28 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut en de bezoldigingsregeling van de aalmoezenier en de morele consulent bij de Dienst Zeevisserij van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.
HOOFDSTUK I. - Administratief statuut.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Geldelijk stelsel.
Art. 3-6
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 7-10
HOOFDSTUK I. - Administratief statuut.
Artikel 1. De graden van aalmoezenier en van morele consulent worden bij het Ministerie van Middenstand en Landbouw opgericht.
Art.2. § 1. De aalmoezenier wordt op een lijst van twee kandidaten aan de minister die bevoegd is voor de Zeevisserijsector voorgedragen door de bisschop van Brugge.
De morele consulent wordt op een lijst van twee kandidaten aan de Minister die bevoegd is voor de Zeevisserijsector voorgedragen door de Centrale Raad der niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen van België.
§ 2. De aalmoezenier en de morele consulent worden daarna door de Koning benoemd op de voordracht van de Minister die bevoegd is voor de Zeevisserijsector.
HOOFDSTUK II. - Geldelijk stelsel.
Art.3.
§ 1. De jaarwedde van de aalmoezenier en de jaarwedde van de morele consulent in het bezit van een diploma dat toegang geeft tot de in niveau 2+ gerangschikte betrekkingen, wordt vastgesteld in de hierna vermelde weddeschaal :
626 780 - 920 651
3/1 X 12 465
12/2 X 21 373
Kl. 23 j. - N2+ - G.A.
Na negen jaar graadanciënniteit, wordt ze in de hierna vermelde weddeschaal vastgesteld :
713 109 - 1 006 980
3/1 X 12 465
12/2 X 21 373
Kl. 23 j. - N2+ - G.A.
§ 2. De jaarwedde van de aalmoezenier en de jaarwedde van de morele consulent in het bezit van een diploma dat toegang geeft tot de in niveau 1 gerangschikte betrekkingen, wordt vastgesteld in de hierna vermelde weddeschaal :
826 981 - 1 284 690
3/1 X 24 933
10/2 X 38 291
Kl. 24 j. - N1 - G.B.
Na negen jaar graadanciënniteit, wordt ze in de hierna vermelde weddeschaal vastgesteld :
1 018 768 - 1 514 768
3/1 X 24 933
11/2 X 38 291
Kl. 24 j. - N1 - G.B.
§ 3. Bij de berekening van de graadanciënniteit in de hoedanigheid van aalmoezenier of morele consulent, worden de in de betrekking van aalmoezenier of morele consulent in een ministerie of in een openbare dienst behorende tot de federale Staat, tot de Gemeenschappen of tot de Gewesten verrichte diensten in aanmerking genomen.
§ 4. Om de diensten vast te stellen die in aanmerking komen voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen, geldt hetgeen bepaald is in artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, zoals het werd gewijzigd.
Art.4. § 1. De in frank uitgedrukte weddeschaal in artikel 3, § 1, eerste lid, wordt met ingang van 1 januari 2002 vervangen door de hierna vermelde in euro uitgedrukte weddeschaal :
15.537,48 - 22.822,44
3/1 X 309,00
12/2 X 529,83
Kl. 23 j. - N2+ - G.A.
De in frank uitgedrukte weddeschaal in artikel 3, § 1, tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2002 vervangen door de hierna vermelde in euro uitgedrukte weddeschaal :
17.677,52 - 24.962,48
3/1 X 309,00
12/2 X 529,83
Kl. 23 j. - N2+ - G.A.
§ 2. De in frank uitgedrukte weddeschaal in artikel 3, § 2, eerste lid, wordt met ingang van 1 januari 2002 vervangen door de hierna vermelde in euro uitgedrukte weddeschaal :
20.500,33 - 31.846,67
3/1 X 618,08
10/2 X 949,21
Kl. 24 j. - N1 - G.B.
De in frank uitgedrukte weddeschaal in artikel 3, § 1, tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2002 vervangen door de hierna vermelde in euro uitgedrukte weddeschaal :
25.254,60 - 37.550,15
3/1 X 618,08
11/2 X 949,21
Kl. 24 j. - N1 - G.B.
Art.5. De jaarwedden bedoeld in de artikelen 3 en 4 van dit besluit zijn onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel der ministeries. Zij worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art.6. _
§ 1. Onverminderd de statutaire bepalingen van dit besluit, zijn de volgende besluiten zoals zij zijn gewijzigd, van toepassing op de aalmoezenier en op de morele consulent :
1° koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten, toegekend aan de leden van het personeel der ministeries;
2° koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten;
3° koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard, toegekend aan het personeel der ministeries;
4° koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel;
5° koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een lid van het personeel der ministeries;
6° koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning aan het personeel van 's Lands algemeen bestuur van een vakantiegeld;
7° koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt;
8° koninklijk besluit van 18 november 1991 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige instellingen van openbaar nut, in de vervoerkosten van de personeelsleden;
9° koninklijk besluit van 26 november 1997 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries.
§ 2. De bepalingen die de hierboven opgesomde besluiten zouden wijzigen, aanvullen of vervangen, zijn van rechtswege van toepassing op de betrokkenen.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.7. In de gevallen die door de bepalingen van dit besluit niet geregeld zouden zijn, zijn de bepalingen die gelden voor het rijkspersoneel van toepassing, met uitzondering van de volgende :
plichten en onverenigbaarheden;
stage;
persoonlijke aansprakelijkheid;
evaluatie;
schorsing in het belang van de dienst;
tuchtregeling.
Als de houding van de aalmoezenier of de morele consulent niet in overeenstemming is met de eisen van de functie, brengt de Minister tot wiens bevoegdheid de Zeevisserij behoort, binnen zestig dagen vanaf de dag waarop de feiten zich hebben voorgedaan of werden vastgesteld, al naargelang het geval ofwel de bisschop van Brugge ofwel de Centrale Raad der niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen van België op de hoogte.
Art.8. De aalmoezenier en de morele consulent bij het Ministerie van Middenstand en Landbouw zijn onderworpen aan het pensioenstelsel van de openbare sector dat geregeld wordt door de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen. Het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de leeftijd voor de inruststelling van de ambtenaren, de beambten en de dienstpersoneel van de Staat en de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen zijn op hen van toepassing. Zij genieten eveneens van het koninklijk besluit van 22 juli 1924 houdende de bepalingen tot toekenning van de eretitel van hun ambt aan sommige ambtenaren van de rijksbesturen.
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995, uitgezonderd artikel 4.
Art. 10. Onze Minister die bevoegd is voor de Zeevisserijsector is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 november 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Begroting,
J. VANDE LANOTTE
De Minister, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, en belast met Landbouw,
Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK.