgebonden opdracht en/of bijzondere pedagogische taken. Deze opdracht bedraagt minimum 24 lesuren en maximum 28 lesuren.
   De criteria voor de invulling van deze opdracht worden vastgelegd na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité.
   In elke school wordt bij de voorbereiding van het schooljaar onderhandeld over de algemene regels om de vaststelling van het aantal lesuren prestaties tussen het minimum en het maximum van de opdracht op een billijke en transparante wijze te bepalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2007-09-21/39, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.7ter. [1 § 1. De wekelijkse prestaties in een deeltijdse betrekking in een ambt vermeld in artikel 7, § 1, bedragen ten hoogste het evenredige deel van het in artikel 7 bedoelde aantal klokuren.
   De kindgebonden opdracht en/of bijzondere pedagogische taken, bedoeld in artikel 7bis, worden in evenredige mate aangepast bij aanstelling in een deeltijdse betrekking.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2007-09-21/39, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.7quater. [1 § 1. De wekelijkse prestaties in een voltijdse betrekking in het ambt van kinderverzorger bedragen 32 klokuren die worden gepresteerd binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.
   § 2. De deelname aan oudercontacten en aan personeelsvergaderingen valt buiten de in § 1 bedoelde wekelijkse prestaties.
   Deze opdrachten vallen niet noodzakelijk binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.
   § 3. Andere afwijkingen op § 1 kunnen maar toegepast worden na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2007-09-21/39, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.7quinquies. [1 De administratieve taken verbonden aan de eigen functie behoren ook tot de taak, maar niet tot de schoolgebonden prestaties, van het paramedisch personeel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2007-09-21/39, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.8.[1 § 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 7 en 7quater, gelijk aan :
   1° 32 voor het ambt van ergotherapeut, kinesitherapeut, verpleger en kinderverzorger;
   2° 30 voor het ambt van logopedist.
   § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in § 1, gelijk aan :
   1° 37 als de deler voor een ambt met onvolledige prestaties 32 bedraagt;
   2° 35 als de deler voor een ambt met onvolledige prestaties 30 bedraagt.]1
  ----------
  (1)<BVR 2007-09-21/39, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

HOOFDSTUK V. - Het medisch personeel.
Art.9. Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in het medisch personeel in het ambt van arts wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten.

Art.10. § 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 9, gelijk aan 32.
  § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 9, gelijk aan 37.

HOOFDSTUK VI. - Het orthopedagogisch personeel.
Art.11. Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in het orthopedagogisch personeel in het ambt van orthopedagoog wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten.

Art.12. § 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 11, gelijk aan 32.
  § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 11, gelijk aan 37.

HOOFDSTUK VII. - Het psychologisch personeel.
Art.13. Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in het psychologisch personeel in het ambt van psycholoog wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten.

Art.14. § 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 13, gelijk aan 32.
  § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 13, gelijk aan 37.

HOOFDSTUK VIII. - Het sociaal personeel.
Art.15. Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in een ambt van het sociaal personeel in het ambt van maatschappelijk werker wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten.

Art.16. § 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 15, gelijk aan 32.
  § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 15, gelijk aan 37.

HOOFDSTUK IX. - Het administratief personeel.
Art.17.[1 Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in de ambten van het administratief personeel wordt vastgesteld als volgt :
   1° wervingsambten :
   a) bode-kamerbewaarder : 36 uren van 60 minuten.]1
  ----------
  (1)<BVR 2006-09-08/45, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2006>

Art.18.<Opgeheven bij BVR 2006-09-08/45, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2001>

HOOFDSTUK IXbis. [1 - Dienstvrijstelling voor zitting in een lokaal inspraakorgaan]1   ----------   (1)
Art.18bis. [1 Het personeelslid dat zitting heeft in een lokaal inspraakorgaan dat opgericht is door of krachtens een wet of een decreet, krijgt dienstvrijstelling om de vergaderingen van dat inspraakorgaan bij te wonen. De dienstvrijstelling wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2011-05-27/06, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art.19. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002, met uitzondering van hoofdstuk III en IX die uitwerking hebben op 1 september 2001.

Art. 20. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 14 maart 2003.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
  M. VANDERPOORTEN.