Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

18 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 10 van de wet van 11 december 2003 houdende overname door de Belgische Staat van de wettelijke pensioenverplichtingen van de naamloze vennootschap van publiek recht [Proximus] ten opzichte van haar statutair personeel <Opschrift gewijzigd bij W2015-08-10/26, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB2015-09-11/02, art. 1)>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-12-2003 en tekstbijwerking tot 01-09-2015)



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " de wet " : de wet van 11 december 2003 houdende overname door de Belgische Staat van de wettelijke pensioenverplichtingen van de naamloze vennootschap van publiek recht [1 Proximus]1 ten opzichte van haar statutair personeel.
  2° " [1 Proximus]1 " : de naamloze vennootschap van publiek recht [1 Proximus]1, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 1030 Brussel, Koning Albert II-laan 27;
  3° (" de Pensioendienst " : de Pensioendienst voor de overheidssector) <KB 2006-12-03/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  4° " een compensatiebetaling " : een betaling verschuldigd door [1 Proximus]1 aan (de Pensioendienst) of door (de Pensioendienst) aan [1 Proximus]1 overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van de wet van 11 december 2003 houdende overname door de Belgische Staat van de wettelijke pensioenverplichtingen van de naamloze vennootschap van publiek recht [1 Proximus]1 ten opzichte van haar statutair personeel. <KB 2006-12-03/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  ----------
  (1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>

Art.2. Voor de toepassing van artikel 10 van de wet, wordt de actuele waarde berekend op basis van de volgende actuariële factoren :
  a) een reële intrestvoet van 3,34 pct. per jaar;
  b) de sterftewetten die voortvloeien uit de tafels MR of FR van toepassing op 1 januari 2004, naargelang het rustpensioen toegekend wordt aan een persoon van het mannelijk of vrouwelijk geslacht. Deze tafels zijn vastgesteld met de formule en de constanten zoals bepaald op 1 januari 2004 in bijlage van het koninklijk besluit van 7 mei 2000 betreffende de activiteiten van de voorzorgsinstellingen. De overlijdenskansen in deze tafels worden vanaf 2004 verhoogd met een percentage dat overeenkomt met 21 pct. van deze kansen. Dit percentage van 21 wordt in 2005 met een eenheid verminderd; in elk daaropvolgende jaar wordt het telkens met een bijkomende eenheid verminderd en dat tot 2025.

Art.3.§ 1. Indien [1 Proximus]1 gehouden is een compensatiebetaling te verrichten overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van de wet, zal deze betaling gestort moeten worden aan (de Pensioendienst). <KB 2006-12-03/34, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  Deze betaling zal moeten toekomen bij (de Pensioendienst) : <KB 2006-12-03/34, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  - binnen de 3 maanden die volgen op de kennisgeving bedoeld in artikel 3, § 3, lid 2 van dit besluit, in de hypothese bedoeld in artikel 10, § 2, 1°, van de wet;
  - op 31 december van het jaar waarin de kennisgeving bedoeld in artikel 3, § 4, lid 2 van dit besluit plaatsvindt, in de hypotheses bedoeld in artikel 10, § 2, 2° en 3° van de wet.
  § 2. Indien [1 Proximus]1 niet voldoet aan de verplichtingen bepaald in § 1 van dit besluit, is [1 Proximus]1 van rechtswege nalatigheidsintresten op de niet-gestorte sommen verschuldigd aan (de Pensioendienst). Deze intresten, waarvan het percentage op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke intrestvoet zoals vastgesteld met toepassing van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, beginnen te lopen vanaf de dag die volgt op de uiterste datum van betaling zoals bepaald in § 1. Indien [1 Proximus]1 het bewijs levert dat het niet-storten van de compensatiebetaling binnen de bepaalde termijn toe te schrijven is aan uitzonderlijke omstandigheden, kan de Minister van Pensioenen een vrijstelling verlenen voor de betaling van voormelde nalatigheidintresten. De aanvraag tot vrijstelling moet bij de Minister van Pensioenen toekomen binnen de maand die volgt op de dag waarop [1 Proximus]1 door de Administratie der Pensioenen op de hoogte werd gebracht van het feit dat ze in gebreke is gebleven te voldoen aan de voormelde verplichtingen. <KB 2006-12-03/34, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  § 3. In de hypothese bedoeld in artikel 10, § 2, 1°, van de wet, brengt [1 Proximus]1 de Administratie der Pensioenen op de hoogte van elke wijziging die aangebracht wordt aan het geldelijk statuut van haar statutaire personeelsleden die een verhoging van de pensioenen van haar voormalige statutaire personeelsleden tot gevolg heeft met toepassing van artikel 12 van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector. Deze mededeling vindt plaats binnen de maand na de aanname van de wijziging.
  De Administratie der Pensioenen deelt aan [1 Proximus]1 het bedrag van de compensatiebetaling mee dat verschuldigd is met toepassing van artikel 10, § 2, 1°, van de wet, alsook de nauwkeurige details van de berekening van dit bedrag. Deze kennisgeving vindt plaats binnen de drie maanden volgend op de eerste daadwerkelijke betaling van de pensioensverhoging aan de begunstigden.
  § 4. In de hypotheses bedoeld in artikel 10, § 2, 2° en 3°, van de wet, maakt [1 Proximus]1 aan de Administratie der Pensioenen per betrokkene alle nuttige informatie over voor de berekening van de compensatiebetaling, met inbegrip van de wedde van de betrokkene op 1 januari 2004.
  De Administratie der Pensioenen deelt aan [1 Proximus]1 ten laatste op 1 december het bedrag mee van de compensatiebetaling dat verschuldigd is met toepassing van artikel 10, § 2, 2° en 3° van de wet, alsook de nauwkeurige details van de berekening van dit bedrag. De meegedeelde compensatiebetaling heeft betrekking op de rustpensioenen waarvan de eerste betaling verricht werd in de periode die loopt van 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de kennisgeving plaats vindt tot 31 oktober van het jaar waarin de kennisgeving plaats vindt.
  ----------
  (1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>

Art.4.Indien (de Pensioendienst) gehouden is een compensatiebetaling te verrichten aan [1 Proximus]1 overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § 2, 2° en 3°, van de wet, moet deze betaling toekomen bij [1 Proximus]1 op 31 december van het jaar waarin de kennisgeving bedoeld in artikel 3, § 4, lid 2 van van onderhavig besluit plaats vindt. <KB 2006-12-03/34, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  Deze compensatiebetaling verschuldigd door (de Pensioendienst) wordt gecompenseerd met de compensatiebetaling mogelijk verschuldigd door [1 Proximus]1 aan (de Pensioendienst) op basis van artikel 10, § 2, 2° of 3°, van de wet voor dezelfde periode. <KB 2006-12-03/34, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  De afrekening van deze compensatie wordt overgemaakt aan [1 Proximus]1 ter gelegenheid van de kennisgeving bedoeld in artikel 3, § 4, lid 2 van dit besluit.
  Indien (de Pensioendienst) niet voldoet aan de verplichtingen bepaald in het eerste lid, is (de Pensioendienst) van rechtswege aan [1 Proximus]1 nalatigheidintresten verschuldigd op de niet-gestorte sommen. Deze intresten, waarvan het percentage op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke intrestvoet zoals vastgesteld in toepassing van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, beginnen te lopen vanaf de dag die volgt op de uiterste datum van betaling zoals bepaald in het eerste lid. <KB 2006-12-03/34, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  ----------
  (1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>

Art.5.In de hypothese bedoeld in artikel 10, § 2, 4°, van de wet, brengt [1 Proximus]1 de Administratie der Pensioenen op de hoogte van elke nieuwe regeling van verlof voorafgaandelijk aan de pensionering ingevoerd ten voordele van het statutair personeel van [1 Proximus]1. Deze mededeling vindt plaats binnen de maand na de aanname van deze nieuwe vorm van verlof voorafgaandelijk aan de pensionering.
  Indien, ingevolge de toepassing van het koninklijk besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van de personeelsleden van de overheidsdiensten, [1 Proximus]1 patronale bijdragen heeft gestort overeenkomstig artikel 10, § 2, 4°, van de wet voor perioden van verlof voorafgaandelijk aan de pensionering die niet in aanmerking genomen zijn voor de berekening van het rustpensioen, is (de Pensioendienst) gehouden een compensatiebetaling te verrichten aan [1 Proximus]1. De compensatiebetaling komt overeen met het bedrag van de patronale bijdragen door [1 Proximus]1 gestort voor de perioden van verlof voorafgaandelijk aan de pensionering die niet in aanmerking genomen zijn voor de berekening van het rustpensioen met toepassing van het bovengenoemde koninklijk besluit nr. 442. <KB 2006-12-03/34, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  Deze compensatiebetaling moet toekomen bij [1 Proximus]1 op 31 december en heeft betrekking op de rustpensioenen waarvan de eerste betaling verricht werd in de periode die loopt van 1 november van het jaar dat voorafgaat aan de datum van de compensatiebetaling tot 31 oktober van het jaar van de datum van de compensatiebetaling. De Administratie der Pensioenen deelt aan [1 Proximus]1 ten laatste op de datum van de compensatiebetaling het nauwkeurige detail mee van de berekening van het bedrag van deze betaling.
  Indien (de Pensioendienst) in gebreke blijft te voldoen aan de verplichtingen bepaald in lid 3, is (de Pensioendienst) van rechtswege nalatigheidsintresten op de niet-gestorte sommen verschuldigd aan [1 Proximus]1. Deze intresten, waarvan het percentage op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke intrestvoet zoals vastgesteld in toepassing van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, beginnen te lopen vanaf de dag die volgt op de uiterste datum van de compensatiebetaling zoals bepaald in lid 3. <KB 2006-12-03/34, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  ----------
  (1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>

Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Art. 7.De Ministers die bevoegd zijn voor Overheidsbedrijven en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.