4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht en van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument.
Art. 6
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht.
Art. 7-13
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers.
Art. 14-20
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.
Art. 21-25
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.
Artikel 1. In artikel 14, § 2, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 2001 en 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het 2° worden de woorden " en zijn inschrijvingsnummer in het handelsregister of in het ambachtsregister, evenals zijn erkenningsnummer bij het Ministerie van Economische Zaken " vervangen door de woorden " en zijn ondernemingsnummer evenals de benaming en adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie ";
2° in het 3° worden de woorden " en zijn inschrijvingsnummer in het handelsregister of in het ambachtsregister, evenals zijn inschrijvingsnummer bij het Ministerie van Economische Zaken " vervangen door de woorden " en zijn ondernemingsnummer evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie ".
Art.2. In artikel 69, § 4, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het 6°, a), ingevoegd bij de wet van 6 juli 1992, wordt vervangen als volgt :
" a) opgericht zijn onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk; ";
2° het 6°, d), ingevoegd bij de wet van 6 juli 1992, wordt opgeheven.
Art.3. In artikel 75 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt vervangen als volgt :
" § 1. Om te worden erkend moeten de in artikel 74 bedoelde personen bij hun aanvraag :
1° opgericht zijn in de vorm van een handelsvennootschap of als rechtspersoon voor de economische samenwerkingsverbanden die geen vennootschappen zijn;
2° ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming.
De door de Minister van Economische Zaken aangestelde ambtenaren kunnen aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen met betrekking tot hun bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden een bewijs van goed zedelijk gedrag of een gelijkwaardig document bestemd voor een openbaar bestuur vragen in de mate dat zij geen toegang zouden hebben tot het Centraal Strafregister of voornoemde personen niet vatbaar zijn voor registratie in dit register. ";
2° in § 3 worden de woorden " Bovendien moeten de aanvragers er zich toe verbinden " vervangen door de woorden " Bovendien zijn zij gehouden om ";
3° in § 4 worden de woorden " de verbintenis " vervangen door de woorden " de verplichting ";
4° in § 5 worden de woorden " Zij moeten zich ook ertoe verbinden " vervangen door de woorden " Zij zijn er ook toe gehouden ".
Art.4. In artikel 75bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 februari 1994, wordt de laatste zin van § 1, vierde lid, vervangen als volgt :
" Van deze registratie wordt melding gemaakt aan de Kruispuntbank van Ondernemingen die ernaar verwijst via het ondernemingsnummer. ".
Art.5. In artikel 77, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 6 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
" Bij hun aanvraag om inschrijving moeten de in § 1 bedoelde personen :
1° opgericht zijn in de vorm van een handelsvennootschap of als rechtspersoon voor de economische samenwerkingsverbanden die geen vennootschappen zijn;
2° ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming.
De door de Minister van Economische Zaken aangestelde ambtenaren kunnen aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen met betrekking tot hun bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden een bewijs van goed zedelijk gedrag of een gelijkwaardig document bestemd voor een openbaar bestuur vragen in de mate dat zij geen toegang zouden hebben tot het Centraal Strafregister of voornoemde personen niet vatbaar zijn voor registratie in dit register. ";
2° in het tweede lid worden de woorden " Bovendien moeten zij zich verbinden " vervangen door de woorden " Bovendien zijn zij gehouden om ".
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument.
Art.6. In artikel 6, § 2, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het 1° worden tussen de woorden " de identiteit, " en de woorden " het adres, " de woorden " het ondernemingsnummer, " ingevoegd;
2° het 2° wordt vervangen als volgt :
" 2° de naam of de benaming, het adres en, desgevallend, het ondernemingsnummer van de persoon die tot minnelijke invordering overgaat evenals de gegevens van het bevoegd toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie; ".
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht.
Art.7. Artikel 3 van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, wordt vervangen als volgt :
" Art. 3. § 1. Om de vergunning te verkrijgen, moet de houder van een drankgelegenheid vóór het begin van zijn activiteiten daartoe een aanvraag doen door middel van een aangifte bij de dienst aangewezen door de Minister van Financiën.
De aangever kan die aangifte op elektronische wijze via de hiertoe door de overheidsdienst ter beschikking gestelde toepassing indienen en verklaart daarbij of er reeds eerder een plan werd ingediend bij de Administratie van het Kadaster en onder welke referentie dit in voorkomend geval werd geregistreerd.
Op verzoek van de aangever betekent de Administratie van het Kadaster hem het afgesplitste gedeelte van het kadastraal inkomen dat zal dienen als heffingsgrondslag van de belasting voor de vaststelling van het vergunningsrecht.
Deze aangifte moet de tot de drankgelegenheid behorende plaatsen en lokaliteiten nauwkeurig vermelden.
De Administratie der douane en accijnzen gaat via consultatie van het Centraal Strafregister na of de houder van de drankgelegenheid zich niet bevindt in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1. Aan de hand van het rijksregisternummer van de bij hem inwonende of in de inrichting wonende personen die aan de exploitatie van de drankgelegenheid deelnemen, dat dient te worden vermeld op de aangifte, zal de Administratie der douane en accijnzen tevens nagaan of die personen zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 3.
§ 2. Indien de houder zijn drankgelegenheid exploiteert door bemiddeling van een lasthebber, gaat de Administratie der douane en accijnzen via consultatie van het Centraal Strafregister na of deze laatste zich niet bevindt in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1, 2° tot 7° en 9°.
De aangifte moet bovendien het rijksregisternummer bevatten van de bij de lasthebber inwonende of in de inrichting wonende personen die aan de exploitatie van de drankgelegenheid deelnemen, teneinde de Administratie der douane en accijnzen toe te laten na te gaan of zij zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 3.
§ 3. Indien de houder van een drankgelegenheid of de lasthebber een rechtspersoon is, gaat een daartoe bevoegd persoon van de Administratie der douane en accijnzen via consultatie van het Centraal Strafregister na of elk orgaan dat belast is met het vervullen van de bij deze wet opgelegde verplichtingen of dat op enigerlei wijze betrokken is bij de exploitatie van de drankgelegenheid, zich niet bevindt in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1, 2° tot 7° en 9°.
§ 4. Indien de houder van een drankgelegenheid een feitelijke vereniging is, gaat een daartoe bevoegd persoon van de Administratie der douane en accijnzen via consultatie van het Centraal Strafregister na of elk van de natuurlijke personen die van de vereniging deel uitmaken en van elk orgaan van de rechtspersonen dat belast is met het vervullen van de bij deze wet opgelegde verplichtingen of dat op enigerlei wijze betrokken is bij de exploitatie van de drankgelegenheid, zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1, 2° tot 7° en 9°. ".
Art.8. Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 4. Indien de Administratie der douane en accijnzen beslist tot de weigering van de aangifte inzake het vergunningsrecht op basis van het feit dat de houder van de drankgelegenheid, de eventuele lasthebber of de bij hen inwonende of in de inrichting wonende personen die aan de exploitatie van de drankgelegenheid deelnemen, niet voldoen aan de moraliteitsvoorwaarden, kan de houder van de drankgelegenheid beroep instellen binnen dertig dagen na de weigering bij de Minister van Justitie. De Minister of zijn gemachtigde doet uitspraak over het beroep ten gronde. ".
Art.9. Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 7. Elke verandering van lasthebber moet vooraf worden medegedeeld door middel van een aangifte.
In dit geval gaat een daartoe bevoegd persoon van de Administratie der douane en accijnzen via consultatie van het Centraal Strafregister na of de nieuwe lasthebber zich niet bevindt in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1, 2° tot 7° en 9°. Deze aangifte tot wijziging moet eveneens het rijksregisternummer van de bij de lasthebber inwonende of in de inrichting wonende personen die aan de exploitatie van de drankgelegenheid deelnemen bevatten, teneinde de Administratie der douane en accijnzen toe te laten bij de bevoegde autoriteiten na te gaan of zij zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 3. ".
Art.10. In dezelfde wet wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende :
" Art. 7bis. De door de Minister van Financiën aangestelde ambtenaren kunnen aan de personen vermeld in artikel 3 en 7 een afschrift van het moraliteitsattest vragen in de mate dat zij geen toegang zouden hebben tot het centraal strafregister of voornoemde personen niet vatbaar zijn voor registratie in dit register. ".
Art.11. Artikel 14, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt :
" De vergunning voor het verstrekken van sterke drank voor gebruik ter plaatse wordt pas afgegeven na betaling van een jaarlijks en ondeelbaar recht, vastgesteld per kalenderjaar op 10 % van de geïndexeerde heffingsgrondslag van de belasting. ".
Art.12. Artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, wordt vervangen als volgt :
" Art. 16. De aangifte tot het verkrijgen van een vergunning en de aangifte van verandering van de drankgelegenheid worden door de ontvanger der accijnzen van het gebied geverifieerd in functie van het aan hem door de Administratie van het Kadaster meegedeelde afgesplitste gedeelte van het kadastraal inkomen. ".
Art.13. Artikel 17, eerste lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :
" Het vergunningsrecht moet voor de eerste maal worden betaald bij het indienen van de aangifte op het bevoegde kantoor der accijnzen of binnen de 8 werkdagen volgend op de datum van verzending van de uitnodiging tot betaling door de Administratie der douane en accijnzen bij het indienen van de aangifte op elektronische wijze. De exploitatie van de drankgelegenheid kan pas aanvangen na de betaling van het verschuldigd vergunningsrecht. Voor de volgende jaren moet het vergunningsrecht worden betaald in de tweede helft van de maand januari van het jaar waarvoor het verschuldigd is. ".
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers.
Art.14. In artikel 4, tweede lid, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, wordt het woord " schriftelijke " geschrapt.
Art.15. Artikel 31 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
" 5. ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming. ".
Art.16. Artikel 32, 4., van dezelfde wet wordt opgeheven.
Het punt 5. wordt punt 4.
Art.17. Artikel 36 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
" 6. ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming. ".
Art.18. Artikel 37, 4., van dezelfde wet wordt opgeheven.
Het punt 5. wordt punt 4.
Art.19. Artikel 42 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 42. De aanvrager van een vergunning klasse C moet zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming. ".
Art.20. Artikel 55, 4°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" 4° het identificatienummer bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij ontstentenis van dit nummer, het nummer toegekend krachtens het koninklijk besluit van 8 februari 1991 betreffende de samenstelling en de wijze van toekenning van het identificatienummer van de natuurlijke personen die niet ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen. ".
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.
Art.21. De artikelen 2, 3 en 5 treden in werking op 1 juli 2003.
Artikel 1 treedt in werking op 1 januari 2005. Niettemin kunnen de personen en ondernemingen die reeds over een ondernemingsnummer beschikken dit nummer, onverminderd de toepassing van de artikelen 11 tot 13 en 87 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, vanaf 1 juli 2003 aanwenden ter vervanging van het inschrijvingsnummer in het handelsregister of in het ambachtsregister.
Art.22. Artikel 4 treedt in werking op l juli 2003. Tot 1 januari 2005 zal niettemin het toegekende registratienummer blijven gelden als erkenningsnummer waarvan sprake in artikel 14, § 2, 2°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.
Art.23. Artikel 6 treedt in werking op 1 januari 2005. Niettemin kunnen de schuldeisers en personen die tot minnelijke invordering overgaan en die reeds over een ondernemingsnummer beschikken, onverminderd de toepassing van de artikelen 11 tot 13 en 87 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, dit nummer vanaf 1 juli 2003 aanwenden ter vervanging van het inschrijvingsnummer in het handelsregister en het BTW - identificatienummer.
Art.24. De artikelen 7 tot 20 treden in werking op 1 juli 2003.
Art. 25. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, Onze Minister van Economie, en Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 april 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
G. VERHOFSTADT
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand,
R. DAEMS
De Minister van Economie,
Ch. PICQUE
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
J. TAVERNIER.