12 AUGUSTUS 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen (PC 142.02) ressorteren.
Art. 1-7
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen ressorteren.
Art.2. In afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt, wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat, de bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden na te leven opzeggingstermijn vastgesteld op :
1° achtentwintig kalenderdagen wat de werklieden betreft die minder dan vijf jaar anciënniteit in de onderneming tellen;
2° tweeënveertig kalenderdagen wat de werklieden betreft die tussen vijf en minder dan twintig jaar anciënniteit in de onderneming tellen;
3° honderdentwaalf kalenderdagen wat de werklieden betreft die twintig of meer jaar anciënniteit in de onderneming tellen.
Art.3. In geval van opzegging met het oog op brugpensioen gelden de opzeggingstermijnen zoals bepaald in artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art.4. De opzeggingstermijnen die moeten worden nageleefd wanneer de opzegging van de werkman uitgaat, bedragen de helft van de opzeggingstermijnen die overeenkomstig artikel 2 in geval van opzegging door de werkgever moeten worden nageleefd. Daarbij wordt een halve dag naar een lagere eenheid afgerond.
Art.5. De opzeggingen betekend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden.
Art.6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7. Onze Minister van Werkgelegenheid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 12 augustus 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
F. VANDENBROUCKE.