6 SEPTEMBER 2002. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 20 juni 1996 betreffende de werkingsuitgaven van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen van het Waalse Gewest (VERTALING).
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 1 van het ministerieel besluit van 20 juni 1996 betreffende de werkingsuitgaven van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen van het Waalse Gewest, wordt een achtste streepje toegevoegd, luidend als volgt :
" kosten voor opdrachten (kosten voor maaltijden, verblijfskosten, eventuele huur van voertuigen, enz.) " en een negende streepje luidend als volgt : " kosten voor het personeel dat na uitdrukkelijke toestemming van de Minister opdrachten moet vervullen ".
Het laatste lid van artikel 1 van hetzelfde ministerieel besluit wordt geschrapt.
Art.2. In artikel 2 van hetzelfde ministerieel besluit wordt het tweede lid gewijzigd als volgt : " Het bedrag van het presentiegeld wordt opgetrokken tot 45 euro voor de voorzitters en de ondervoorzitters van de Gewestelijke Kamer en van de Provinciale Kamers en tot 40 euro voor de andere leden. "
Art.3. In artikel 3, in fine , van hetzelfde ministerieel besluit worden de volgende woorden toegevoegd : " gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 7 maart 2001 ".
Het volgende lid wordt aan de tekst van artikel 3 toegevoegd :
" De leden worden terugbetaald krachtens artikel 17 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 22 januari 1998 en 7 maart 2001, wanneer ze zich naar een vergadering van een afdeling, een kamer, een bureau, een werkgroep, of naar een plenaire of een algemene vergadering begeven.
De leden worden ertoe gemachtigd hun persoonlijke voertuig te gebruiken en worden terugbetaald krachtens artikel 13 van het van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, zoals gewijzigd bij artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 7 maart 2001, wanneer ze op reis zijn in het kader van een opdracht die hen wordt toegewezen door de voorzitter of de secretaris van hun respectievelijke Kamer of van de Koninklijke Commissie.
Voor de berekening van het terug te betalen bedrag geldt de woonplaats van het lid als vertrekplaats. "
Art.4. De tekst van artikel 4 van hetzelfde ministerieel besluit wordt geschrapt.
Art.5. De tekst van artikel 5 van hetzelfde ministerieel besluit wordt vervangen door de volgende tekst :
" De leden worden gelijkgesteld met ambtenaren van niveau 1. "
Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002 met uitzondering van artikel 2 dat op 1 april 2002 in werking treedt.
Namen, 6 september 2002.
M. DAERDEN.