3 OKTOBER 2002. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de wijze waarop de ambtenaren die behoren tot het ministerie en sommige openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een mandaat kunnen opnemen bij een instelling van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (NOTA : Opgeheven door BESL2014-03-27/66, art. 513, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2014, voor wat betreft de ambtenaren die onderworpen zijn het statuut zoals bepaald door het BESL2014-03-27/66. Zie ook art. 514)(NOTA : Opgeheven door BESL2014-03-27/67, art. 512, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2014, voor wat betreft de ambtenaren die onderworpen zijn het statuut zoals bepaald door het BESL2014-03-27/67. Zie ook art. 513) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-12-2002 en tekstbijwerking tot 05-06-2014)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Openstelling van de mandaatbetrekkingen bij een instelling.
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - Verlof en administratieve stand van de ambtenaren.
Art. 6-9
HOOFDSTUK IV. - Overplaatsing van de ambtenaren.
Art. 10-11
HOOFDSTUK V. - Situatie inzake personeelsformatie bij het ministerie of de instelling van oorsprong.
Art. 12-14
HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 15-18
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren van het ministerie en de openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedoeld in artikel 2, 3° van dit besluit.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;
2° ministerie : het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
3° instellingen : de hierna vermelde openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
- Centrum voor Informatica voor het Brussels Gewest;
- Brussels Instituut voor Milieubeheer;
- Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, met uitzondering van het operationele personeel;
(- Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel;) <BESL 2004-04-15/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
- Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij;
- Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;
- Gewestelijke vennootschap van de Haven van Brussel;
- Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : (...); <BESL 2006-05-04/64, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 13-05-2007>
4° instelling van oorsprong : de instelling waarvan de ambtenaar deel uitmaakt vóór zijn aanstelling als mandaathouder in een andere instelling;
5° ontvangende instelling : de instelling waar de ambtenaar is aangesteld als mandaathouder
6° ambtenaren : de ambtenaren bedoeld in artikel 1 van dit besluit;
7° statuut van het ministerie : besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
8° statuut van de instellingen van openbaar nut : besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
HOOFDSTUK II. - Openstelling van de mandaatbetrekkingen bij een instelling.
Art.3. De betrekkingen bij een instelling die zijn verbonden aan de graden van rang A5, A4+ en A4, die door de Regering bij mandaat begeven worden, staan open voor de ambtenaren van het ministerie of een andere instelling onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde regels als die bepaald in boek 1, titel IV, hoofdstuk III van het statuut van de instellingen van openbaar nut, artikelen 81 tot 96.
Art.4. De betrekkingen van een instelling bedoeld in artikel 3 kunnen enkel opengesteld worden voor de ambtenaren van het ministerie of een andere instelling op voorwaarde dat voornoemde betrekkingen vacant zijn en dat het totaal aantal betrekkingen ingeschreven in de personeelsformatie van de instelling waar de betrekkingen worden begeven, voor de graden van rang A3 tot A5 op het ogenblik van de vacantverklaring het aantal titularissen van die betrekkingen overtreft.
Art.5. De ambtenaren die aangeworven zijn volgens een bijzondere benoemingswijze of die het voordeel genoten hebben van een eerste benoeming gebaseerd op bepalingen welke afwijken van die voorgeschreven in de personeelsstatuten, kunnen zich niet kandidaat stellen voor de in artikel 3 bedoelde mandaatbetrekkingen gedurende de eerste twaalf jaar na hun aanwerving.
HOOFDSTUK III. - Verlof en administratieve stand van de ambtenaren.
Art.6. Zodra ze zijn aangesteld in een mandaatbetrekking bij een instelling en tot op het ogenblik van hun eerste evaluatie als mandaathouder of hun tweede evaluatie ingeval de eerste evaluatie negatief is, wordt aan de ambtenaren ambtshalve verlof toegekend bij het ministerie of hun instelling van oorsprong naargelang het geval.
Zij kunnen hun aanspraken laten gelden voor de toewijzing van een ander mandaat.
Dit verlof is niet bezoldigd en is voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Art.7. § 1. Tijdens voornoemd verlof geldt voor de ambtenaren het statuut en de bezoldigingsregeling die van toepassing zijn op de ambtenaren van de ontvangende instelling.
Zij verliezen de voordelen van ongeacht welke aard die zij genoten bij het ministerie of de instelling van oorsprong.
Zij behouden echter de voordelen die hen werden toegekend als verworven rechten krachtens wetten of bijzondere reglementeringen voor hun eventuele overplaatsing naar een dienst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
§ 2. De ontvangende instelling vereffent en betaalt de bezoldiging van de ambtenaren, met inbegrip van de toelagen, eventuele vergoedingen en maaltijdcheques waarop zij recht hebben bij de genoemde instelling.
Het ministerie of de instelling van oorsprong bezorgt de ontvangende instelling alle nodige inlichtingen voor de bijwerking van het individueel dossier en het beheer van de wedde.
Art.8. Tijdens de in artikel 6 bedoelde periode ressorteren de ambtenaren onder het hiërarchisch en functioneel gezag van de ontvangende instelling. Zij dienen de arbeidsvoorwaarden na te leven die zijn opgelegd in de instelling en meer bepaald de plichten, onverenigbaarheden, werktijden en verlofregeling.
Tot op het ogenblik van hun nieuwe evaluatie als mandaathouders, behouden zij de laatste evaluatievermelding bekomen in het ministerie of de instelling van oorsprong. Als bij de ontvangende instelling aangestelde mandaathouders zijn zij onderworpen aan de evaluatieregels die gelden voor de mandaathouders van de genoemde instelling.
Art.9. Het verlof van de ambtenaren wordt ambtshalve beëindigd wanneer het mandaat, om een van de volgende redenen tijdens de in artikel 6 bedoeld periode een einde neemt : vrijwillig ontslag van de mandaathouder, in geval van schorsing van de mandaathouder in het belang van de dienst gedurende meer dan zes maanden, in geval van langdurige ziekte van meer dan zes maanden, in geval van terugzetting in graad of in geval van een tweede negatieve evaluatie ".
De ambtenaren worden in dat geval geherintegreerd bij het ministerie of hun instelling van oorsprong en bekleden er de graad die zij voorafgaand aan de uitoefening van het mandaat bekleedden. De duur van het mandaat wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de administratieve en geldelijke anciënniteit.
Zodra ze opnieuw bij hun instelling zijn ingedeeld, herkrijgen de ambtenaren de evaluatie die zij bekwamen vóór de uitoefening van hun mandaat.
HOOFDSTUK IV. - Overplaatsing van de ambtenaren.
Art.10. Vanaf hun eerste positieve evaluatie als mandaathouder bij de ontvangende instelling, worden de ambtenaren ambtshalve overgeplaatst naar de instelling en wordt er ambtshalve een einde gemaakt aan hun verlof bij het ministerie of de instelling van oorsprong.
De overplaatsing van de ambtenaren geschiedt met terugwerkende kracht tot de datum van hun aanstelling als mandaathouders in de ontvangende instelling.
De Regering vaardigt een individueel besluit uit dat in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt in de vorm van een uittreksel. Een kopie wordt ter informatie verstuurd naar het ministerie of de instelling van oorsprong.
Art.11. Voor de overgeplaatste ambtenaren gelden dezelfde statutaire bepalingen en dezelfde bezoldigingsregeling als voor de ambtenaren van de ontvangende instelling. Zij behouden de administratieve en geldelijke anciënniteit die zij verworven hadden vóór hun overplaatsing.
HOOFDSTUK V. - Situatie inzake personeelsformatie bij het ministerie of de instelling van oorsprong.
Art.12. Tijdens de in artikel 6 bedoelde periode wordt de betrekking van de ambtenaar die een mandaat in een instelling heeft gekregen opgenomen in het geheel van de effectieven van rang A3 tot A7 van de personeelsformatie van het ministerie of de instelling van oorsprong.
Art.13. Tijdens de in artikel 6 bedoelde periode kunnen de betrekkingen van rang A3 tot A7 van de personeelsformatie van het ministerie of de instelling van oorsprong enkel vacant worden verklaard indien het totaal aantal ingenomen betrekkingen van deze rangen kleiner is dan het totaal aantal betrekkingen van rang A3 tot A7 van de personeelsformatie.
De betrekkingen van rang A3 die niet vacant kunnen worden verklaard overeenkomstig het eerste lid, kunnen middels hogere functies worden verleend voor de duur van het verlof.
De Regering kan beslissen de betrekkingen van rang A4 tot A7 die niet vacant kunnen worden verklaard overeenkomstig het eerste lid, middels hogere functies te verlenen voor de duur van het verlof.
Deze hogere functies kunnen met 6 maanden verlengd worden ingeval de Regering beslist de bedoelde betrekkingen vacant te verklaren.
Art.14. Na de in artikel 10 bedoelde overplaatsing, kunnen de betrekkingen die de ambtenaren innamen bij het ministerie of de instelling van oorsprong, vacant verklaard worden.
HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.15. Indien de ambtenaren op het ogenblik dat dit besluit in werking treedt, op grond van hun eigen statuut niet bekleed zijn met dezelfde graden als die bepaald in het statuut van de ambtenaren van het ministerie, worden de mandaten van rang A4, A4+ en A5 opengesteld voor de ambtenaren van rang 13 of hoger die minstens over drie jaar graadanciënniteit beschikken.
Art.16. In afwachting dat de Regering de regels in verband met de toekenning van managementbrevetten bepaalt, zijn de ambtenaren die zich kandidaat stellen bij de eerste toewijzing van mandaten vrijgesteld van de verplichting om de in artikel 82 van het statuut van de instellingen van openbaar nut vervatte voorwaarden te vervullen.
Art.17. De ambtenaren van rang 13 of hoger die de beoordeling " goed " of " zeer goed " bekomen hebben of aan wie nog geen beoordeling werd toegekend, worden voor de toekenning van een mandaat verondersteld de beoordeling " voldoende " te hebben.
Art. 18. De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.