4 JUNI 2003. - Decreet betreffende het inwerkingsbeleid. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-06-2003 en tekstbijwerking tot 15-01-2009).
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Doelgroep.
Art. 3-10
HOOFDSTUK IV. - Overdracht (en doorverwijzing). <DVR 2006-07-14/38, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2006>
Art. 11-12
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 13-14
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Art.2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° VDAB : Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
2° onthaalbureau : bureau, opgericht overeenkomstig artikelen 6 en 7 van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid;
3° primair inburgeringstraject : traject zoals omschreven in artikel 10 van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid.
(4° vreemdeling : persoon die liet bewijs niet levert dat hij de Belgische nationaliteit bezit en die gemachtigd of toegelaten is tot een verblijf of om zich te vestigen met toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, of van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk.) <DVR 2006-07-14/38, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2006>
(5° asielzoeker : de vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend, hetzij tot erkenning van de vluchtelingenstatus, hetzij tot toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus, vermeld in artikel 49/3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.) <DVR 2008-11-21/45, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 25-01-2009>
HOOFDSTUK II. - Doelgroep.
Art.3. De doelgroep bestaat uit nieuwkomers en oudkomers.
(Nieuwkomers zijn :
1° vreemdelingen, voor zover volle achttien jaar oud, die niet langer dan 12 opeenvolgende maanden in het Rijksregister zijn ingeschreven, met uitzondering van de vreemdelingen die hier voor een tijdelijk doel verblijven en van de asielzoekers gedurende de termijn van de eerste vier maanden na de indiening van hun asielaanvraag;
2° meerderjarige Belgen, geboren buiten België, die voor het eerst sedert niet langer dan 12 opeenvolgende maanden in het Rijksregister zijn ingeschreven en van wie minstens één ouder geboren is buiten België en die Nederlandsonkundig zijn en geen getuigschrift basisonderwijs, of een getuigschrift of een diploma van het secundair onderwijs, of een diploma hoger onderwijs hebben behaald in een door de Vlaamse Gemeenschap, in een door de Franse Gemeenschap, in een door de Duitstalige Gemeenschap of in een door het Koninkrijk der Nederlanden, met uitzondering van Aruba en de Nederlandse Antillen, erkende, gefinancierde, georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling;) <DVR 2008-11-21/45, art. 3, 1°, 004; Inwerkingtreding : 25-01-2009>
(Oudkomers zijn :
1° vreemdelingen, voor zover volle achttien jaar oud, die langer dan 12 maanden in het Rijksregister zijn ingeschreven en die Nederlandsonkundig zijn en geen getuigschrift basisonderwijs, of een getuigschrift of een diploma van het secundair onderwijs, of een diploma hoger onderwijs hebben behaald in een door de Vlaamse Gemeenschap, in een door de Franse Gemeenschap, in een door de Duitstalige Gemeenschap of in een door het Koninkrijk der Nederlanden, met uitzondering van Aruba en de Nederlandse Antillen, erkende, gefinancierde, georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling;
2° meerderjarige Belgen, geboren buiten België, die langer dan 12 opeenvolgende maanden in het Rijksregister zijn ingeschreven en van wie minstens één ouder geboren is buiten België en die Nederlandsonkundig zijn en geen getuigschrift basisonderwijs, of een getuigschrift of een diploma van het secundair onderwijs, of een diploma hoger onderwijs hebben behaald in een door de Vlaamse Gemeenschap, in een door de Franse Gemeenschap, in een door de Duitstalige Gemeenschap of in een door het Koninkrijk der Nederlanden, met uitzondering van Aruba en de Nederlandse Antillen, erkende, gefinancierde, georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling.) <DVR 2008-11-21/45, art. 3, 2°, 004; Inwerkingtreding : 25-01-2009>
Art.4. <DVR 2006-07-14/38, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2006> Om tot de doelgroep te behoren, moeten de nieuwkomers en de oudkomers :
1° in het rijksregister zijn ingeschreven door een gemeente van het Nederlandse taalgebied. Nieuwkomers die in het rijksregister zijn ingeschreven door een gemeente van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en die op de diensten van de VDAB een beroep wensen te doen, behoren eveneens tot de doelgroep;
2° ingeschreven zijn als werkzoekende.
Art.5. <DVR 2006-07-14/38, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2006> De Vlaamse Regering kan de in artikel 3 bedoelde categorieën van personen nader preciseren.
Art.6. De personen van de doelgroep hebben recht op een bijzondere opleiding en begeleiding met het oog op een duurzame tewerkstelling.
Art.7. <hersteld bij DVR 2006-07-14/38, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2006> De VDAB organiseert deze bijzondere opleiding en begeleiding onder de vorm van inwerkingstrajecten. Elk onderdeel van een inwerkingstraject vormt een aangeboden kans inzake begeleiding en opleiding in de zin van artikel 8 van het decreet van 30 april 2004 houdende het Handvest van de werkzoekende. Overeenkomstig deze bepaling stelt de VDAB aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening de informatie ter beschikking met betrekking tot de afwezigheid, weigering of de vroegtijdige beëindiging van de nieuwkomer en de oudkomer van de doelgroep van het inwerkingstraject.
Het niet naleven door de oudkomer, bedoeld in artikel 11, derde lid van dit decreet, van de verplichting tot regelmatige deelname, zoals bedoeld in artikel 5, § 3, 2°, van het decreet betreffende het inburgeringsbeleid van 28 februari 2003, aan het vormingsprogramma zoals bedoeld in artikel 13, § 1, van datzelfde decreet, wordt voor de toepassing van dit decreet gelijkgesteld met de afwezigheid zoals bedoeld in het voorgaande lid.
Art.8. Het inwerkingstraject wordt vastgelegd op grond van een screening die de wensen, behoeften, vaardigheden en competenties van de betrokkene in kaart brengt.
Het inwerkingstraject bestaat minstens uit een loopbaanoriëntatie en een trajectplan.
Loopbaanoriëntatie heeft tot doel een individueel proces te ondersteunen en te begeleiden waarbij de persoon van de doelgroep de eigen levensloopbaan uittekent, en daarbij onder meer inzicht verwerft in de arbeidsmarkt, waarbij de reeds aanwezige competenties vertaald worden naar onze samenleving.
Het trajectplan voorziet op geïntegreerde wijze en voorzover nodig in onder meer arbeidsbemiddeling, een technische opleiding, een taalopleiding en nazorg na plaatsing.
(Voor oudkomers van de doelgroep bevat het trajectplan ten minste een taalopleiding Nederlands op maat van de betrokkene, met respect voor de wettelijke voorwaarden inzake de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.) <DVR 2006-07-14/38, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2006>
De Vlaamse regering kan de inhoud van het inwerkingstraject nader preciseren.
Art.9. Per persoon van de doelgroep wordt een portfolio bijgehouden. Deze portfolio wordt samengesteld in samenspraak me, de betrokkene en wordt door de betrokkene zelf bijgehouden. Ze bevat onder meer diens diploma's, schoolse en niet-schoolse vaardigheden en verworven competenties. Wanneer de betrokkene tijdens het volgen van een inwerkingstraject nieuwe vaardigheden, competenties of diploma's verwerft, dan worden deze aan de portfolio toegevoegd.
De portfolio moet de betrokkene een duidelijk inzicht verschaffen met betrekking tot de evolutie van het inwerkingstraject en tot welk soort loopbaan zijn inwerkingstraject leidt.
Art.10. De inwerkingstrajecten worden individueel en op maat aan de personen van de doelgroep aangeboden.
In het Nederlandse taalgebied worden de inwerkingstrajecten via de lokale werkwinkels aangeboden.
Voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt het aanbod van inwerkingstrajecten geregeld in een samenwerkingsovereenkomst tussen de VDAB en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling.
HOOFDSTUK IV. - Overdracht (en doorverwijzing).
Art.11. Indien een nieuwkomer reeds een primair inburgeringstraject gevolgd heeft, dan heeft hij recht op een inwerkingstraject dat op zijn primair inburgeringstraject aansluit.
Op het einde van het primair inburgeringstraject gebeurt de overdracht van het onthaalbureau naar de VDAB overeenkomstig artikel 16 van het de decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid.
(Indien de oudkomer van de doelgroep nood heeft aan het primaire inburgeringstraject of onderdelen daarvan om zijn kansen op een succesvol traject naar werk te vergroten, gebeurt de doorverwijzing van de betrokken oudkomer van de VDAB naar het onthaalbureau. De VDAB duidt hierbij aan welke onderdelen van het vormingspakket, bedoeld in artikel 13, § 1, van het decreet betreffende het inburgeringsbeleid van 28 februari 2003, deel uitmaken van het inwerkingstraject. In dit geval dient de betrokken oudkomer zich binnen een periode van 10 werkdagen aan te melden bij het onthaalbureau. Het onthaalbureau rapporteert de regelmatige deelname van de betrokken oudkomer aan het vormingspakket of onderdelen daarvan aan de VDAB.) <DVR 2006-07-14/38, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2006>
(Overeenkomstig artikel 4, § 3, van het decreet betreffende het inburgeringsbeleid van 28 februari 2003 wordt het vormingspakket of onderdelen daarvan kosteloos aangeboden aan diegene die doorverwezen wordt door de VDAB naar het onthaalbureau.) <DVR 2006-07-14/38, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2006>
Art.12. (De VDAB en de onthaalbureaus dienen er samen voor te zorgen dat deze overdracht en doorverwijzing op maat gericht zijn en vlot verlopen. Tussen de VDAB en de onthaalbureaus wordt hieromtrent een samenwerkingsprotocol afgesloten.) <DVR 2006-07-14/38, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2006>
De Vlaamse regering bepaalt de nadere modaliteiten met betrekking tot het samenwerkingsprotocol.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.13. Binnen de perken van het begrotingskrediet, stelt de Vlaamse regering middelen ter beschikking voor de organisatie van het inwerkingsbeleid.
De Vlaamse regering bepaalt de verdere modaliteiten betreffende de organisatie van het inwerkingsbeleid en de toekenning van de middelen.
Art. 14. De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-09-2003 door BVR 2003-09-05/33, art. 1)
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 4 juni 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme,
R. LANDUYT.