23 JUNI 2003. - Koninklijk besluit houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van bedden zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-08-2003 en tekstbijwerking tot 13-04-2007).
Art. 1-6, 6bis, 7-8
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
1° " T-bedden " : bedden in diensten voor neuropsychiatrie voor behandeling van volwassen patiënten;
2° " PVT-bedden " : bedden in psychiatrische verzorgingstehuizen;
3° " acute bedden " : bedden in diensten voor diagnose en voor heelkundige behandeling (kenletter C), bedden in diensten voor diagnose en geneeskundige behandeling (kenletter D) en bedden in diensten voor geriatrie (kenletter G).
Art.2. Ziekenhuisbedden die afgeschaft zijn met toepassing van de normen inzake de bezettingsgraden, overeenkomstig artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, kunnen geen aanleiding geven tot de ingebruikneming van PVT-bedden.
Art.3. De desaffectatie van 1 T-bed kan aanleiding geven tot de oprichting van 1,48 PVT-bedden.
Deze reconversie mag niet doorgevoerd worden indien de toepassing ervan tot gevolg heeft dat het aanbod van T-bedden daalt beneden 50 % van de voor deze bedden voorziene programmatie.
Art.4. De desaffectatie van 1 acuut bed kan aanleiding geven tot de oprichting van 2,44 PVT-bedden.
Art.5. De in de artikelen 2 en 3 bedoelde PVT-bedden mogen in geen geval gevestigd zijn op de campus van een ziekenhuis.
Art.6. Voor de toepassing van dit besluit dient het engagement tot reconversie te worden aangegaan in het kader van een herstructureringsplan dat ter kennis gebracht wordt van de bevoegde overheid van de betrokken gemeenschap. Een afschrift van het bedoelde plan dient te worden overgemaakt aan de Ministers die respectievelijk de volksgezondheid en de vaststelling van de verpleegdagprijs van de ziekenhuizen onder hun bevoegdheid hebben.
Art. 6bis. <Ingevoegd bij KB 2007-03-19/44, art. 1; Inwerkingtreding : 23-04-2007> Indien bij een overheid, bevoegd voor het gezondheidsbeleid krachtens de artikelen 128, 130 of 136 van de Grondwet, geen PVT-bedden kunnen worden opgericht overeenkomstig de regelen bedoeld in de artikelen 3 en 4, dan mag de toepassing van de vorige bepalingen ertoe leiden dat deze overheid beschikt over een pool van 30 PVT-bedden.
Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8. Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 juni 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
J. TAVERNIER
De Minister van Sociale Zaken,
F. VANDENBROUCKE