18 APRIL 2002. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de vaststelling van langetermijndoelstellingen, streefwaarden en een alarm- en informatiedrempel voor de ozonconcentraties in de lucht (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-06-2002 en tekstbijwerking tot 15-05-2017)
Art. 1
Definities.
Art. 2
Streefwaarden.
Art. 3
Langetermijndoelstellingen.
Art. 4
Eisen ten aanzien van zones waar de ozonniveaus aan de langetermijndoelstellingen beantwoorden.
Art. 5
Verspreiding van bijgewerkte informatie, informatie- en alarmdrempel.
Art. 6
Beoordelingscriteria
Art. 7
Bemonsteringspunten
Art. 8
Referentiemeetmethoden
Art. 9
Indiening van informatie en verslagen.
Art. 10-11
BIJLAGEN.
Art. N1-N8
Artikel 1. Dit besluit heeft tot doel :
1° doelstellingen op lange termijn, streefwaarden, een alarm- en een informatiedrempel voor ozonconcentraties in de lucht vast te stellen teneinde schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu als geheel, te vermijden, te voorkomen of te verminderen;
2° ervoor zorg te dragen dat de ozonconcentraties en in voorkomend geval de concentraties van ozonprecursoren (stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen) in de lucht op basis van gemeenschappelijke methoden en criteria worden beoordeeld;
3° ervoor zorg te dragen dat adequate informatie over ozonconcentraties in de troposfeer wordt verkregen en ter beschikking van de bevolking wordt gesteld;
4° ervoor zorg te dragen dat, wat ozon betreft, de luchtkwaliteit waar deze goed is, op peil wordt gehouden en de luchtkwaliteit in de overige gevallen wordt verbeterd.
Definities.
Art.2.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° " Minister " : de Minister van Leefmilieu
2° " ordonnantie " : de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit;
3° " de Commissie " : de Europese Commissie;
[1 4° " vluchtige organische stoffen " (VOS) : organische stoffen van antropogene en biogene bronnen, uitgezonderd methaan, die onder invloed van zonlicht door reactie met stikstofoxiden fotochemische oxidanten kunnen produceren;
5° " ozonprecursoren " : stoffen die bijdragen tot de vorming van ozon in de onderste luchtlagen, waarvan sommige zijn vermeld in bijlage 6.]1
----------
(1)<BESL 2011-02-10/08, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
Streefwaarden.
Art.3.§ 1. De tegen 2010 te bereiken streefwaarden inzake ozonconcentraties in de lucht zijn de [1 in bijlage 3, deel B]1, vervatte streefwaarden.
§ 2. De Minister stelt een lijst op van de zones waar de ozonconcentraties in de lucht [1 ...]1 hoger zijn dan de in § 1 bedoelde streefwaarden.
§ 3. In de in § 2 bedoelde zones en agglomeraties worden maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat er een plan of programma wordt opgesteld en ten uitvoer gelegd dat ertoe leidt dat vanaf de [1 in bijlage 3, deel B]1, genoemde datum zoveel mogelijk aan de streefwaarde wordt voldaan.
Waar in overeenstemming met artikel 6 van de ordonnantie plannen of programma's met betrekking tot andere verontreinigende stoffen dienen te worden opgesteld of tenuitvoer gelegd, wordt overgegaan tot de opstelling en tenuitvoerlegging van geïntegreerde plannen of programma's voor alle betrokken verontreinigende stoffen. Genoemde plannen of programma's bevatten ten minste de informatie die in artikel 6, § 3, van de ordonnantie is opgenomen en worden ter beschikking gesteld van de bevolking en belanghebbende organisaties zoals milieuorganisaties, consumentenverenigingen, belangenorganisaties van kwetsbare bevolkingsgroepen en andere bij de gezondheidszorg betrokken lichamen.
----------
(1)<BESL 2011-02-10/08, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
Langetermijndoelstellingen.
Art.4.§ 1. De langetermijndoelstellingen inzake ozonconcentraties in de lucht zijn de [1 in bijlage 3, deel C]1, vervatte langetermijndoelstellingen.
§ 2. [1 Lid 1 opgeheven]1
De Minister stelt een lijst op van de zones waar de ozonniveaus in de lucht [1 ...]1 hoger zijn dan de in het eerste lid bedoelde langetermijndoelstellingen, maar lager dan of van hetzelfde niveau als de [1 in bijlage 3]1, vervatte streefwaarden. In dergelijke zones dienen maatregelen ten uitvoer te worden gelegd om zo mogelijk de langetermijndoelstellingen te bereiken.
----------
(1)<BESL 2011-02-10/08, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
Eisen ten aanzien van zones waar de ozonniveaus aan de langetermijndoelstellingen beantwoorden.
Art.5. De Minister stelt een lijst op van de zones waar de ozonniveaus aan de langetermijndoelstellingen beantwoorden. In deze zones worden de ozonniveaus onder de langetermijndoelstellingen gehouden en wordt getracht de met duurzame ontwikkeling en met een hoog beschermingsniveau van milieu en menselijke gezondheid verenigbare optimale luchtkwaliteit op peil te houden.
Verspreiding van bijgewerkte informatie, informatie- en alarmdrempel.
Art.6.§ 1. [1 ...]1
§ 2. De informatie- en de alarmdrempel voor ozonconcentraties in de lucht zijn [1 in bijlage 7]1 vervat. De informatie die bij overschrijding van een van beide drempels aan de bevolking wordt verstrekt, omvat als minimum de gegevens die [1 in bijlage 3 van de ordonnantie]1, zijn vervat. Waar zulks haalbaar is, wordt tevens het nodige gedaan om deze informatie te verstrekken wanneer overschrijdingen van de informatiedrempel of van de alarmdrempel worden voorspeld.
§ 3. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2011-02-10/08, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
Beoordelingscriteria
Art.7.[1 Wanneer, in een zone of agglomeratie de ozonconcentraties tijdens één van de laatste vijf jaar van meting de in bijlage 3 genoemde langetermijndoelstellingen hebben overschreden, voert het Instituut vaste metingen uit.
Wanneer over minder dan vijf jaar gegevens beschikbaar zijn, kan het Instituut ter beantwoording van de vraag of de in het vorige lid bedoelde langetermijndoelstellingen gedurende die vijf jaar zijn overschreden, de resultaten van meetcampagnes van korte duur die zijn uitgevoerd op tijden en plaatsen waar de niveaus naar alle waarschijnlijkheid het hoogst waren, combineren met de gegevens uit emissie-inventarissen en modellering.]1
----------
(1)<BESL 2011-02-10/08, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
Bemonsteringspunten
Art.8.[1 § 1 Het Instituut bepaalt de plaats van de bemonsteringspunten voor ozonmetingen volgens de criteria, aangegeven in de bijlage 4.
§ 2. In elke zone waar de vaste metingen de enige gegevensbron zijn om de luchtkwaliteit te beoordelen, mag het aantal bemonsteringspunten voor vaste ozonmetingen niet kleiner zijn dan het in bijlage 5 genoemde minimumaantal bemonsteringspunten. Deze bepaling is ook van toepassing op het niveau van de volledige agglomeratie.
§ 3. In zones waar de gegevens van bemonsteringspunten voor vaste metingen worden aangevuld met door modellering en/of indicatieve metingen verkregen gegevens, mag het in bijlage 5 genoemde aantal bemonsteringspunten evenwel worden verminderd, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan :
1. de aanvullende methoden leveren voldoende gegevens op voor het beoordelen van de luchtkwaliteit ten aanzien van streefwaarden, langetermijndoelstellingen en informatie- en alarmdrempels.
2. Het aantal in te richten bemonsteringspunten en de ruimtelijke resolutie van de andere technieken volstaan om de concentratie van ozon vast te stellen overeenkomstig de in bijlage 1, deel A genoemde gegevenskwaliteitsdoelstellingen, en maken beoordelingsresultaten mogelijk die voldoen aan de in bijlage 1, deel B genoemde criteria
3. Het aantal bemonsteringspunten in elke zone of agglomeratie is zodanig dat er ten minste één bemonsteringspunt per twee miljoen inwoners is, of ten minste één bemonsteringspunt per 50 000 km2 indien dit criterium een groter aantal bemonsteringspunten oplevert; in elke zone of in de agglomeratie moet zich ten minste één bemonsteringspunt bevinden.
4. Stikstofdioxide wordt gemeten op alle bemonsteringspunten voor ozon.
Deze bepaling is ook van toepassing op het niveau van de volledige agglomeratie.
De resultaten van modellering en/of indicatieve metingen worden in aanmerking genomen bij het beoordelen van de luchtkwaliteit ten aanzien van de streefwaarden.
§ 4. Het Instituut meet het stikstofdioxide op alle bemonsteringspunten voor ozon die vereist zijn krachtens bijlage 5. Deze meting gebeurt continu.
§ 5. In zones waar de concentraties in elk van de laatste vijf jaar van meting beneden de langetermijndoelstellingen lagen, of als deze concentraties in elk van de laatste vijf jaar lager zijn dan de langetermijndoelstellingen voor de gehele agglomeratie, wordt het aantal bemonsteringspunten voor vaste metingen bepaald overeenkomstig bijlage 5.
§ 6. Tenzij een ander Gewest hierin al heeft voorzien, zorgt het Instituut ervoor dat op het grondgebied van het Gewest minimaal één functionerend bemonsteringspunt is geïnstalleerd dat gegevens levert over de concentraties van ozonprecursoren opgesomd in bijlage 6. Indien nodig kiest het Instituut het aantal stations en hun installatieplaatsen waar de ozonprecursoren moeten worden gemeten, rekening houdend met de doelstellingen en de methoden, bedoeld in bijlage 6.]1
----------
(1)<BESL 2011-02-10/08, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
Referentiemeetmethoden
Art.9.[1 Voor de ozonmeting past het Instituut de referentiemethode toe die wordt beschreven in bijlage 2, deel A. Onder de in bijlage 2, deel B omschreven voorwaarden mag het Instituut andere meetmethoden gebruiken.
Het Instituut licht de Europese Commissie in over de methoden die het gebruikt om de in bijlage 6 bedoelde VOS te bemonsteren en te meten.]1
----------
(1)<BESL 2011-02-10/08, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
Indiening van informatie en verslagen.
Art.10.Ter informering van de Commissie dient het Instituut tevens:
1° haar jaarlijks en uiterlijk negen maanden na afloop van elk kalenderjaar de lijsten toe te zenden van de zones als vermeld in artikel 3, § 2, in artikel 4, § 2, en in artikel 5;
2° haar uiterlijk twee jaar na afloop van het jaar waarin overschrijdingen van de streefwaarden voor ozon werden waargenomen, de in artikel 3, § 3, bedoelde plannen of programma's toe te zenden;
3° haar om de drie jaar op de hoogte te stellen van de vorderingen van dergelijke plannen of programma's.
4° elk jaar, haar ten voorlopige titel, over elke maand van april tot en met september, en wel uiterlijk vóór het einde van de volgende maand, de [1 in bijlagen 3 en 7]1 vermelde informatie toe te sturen;
5° elk jaar, haar uiterlijk op 1 juli van het daaropvolgende kalenderjaar, de [1 in bijlagen 3 en 7]1 vermelde gevalideerde informatie toe te sturen;
6. elk jaar, haar uiterlijk negen maanden na afloop ervan, voor dat jaar de gemiddelde jaarconcentraties van de in bijlage VI gespecificeerde ozonprecursoren toe te sturen;
7. haar om de drie jaar en uiterlijk negen maanden na afloop van elke periode van drie jaar, te bezorgen wat volgt:
a. informatie met een overzicht van de ozonniveaus die, naar omstandigheden, voor de in artikel 3, § 2, in artikel 4, § 2, en in artikel 5 bedoelde zones zijn waargenomen of geraamd;
b. informatie over alle krachtens artikel 4, § 2, genomen of geplande maatregelen;
c. informatie over besluiten inzake kortetermijnactieplannen en betreffende de opzet van dergelijke, overeenkomstig artikel 7 uitgewerkte plannen.
----------
(1)<BESL 2011-02-10/08, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
Art.11. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit. Hij bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 6 en 9.
BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage 1. - Gegevenskwaliteitsdoelstellingen
A. Gegevenskwaliteitsdoelstellingen voor de beoordeling van de luchtkwaliteit
Ozon en daarmee samenhangend NO en NO2 | |
Vaste metingen | |
Onzekerheid | 15 % |
Minimale gegevens -vastlegging | 90 % gedurende het zomerseizoen 75 % gedurende het winterseizoen |
Indicative metingen | |
Onzekerheid | 30 % |
Minimale gegevens -vastlegging | 90 % |
Minimale bestreken tijd : | >10 % gedurende het zomerseizoen |
Modelonzekerheid : | |
Uurwaarden | 50 % |
8-uurdemiddelden | 50 % |
Daggemiddelden | - |
Jaargemiddelden | - |
Objectieve raming onzekerheid | 75 % |
Parameter | Vereiste proportie geldige gegevens |
Uurwaarden | 75 % (d.w.z. 45 minuten) |
8-uurwaarden | 75 % van de waarden (d.w.z. 6 uur) |
Hoogste 8-uurgemiddelde per dag van de uurlijks voortschrijdende 8-uurgemiddelden | 75 % van de per uur voortschrijdende 8-uurgemiddelden (d.w.z.18 8-uurgemiddelden per dag) |
AOT40 | 90 % van de uurwaarden gedurende de voor de berekeing van de AOT40 waarde vastgestelde periode (1) |
Jaargemiddelde | 75 % van de uurwaarden gedurende het zomerseizoen (april tot en met september) en 75 % gedurende het winterseizoen (januari tot en met maart, oktober tot en met december), afzonderlijk beschouwd |
Aantal overschrijdingen en maximum-waarden per maand | 90 % van de dagelijkse hoogste 8-uurgemiddelden (27 beschikbare dagwaarden per maand) 90 % van de uurwaarden tussen 8.00 en 20.00 uur Midden-Europese tijd |
Aantal overschrijdingen en maximum-waarden per jaar | 5 van de 6 maanden van het zomerseizoen (april tot en met september) |
Onderwerp | Middelingstijd | Streefwaarde(1) |
Bescherming van de menselijke gezondheid | Hoogste 8-uurgemiddelde van een dag (2) | 120 µg/m3, mag, gemiddeld over drie jaar, niet vaker dan 25 dagen per kalenderjaar worden overschreden (3) |
Bescherming van de vegetatie | Mei tot en met juli | AOT40 (berekend op basis van uurwaarden) 18 000 µg/m3.u, gemiddeld over 5 jaar (3) |
Onderwerp | Middelingstijd | Langetermijndoelstelling |
Bescherming van de menselijke gezondheid | Hoogste 8-uurgemiddelde van een dag gedurende een kalenderjaar | 120 µg/m3 |
Bescherming van de vegetatie | Mei tot en met juli | AOT40 (berekend op basis van de uurwaarden) 6 000 µg/m3.u(3) |
Type station | Doelstellingen van de meting | Representativiteit (1) | Criteria voor de situering op macroniveau |
Stadsgebied | Bescherming van de menselijke gezondheid : beoordelen van de blootstelling van de stadsbevolking aan ozon, d.w.z. daar waar de bevolkingsdichtheid en ozonconcentratie relatief hoog en representatief voor de blootstelling van de bevolking zijn. | Enkele km2 | Buiten bereik van de invloed van plaatselijke emissiebronnen zoals verkeer, benzinestations enz.; locaties met vrije luchtcirculatie, waar goed doorgemengde lucht kan worden bemonsterd; locaties als woongebieden en winkelbuurten in de stad, parken (op afstand van bomen), grote straten of pleinen met weinig of geen verkeer, open terreinen zoals onderw?s-, sport- en recreatiefaciliteiten. |
Voorstads- gebied | Bescherming van de menselijke gezondheid en de vegetatie : beoordeling van de blootstelling van de bevolking en de vegetatie aan de periferie van agglomeraties, waar de hoogste ozonniveaus voorkomen waaraan de bevolking en de vegetatie rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen bloot staan. | Enkele tientallen km2 | Op een bepaalde afstand van het gebied met maximale emissies, benedenwinds bij de heersende windrichting(en) wanneer de omstandigheden ozonvorming in de hand werken; waar bevolking, kwetsbare gewassen of natuur- lijke ecosystemen aan de buitenrand van een agglomeratie aan hoge ozonniveaus worden blootgesteld; |
zo nodig ook enkele voorstedelijke stations bovenwinds van het gebied met maximale emissies, om de regionale ozonachtergrondniveaus te bepalen. |
1-Buteen | Isopreen | Ethylbenzeen | |
ethaan | trans-2-buteen | n-hexaan | m+p-xyleen |
ethyleen | cis-2-buteen | i-hexaan | o-xyleen |
acetyleen | 1,3-butadieen | n-heptaan | 1,2,4-trimethylebenzeen |
propaan | n-pentaan | n-octaan | 1,2,3-trimethylebenzeen |
propeen | i-pentaan | i-octaan | 1,3,5-trimethylebenzeen |
n-butaan | 1-penteen | benzeen | Formaldehyde |
i-butaan | 2-penteen | tolueen | Totaal koolwaterstoffen excl. methaan |
Doel | Middelingstijd | drempel |
Inlichtingen | 1 uur | 180 µg/m3 |
Alarm | 1 uur(1) | 240 µg/m3 |