Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 MAART 2003. - Koninklijk besluit houdende handhaving van de verplichte arbeidstijd voor zeevarenden aan boord van schepen die Belgische havens aandoen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-03-2003 en tekstbijwerking tot 08-05-2015)



Inhoudstafel:

Toepassingsgebied.
Art. 1, 1/1, 1/2
Definities.
Art. 2
Opstelling van verslagen.
Art. 3
Inspectie en nadere inspectie.
Art. 4
Herstel van tekortkomingen.
Art. 5
Follow-up procedures.
Art. 6
Recht van beroep.
Art. 7
Administratieve samenwerking.
Art. 8-11
BIJLAGEN.
Art. N1-2N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2014014360  2015014142 



Artikels:

Toepassingsgebied.
Artikel 1.
  a) op de onder EU-vlag varende en/of in de EU geregistreerde schepen wordt toepassing gemaakt van de clausules 1-16 van de als bijlage I gevoegde Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden.
  b) op de niet onder EU-vlag varende en/of in de EU geregistreerde schepen wordt toepassing gemaakt van de clausules 1-12 van de als bijlage I gevoegde Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden.

Art.1/1. [1 Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van :
   - richtlijn 1999/63/EG van de Raad van 21 juni 1999 inzake de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten door de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST), gewijzigd bij richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009;
   - richtlijn 2013/54/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 20 november 2013 betreffende bepaalde verantwoordelijkheden van de vlaggenstaat met betrekking tot de naleving en de handhaving van het Verdrag betreffende maritieme arbeid, 2006.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-05-07/01, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-05-2015>

Art.1/2. [1 Elk schip dat onder Belgische vlag vaart en onder het toepassingsgebied van de wet van 13 juni 2014 tot uitvoering en controle van de toepassing van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006 valt, houdt aan boord een exemplaar van de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten door de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST) van 30 september 1998, gewijzigd bij de overeenkomst van 19 mei 2008 tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) inzake het verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 ter beschikking op een gemakkelijke en rechtstreeks toegankelijke plaats zodat de zeelieden, de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren en de erkende organisaties de overeenkomst kunnen raadplegen. Dit kan langs elektronische weg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-05-07/01, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 08-05-2015>

Definities.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  a) " schip " : elk zeeschip, ongeacht of het staats- dan wel particulier eigendom is, dat gewoonlijk wordt gebruikt in de handelsscheepvaart. Vissersvaartuigen vallen niet onder deze definitie;
  b) " inspecteur " : de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar aangewezen om de werkomstandigheden aan boord van zeeschepen te inspecteren;
  c) " klacht " : een mededeling of verslag ingediend door een bemanningslid, een beroepsorganisatie, een associatie, een vakbond of, in het algemeen, eenieder die belang heeft bij de veiligheid van het schip en met name bij de veiligheid en gezondheid van de bemanning.

Opstelling van verslagen.
Art.3. De inspecteur die een klacht ontvangt die hij niet kennelijk ongegrond acht of over aanwijzingen beschikt dat een schip dat vrijwillig in het kader van de normale uitoefening van zijn activiteiten dan wel om operationele redenen een Belgische haven aandoet en niet voldoet aan de in bijlage I van dit besluit genoemde normen, stelt een verslag op ten behoeve van de regering van het land waar het schip is geregistreerd. Indien een overeenkomstig artikel 4 van dit besluit verrichte inspectie relevante bewijzen oplevert, neemt de inspecteur de nodige maatregelen om te waarborgen dat alle omstandigheden aan boord die duidelijk gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de zeevarenden worden verholpen.
  De identiteit van de persoon die de klacht indient behoeft niet aan de kapitein of de eigenaar van het schip bekend te worden gemaakt.

Inspectie en nadere inspectie.
Art.4.
  1. Wanneer een inspecteur een inspectie verricht met het doel bewijzen te verzamelen dat een schip niet voldoet aan de in bijlage I van dit besluit genoemde normen onderzoekt hij of :
  - er aan boord van het schip een organisatieschema van de werkzaamheden voorhanden is, dat in de werktaal of -talen van het schip en in het Engels is opgesteld volgens het model als bijlage II,1 van dit besluit of een ander gelijkwaardig model en dat op een gemakkelijk toegankelijke plaats aan boord is opgehangen;
  - de gegevens over de arbeids- en rusttijden van de zeevarenden in de werktaal of -talen van het schip en in het Engels worden geregistreerd, op formulieren volgens het model als bijlage II,2 van dit besluit, of een ander gelijkwaardig model, aan boord worden bewaard degelijk door de bevoegde autoriteit van de Staat waar het schip is geregistreerd, zijn goedgekeurd.
  2. Wanneer een klacht is ontvangen, of de inspecteur op grond van zijn eigen waarnemingen aan boord vermoedt dat de zeevarenden oververmoeid zijn, voert hij een nadere inspectie uit volgens lid 1 om zich ervan te vergewissen of de geregistreerde arbeids- en rusttijden in overeenstemming zijn met de in de bijlage I van dit besluit vastgelegde normen en of daaraan naar behoren de hand is gehouden, waarbij hij andere geregistreerde gegevens betreffende de scheepsactiviteiten in zijn beoordeling betrekt.

Herstel van tekortkomingen.
Art.5.
  1. Indien tijdens de inspectie of de nadere inspectie blijkt dat het schip niet voldoet aan de in de bijlage I van dit besluit genoemde normen neemt de inspecteur de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de omstandigheden aan boord die een duidelijk gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de zeevarenden, worden verbeterd. Zo kan onder meer een uitvaarverbod worden opgelegd, totdat de geconstateerde tekortkomingen zijn verholpen of de zeevarenden voldoende zijn uitgerust.
  2. Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat het wachtpersoneel van de eerste wacht of van één van de aflossingsploegen oververmoeid is, zorgt de inspecteur ervoor dat het schip niet uitvaart voordat de geconstateerde tekortkomingen zijn hersteld of de zeevarenden voldoende zijn uitgerust.

Follow-up procedures.
Art.6. Wanneer een schip krachtens artikel 5 van dit besluit een verbod krijgt opgelegd om de haven te verlaten, stelt de inspecteur, de kapitein, de eigenaar of exploitant, de overheid van de vlaggenstaat of de staat waar het schip is geregistreerd dan wel de consul, of wanneer er geen consul is, de dichtstbijzijnde diplomatieke vertegenwoordiging van de betrokken staat, in kennis van de resultaten van de in artikel 4 van dit besluit bedoelde inspecties, van zijn eventuele beslissingen en van de vereiste corrigerende maatregelen.
  2. Bij de inspecties wordt alles in het werk gesteld om te voorkomen dat een schip onrechtmatig wordt opgehouden.

Recht van beroep.
Art.7.
  1. De eigenaar of de exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger in België heeft het recht beroep in te stellen tegen een door de inspecteur genomen besluit tot aanhouding. Het beroep schorst de aanhouding niet.
  2. De inspecteur dient de kapitein van het schip als bedoeld in punt 1 naar behoren op de hoogte te stellen van zijn recht op beroep.

Administratieve samenwerking.
Art.8. De inspecteur maakt elk kwartaal bekend welke door hem onderzochte schepen in de afgelopen drie maanden werden aangehouden en welke schepen in de afgelopen 24 maand meer dan één maal werden aangehouden.
  De publicatie omvat het volgende :
  - naam van het schip;
  - naam van de eigenaar of de exploitant van het schip;
  - IMO-nummer;
  - vlaggenstaat;
  - classificatiebureau, voor zover nodig, en, indien van toepassing, enige partij die namens de vlaggenstaat certificaten heeft afgegeven voor het schip in overeenstemming met de verdragen;
  - reden voor aanhouding;
  - haven en datum van aanhouding.

Art.9. Niet-begunstigingsclausule.
  Bij inspectie van een schip dat geregistreerd is op het grondgebied of onder de vlag vaart van een staat die IAO-Verdrag nr. 180 of het Protocol bij IAO-Verdrag nr. 147 niet heeft geratificeerd, zal ervoor worden gezorgd dat, zodra het Verdrag en het Protocol zijn in werking getreden, de behandeling van dit schip en haar bemanning niet gunstiger is dan van een schip dat geregistreerd is op het grondgebied of onder de vlag vaart van een staat die wel partij is bij IAO-Verdrag nr. 180 en/of het Protocol bij IAO-Verdrag nr. 147.

Art.10. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.

Art.11. Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.BIJLAGE I. - EUROPESE OVEREENKOMST betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden.
  Gezien de overeenkomst betreffende de sociale politiek behorende bij het protocol betreffende de sociale politiek, gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en inzonderheid artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 2,
  Overwegende dat artikel 4, lid 2, van de overeenkomst betreffende de sociale politiek bepaalt dat op communautair niveau gesloten overeenkomsten op gezamenlijk verzoek van de ondertekenende partijen ten uitvoer kunnen worden gelegd door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie,
  Overwegende dat de ondertekenende partijen hierbij een dergelijk verzoek doen;
  ZIJN DE ONDERTEKENENDE PARTIJEN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :
  Clausule 1.
  1. Deze overeenkomst is van toepassing op zeevarenden op elk zeeschip, ongeacht of het staats- of particulier eigendom is, dat geregistreerd staat op het grondgebied van een lidstaat en gewoonlijk gebruikt wordt in de handelsscheepvaart. In deze overeenkomst wordt een schip dat in het register van twee staten is opgenomen, geacht te zijn geregistreerd op het grondgebied van de staat wiens vlag het voert.
  2. In geval van twijfel moet de bevoegde autoriteit van de desbetreffende lidstaat beslissen of schepen wel of niet als zeeschepen of als gebruikt voor de handelsscheepvaart in de zin van deze overeenkomst worden beschouwd. De organisaties van de betrokken reders en zeevarenden dienen te worden geraadpleegd.
  [1 3. Bij twijfel over de vraag of bepaalde categorieën personen voor de toepassing van deze overeenkomst dienen te worden beschouwd als zeevarenden, wordt in elke lidstaat na overleg met de betreffende organisaties van reders en zeevarenden een beslissing ter zake genomen door de bevoegde autoriteit. In dit kader wordt naar behoren rekening gehouden met de resolutie van de algemene conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar 94e (maritieme) zitting inzake informatie over beroepsgroepen.]1
  Clausule 2.
  In deze overeenkomst wordt verstaan onder :
  a) " arbeidstijd " : de tijd gedurende welke een zeevarende arbeid voor het schip moet verrichten;
  b) " rusttijd " : de tijd buiten de arbeidstijd; korte pauzes vallen niet onder dit begrip;
  c) [1 "zeevarende" : elke persoon die werkzaam is of is gecontracteerd of in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een schip waarop deze overeenkomst van toepassing is;]1
  d) [1 "reder" : eigenaar van het schip of elke andere instelling of persoon, zoals de scheepsuitbater, de agent of de rompbevrachter, aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de uitbating van het schip heeft toevertrouwd en die, bij het opnemen van die verantwoordelijkheid, aanvaard heeft om de taken en verplichtingen die krachtens deze wet aan de reders zijn opgelegd, op zich te nemen, los van het feit dat andere instellingen of personen zich in zijn naam van sommige van die taken of verantwoordelijkheden kwijten.]1
  Clausule 3.
  Binnen de in clausule 5 genoemde grenzen, moet hetzij een maximumarbeidstijd worden vastgesteld die binnen een bepaalde periode niet mag worden overschreden; hetzij een minimumrusttijd die binnen een bepaalde periode moet worden toegekend.
  Clausule 4.
  Onverminderd het bepaalde in clausule 5, is de normale standaardarbeidstijd voor zeevarenden in principe een achturendag, met een dag rust per week en rust op algemene feestdagen. De lidstaten kunnen echter procedures aannemen voor het goedkeuren en registreren van een collectieve arbeidsovereenkomst waarin de normale arbeidstijd van zeevarenden wordt vastgelegd op een basis die niet minder gunstig is dan deze norm.
  Clausule 5.
  [1 De clausules 5, 7, 8 en 9 worden geregeld in artikel 10/1, van het koninklijk besluit van 24 mei 2006 inzake vaarbevoegdheidsbewijzen voor zeevarenden.]1
  Clausule 6.
  [1 1. Nachtdienst door zeevarenden jonger dan 18 is verboden. In deze norm is "nacht" gedefinieerd in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk. De nacht beslaat een periode van ten minste negen uur die niet later dan middernacht begint en niet eerder dan 5 uur 's ochtends eindigt.
   2. De bevoegde autoriteit kan een uitzondering op de strikte handhaving van de nachtdienstbeperking maken wanneer :
   a) de doeltreffende opleiding van de betreffende zeevarenden volgens vastgelegde programma's en roosters daardoor zou worden verstoord, of
   b) de specifieke aard van de taak of een erkend opleidingsprogramma vereist dat de zeevarenden op wie de uitzondering betrekking heeft 's nachts taken uitvoeren en de autoriteit, na overleg met de betreffende organisaties van reders en zeevarenden, bepaalt dat het werk niet schadelijk is voor hun gezondheid of welzijn.
   3. De indienstneming, aanmonstering of tewerkstelling van zeevarenden jonger dan 18 is verboden indien het werk gevaar oplevert voor hun gezondheid of veiligheid. Het soort werk waarvoor dit geldt wordt vastgesteld in nationale wet- en regelgeving of door de bevoegde autoriteit, na overleg met de betreffende organisaties van reders en zeevarenden, in overeenstemming met relevante internationale normen."]1
  Clausule 7.
  [1 ...]1
  Clausule 8.
  [1 ...]1
  Clausule 9.
  [1 ...]1
  Clausule 10.
  1. Bij de vaststelling, goedkeuring of verandering van de sterkte van de bemanning dient er rekening mee te worden gehouden dat excessieve arbeidstijden vermeden of tot een minimum beperkt dienen te worden om voldoende rust te waarborgen en vermoeidheid te beperken.
  2. Als uit de notities of andere bewijsmiddelen blijkt dat inbreuk is gemaakt op de bepalingen inzake arbeids- of rusttijden, dienen maatregelen, waaronder zo nodig ook een verandering in de sterkte van de bemanning van het schip, te worden getroffen om toekomstige overtredingen te voorkomen.
  3. Alle schepen waarop deze overeenkomst van toepassing is, dienen genoegzaam, veilig en doeltreffend bemand te zijn, overeenkomstig het document betreffende de veilige minimumsterkte van de bemanning of een gelijkwaardig document dat door de bevoegde autoriteit is afgegeven.
  Clausule 11.
  Personen beneden 16 jaar mogen niet op een schip werken.
  Clausule 12.
  De reder dient de kapitein de nodige middelen te verstrekken om te voldoen aan de verplichtingen krachtens deze overeenkomst, waaronder die welke verband houden met de voldoende sterkte van de bemanning van het schip. De kapitein dient alle noodzakelijke maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de eisen inzake de arbeids- en de rusttijden van de zeevarenden, die uit deze overeenkomst voortvloeien.
  Clausule 13.
  [1 1. Clausule 13, punt 1 tot en met 12 worden geregeld in artikel 102 en Bijlage XX van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement.
   2. De aard van de uit te voeren medische keuring en de bijzonderheden die in het medisch certificaat dienen te worden vermeld, dienen te worden vastgesteld in overleg met de betreffende organisaties van reders en zeevarenden.
   3. Alle zeevarenden dienen regelmatig een medische keuring te ondergaan. Wachtlopende zeevarenden met gezondheidsproblemen die volgens een arts het gevolg zijn van het feit dat zij nachtarbeid verrichten, dienen, wanneer dat mogelijk is, te worden overgeplaatst naar dagarbeid waarvoor zij geschikt zijn.
   4. De in punt 3 en 4 bedoelde medische keuring is gratis en valt onder het medisch geheim. Keuringen van deze aard kunnen worden uitgevoerd in het kader van het nationale gezondheidsstelsel.]1
  Clausule 14.
  De reders dienen de bevoegde autoriteit op haar verzoek gegevens te verstrekken over wachtlopende zeevarenden en andere 's nachts werkende zeevarenden.
  Clausule 15.
  Zeevarenden dienen de veiligheids- en gezondheidsbescherming te genieten die bij de aard van hun werk past. Voor de veiligheid en de gezondheidsbescherming van de overdag en 's nachts werkende zeevarenden dienen gelijkwaardige veiligheids- en preventieve diensten of voorzieningen aanwezig te zijn.
  Clausule 16.
  [1 Elke zeevarende heeft recht op een betaald verlof. Het aantal dagen betaald verlof wordt berekend op basis van een minimum van 2,5 kalenderdagen per maand dat de zeevarende in dienst is geweest en pro rata voor onvolledige dienstmaanden.]1
  De minimumperiode van betaald verlof mag niet worden vervangen door een geldelijke vergoeding, behalve bij beëindiging van de arbeidsverhouding.
  Gedaan te Brussel, 30 september 1998.
  Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST).
  Associatie van reders van de Europese Gemeenschap.
  (1)<KB 2014-09-30/05, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 20-08-2014>

Art. 1N2.BIJLAGE II, 1. - MODEL ORGANISATIESCHEMA VAN DE WERKZAAMHEDEN AAN BOORD.
  (Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14-03-2003, p. 12766).
  (Wijziging niet opgenomen om technische redenen. <KB 2014-09-30/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 20-08-2014>
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2014-09-30/05, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 20-08-2014>

Art. 2N2.BIJLAGE II, 2. - MODELFORMULIER VOOR DE REGISTRATIE VAN DE WERK- OF RUSTTIJDEN VAN ZEEVARENDEN.
  (Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14-03-2003, p. 12768-12769).
  (Wijzingingen niet opgenomen om technische redenen. <KB 2014-09-30/05, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 20-08-2014>